Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
L.CHA GIMBRÈRE B.V.,
1.De procedure
- de conclusie van antwoord, met producties
- de conclusie van repliek, tevens houdende akte wijziging eis, met producties
- de conclusie van dupliek.
2.De zaak in het kort
3.De feiten
4.Het geschil
€ 17.922,20 dat Gimbrère nog aan Silverbeij moet betalen. Daarnaast heeft zij op vordering van Gimbrère ten onrechte een boete en buitengerechtelijke kosten betaald. Ook dit bedrag moet Gimbrère aan haar terugbetalen.
5.De beoordeling
€ 870.786,27. Daarbij hanteert zij het voorgaande jaar (de maanden maart 2019 tot en met februari 2020) als referentieperiode. In een excelbestand heeft zij alle cijfers die van belang zijn voor de berekening van huurprijsvermindering volgens de vastelastenmethode uitgewerkt. Daarin is ook rekening gehouden met de TVL die zij (uitsluitend) over Q1 van 2021 heeft ontvangen.
Als blijkt dat in een bepaalde maand sprake van een geringe omzetdaling kan dit leiden tot de conclusie dat in die maand niet is voldaan aan de voorwaarde dat het gehuurde als gevolg van de overheidsmaatregelen in verband met corona
niet of slechts in geringe matekon worden geëxploiteerd. In dat geval is de waardeverhouding tussen de wederzijdse prestaties van de verhuurder en de huurder niet in ernstige mate verstoord en bestaat er geen aanleiding om op grond van artikel 6:258 BW de huurprijs te verminderen.
€ 30.572,79 =) € 8.691,76 te veel aan huur heeft betaald. Dit bedrag komt als onverschuldigd betaald voor toewijzing in aanmerking.
€ 300) en buitengerechtelijke kosten (van € 510,90) gevorderd omdat Silverbeij op dat moment niet de volledige huur over de maand mei 2021 had betaald. Volgens Silverbeij is het opleggen van een boete onder de bijzondere omstandigheden van de coronacrisis niet redelijk. Zij vordert daarom om de huurovereenkomst op grond van onvoorziene omstandigheden te wijzigen in die zin dat artikel 25.3 van de Algemene Bepalingen buiten werking wordt gesteld en dat de betaalde boete wordt terugbetaald. Ook vordert zij terugbetaling van de betaalde buitengerechtelijke kosten. Subsidiair stelt zij dat de boete op grond van artikel 6:94 BW moet worden gematigd tot nihil.