ECLI:NL:RBLIM:2023:5426

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 september 2023
Publicatiedatum
12 september 2023
Zaaknummer
ROE 23 / 1776
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake sluiting bedrijfspand op basis van Opiumwet

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, op 12 september 2023, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoekster, een bedrijf uit [plaats], heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Heerlen, die op basis van artikel 13b van de Opiumwet een last onder bestuursdwang heeft opgelegd. Dit houdt in dat het bedrijfspand en de bijbehorende loods voor zes maanden gesloten moeten worden vanwege de aangetroffen goederen die mogelijk gebruikt kunnen worden voor de teelt van hennep. De burgemeester heeft op 31 juli 2023 besloten tot sluiting, na een bestuurlijke controle op 25 mei 2023 waarbij diverse goederen zijn aangetroffen die in verband kunnen worden gebracht met illegale hennepteelt.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De rechter oordeelt dat de burgemeester zich op basis van de aangetroffen goederen en de omstandigheden in en rondom het pand redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat deze goederen bestemd zijn voor beroeps- of bedrijfsmatige hennepkwekerijen. De voorzieningenrechter wijst erop dat de burgemeester bevoegd is om het pand te sluiten op grond van de Opiumwet, ook al zijn de aangetroffen voorwerpen op zichzelf legaal. De rechter concludeert dat de sluiting noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde, gezien de rol van het pand in de keten van drugscriminaliteit.

De voorzieningenrechter benadrukt dat de burgemeester niet verplicht is om te wachten op een strafrechtelijke veroordeling voordat hij bestuursrechtelijke maatregelen kan nemen. De rechter wijst erop dat de burgemeester in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om het bedrijfspand te sluiten, en dat de belangen van de burgemeester zwaarder wegen dan die van verzoekster. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 23/1776

uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 september 2023 in de zaak tussen

[bedrijf] , uit [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. S.J.H.G.M. Schils),
en

de Burgemeester van de gemeente Heerlen, de burgemeester

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen het besluit van de burgemeester om op grond van artikel 13b van de Opiumwet een last onder bestuursdwang op te leggen in de vorm van sluiting van het bedrijfspand en de daarbij behorende loods gelegen aan de [adres] , te [plaats 2] (hierna: het bedrijfspand) voor de duur van zes maanden vanaf 16 augustus 2023.
1.1.
De burgemeester heeft hiertoe besloten bij besluit van 31 juli 2023. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en gelijktijdig verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De burgemeester heeft bericht dat met sluiting wordt gewacht tot de uitspraak van de voorzieningenrechter.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 29 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam] als enig aandeelhouder en bestuurder van verzoekster, [naam 2] , bedrijfsleider van verzoekster, de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigde van de burgemeester.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. De voorzieningenrechter kan een voorziening treffen als is voldaan aan de vereisten die in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staan vermeld. In dit artikel is bepaald dat de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3.1.
De voorzieningen rechter neemt, gelet op wat verzoekster heeft aangevoerd, het spoedeisend belang aan.
Inleiding
4. Op 25 mei 2023 werd op het adres [adres] te [plaats] een bestuurlijke controle uitgevoerd. Tijdens deze bestuurlijke controle werden in het bedrijfspand veel goederen aangetroffen die gebruikt (kunnen) worden bij de teelt van hennep. Daarop is de politie gevraagd ter plaatse te komen en een onderzoek te verrichten.
4.1.
Uit de door de politie opgestelde bestuurlijke rapportage van 30 juni 2023 blijkt dat in het pand en de loods het volgende is aangetroffen:
-in de rubriek ‘belichting’: tijdschakelaars; elektramateriaal (o.a. elektriciteitskabels, stekkerdozen, voorschakelapparatuur); lichtapparatuur (waaronder assimilatielampen, lichtarmaturen, lampen 600 Watt, lampenkappen, LED lampen);
-in de rubriek ‘voeding’: voedingsmiddelen in de hoeveelheden 1 liter, 2 liter, 5 liter en 10 liter van diverse merken (waaronder Plagron en Canna); dompelpompen; stekpoeder; C02 cilinders; waterslangen; korfstekers/waterspinnen; watervaten; maatbekers; kweekschema's van Hortifit a Hy-Pro Terra, met daarin verwerkt de groei- & bloeifase;
- in de rubriek ‘ruimte’: vijverfolie; zwart/wit (reflectie) folie; bamboestokken; groeinetten; plantenpotten in diverse formaten; kweektenten; automatische brandblusser;
-in de rubriek ‘afscherming’: diverse geurbestrijdingsmiddelen zoals geurblokjes; koolstoffilters en filterdoeken;
-in de rubriek ‘ventilatie’: (wand-, muur- en staande) ventilatoren; slakkenhuizen (softboxen); diverse soorten verbindingsstukken (metaal), alsmede slangklemmen, met een ruime diameter; luchtslangen;
- in de rubriek ’verwarming’: elektrische kachels; verwarmingselementen;
-in de rubriek ‘bodem’: substraten (o.a. Canna Coco, en Agra Wool Hydro-X ); stekpluggen; steenwolpluggen; stekkentrays;
-in de rubriek ‘ziektebestrijding’: bestrijdingsmiddelen; insectenbestrijdlng, zoals vangstrips;
-in de rubriek ’verwerking’: diverse knipscharen; (latex) handschoenen in diverse maten; weegschalen; geld telmachines; geld testers; B-Quick Washer (Bubbleator); droogrekken; droognetten; strijkzakken (sealzakken); ponsen; gripzakken; zwarte krimpfolie; kartonnen dozen;
-in de rubriek ‘Co2 suppletie’: Gasflessen;
-in de rubriek ‘meet- en regelapparatuur’: temperatuurmeters; PH/EC-meters en Thermo hygrometers; diverse klimaatregelaars, waaronder een Dimtux evo-controller, Twinmasters inqontrol fan-controllers en mini controllers van het merk Climate; transformatoren.
Volgens de politiemedewerkers is het hen ambtshalve bekend dat deze goederen mede gezien de aard, het samenstel en professionaliteit, worden gebruikt bij de illegale hennepteelt en dat zij deze goederen vaak tegenkomen in illegale hennepplantages.
De politie heeft geconcludeerd dat het vermoeden is ontstaan dat [naam] wist dan wel op zijn minst ernstige redenen had om te vermoeden dat de te koop aangeboden en voorhanden voorwerpen bestemd waren voor de beroeps- of bedrijfsmatig of grootschalige hennepteelt.
4.2.
De burgemeester heeft op basis van deze rapportage gelast het bedrijfspand met ingang van 16 augustus 2023 voor de duur van zes maanden te sluiten en gesloten te houden. Hij heeft die sluiting gebaseerd op artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, in samenhang gelezen met artikel 11a van de Opiumwet [1] en op het Damoclesbeleid Heerlen 2019.
Gronden
5. Verzoekster heeft naar voren gebracht dat sprake is van een voorgeschiedenis op zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk gebied. De burgemeester heeft in 2009 besloten tot sluiting van het bedrijfspand. Verzoekster heeft destijds door middel van het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening bewerkstelligd dat het pand niet gesloten mocht worden (uitspraak voorzieningenrechter 15 april 2009).
In 2015 is het Openbaar Ministerie tot strafrechtelijke vervolging van [naam] overgegaan wegens overtreding van artikel 11a van de Opiumwet. Dat heeft uiteindelijk, op 16 juni 2020, in een hoger beroep bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch geresulteerd in vrijspraak.
5.1.
Verzoekster heeft voor de gronden van de voorlopige voorziening verwezen naar de gronden van het bezwaar. Verzoekster heeft samengevat aangevoerd dat zij niet heeft gehandeld in strijd met artikelen 11a en 13b van de Opiumwet. De in het bestreden besluit opgesomde goederen kunnen ook gebruikt worden voor andere doeleinden in en rondom de tuin en de woning. Verzoekster betwist daarom dat de aangetroffen goederen bestemd zijn voor grootschalige en/of beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt en betwist dat zij wist of ernstige redenen had om te vermoeden dat die goederen daarvoor bestemd waren. Bovendien verkoopt verzoekster veel meer goederen dan alleen de goederen die de burgemeester opsomt. De burgemeester doet aan ‘cherry-picking’ door die andere goederen niet te noemen. De burgemeester laat ook onbesproken dat een deel van de winkelvloer in gebruik is voor de verkoop van bloemen en planten en dat er een DHL-servicepunt in de winkel is gevestigd. De vrijspraak van bestuurder [naam] in 2020 door het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch en de onschuldpresumptie van artikel 6, tweede lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) staan aan sluiting in de weg. In de tenlastelegging van het OM (destijds) komen exact dezelfde goederen voor als de goederen die de burgemeester nu opsomt in het bestreden besluit. De burgemeester maakt misbruik van bevoegdheid c.q. misbruik van recht. De sluiting is niet noodzakelijk en is ook onevenredig, omdat het bedrijfspand niet is gebruikt voor het fabriceren dan wel telen van hennep of drugs en tevens geen drugshandel is gedreven vanuit dit bedrijfspand. Het Damoclesbeleid is wat betreft lokalen waar enkel voorbereidingshandelingen conform artikel 11a van de Opiumwet plaatsvinden, te ver strekkend c.q. te onevenredig. Sluiting is een te verstrekkend middel en zeker bij een eerste constatering. Niet duidelijk is waarom ook het gedeelte waar de bloemenzaak is gevestigd dicht moet; in de bloemenzaak werken twee vakkundige en geschoolde bloemisten en zij zijn afhankelijk van hun baan. Verder werkt in het bedrijfspand nog een derde medewerker die sinds 2013 in dienst is. Deze medewerkers zullen bij sluiting ontslagen moeten worden, maar het is zeer de vraag of daar enige wettelijke basis voor aanwezig is. De kans is zeer groot dat verzoekster gehouden wordt om salaris te blijven voldoen, terwijl er geen prestaties meer tegenover staan. Het actuele bedrijfsbelang van verzoekster dient te prevaleren boven het algemeen belang, omdat het belang dat de burgemeester nastreeft, namelijk tegengaan van drugsproblematiek, niet werkt en daardoor een achterhaald belang is. Hij zou er beter aan doen een drugsbeleid te voeren waar de samenleving verder mee komt en voorstander moeten zijn van het legaliseren van (alle) drugs (en voorbereidingshandelingen).
Slaagt het beroep op de onschuldpresumptie?
6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het beroep op de onschuldpresumptie niet slaagt. [naam] is niet namelijk niet vervolgd voor de feiten die aan de onderhavige sluiting ten grondslag liggen. Die feiten betreffen namelijk de situatie op
25 mei 2023. [naam] is eerder strafrechtelijk vervolgd voor overtreding van artikel 11a van de Opiumwet op of omstreeks 29 april 2015. Reeds daarom kan niet gezegd worden dat de burgemeester – in strijd met de onschuldpresumptie – met het onderhavige besluit twijfels uit over de onschuld van [naam] ten aanzien van het feit waarvan hij is vrijgesproken.
7. De stelling van verzoekster dat sprake is van exact dezelfde goederen op de tenlastelegging destijds en in het onderhavige bestreden besluit, volgt de voorzieningenrechter niet. Een geldtester en een geldtelmachine stonden destijds bijvoorbeeld niet op de tenlastelegging.
8. De bewijslast in het bestuursrecht is bovendien minder streng dan in het strafrecht. In het kader van de onderhavige procedure moet de burgemeester
aannemelijk makendat sprake is van verboden voorbereidingshandelingen (in de zin van artikel 11a van de Opiumwet), terwijl het openbaar ministerie dat in een strafrechtelijke procedure moet
aantonen. De bevoegdheid van de burgemeester is er daarom ook niet van afhankelijk of strafrechtelijke bewezenverklaring van overtreding van artikel 11a van de Opiumwet is gevolgd of had kunnen volgen. [2]
Was de burgemeester bevoegd om het bedrijfspand en de loods te sluiten?
9. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter was de burgemeester bevoegd het bedrijfspand te sluiten. De voorzieningenrechter legt hierna uit hoe zij tot dat oordeel komt.
10. Uit artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, gelezen in samenhang met artikel 11a van de Opiumwet volgt dat de burgemeester bevoegd is tot het opleggen van een last onder bestuursdwang als in een bedrijfspand voorwerpen of stoffen voorhanden zijn, die op zichzelf bezien legaal zijn, maar waarvan gelet op de aard, hoeveelheid en combinatie, al dan niet in samenhang met andere feitelijkheden, kan worden geweten of ernstig worden vermoed dat zij bestemd zijn om in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk in strijd met artikel 3, aanhef en onder b, van de Opiumwet te handelen, zoals door (grootschalige) hennepteelt. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de artikelen 11a en 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet [3] volgt dat de aangetroffen situatie van dien aard moet zijn dat redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de voorhanden voorwerpen gebruikt zullen worden om strafbare voorbereidingshandelingen te plegen. Dat vereist een bestuurlijke beoordeling die kan worden gebaseerd op de feitelijke omstandigheden zoals door de politie vastgesteld. Dan gaat het bijvoorbeeld om de ter plekke aangetroffen situatie, de aard en de hoeveelheid van de in beslag genomen stof, de aangetroffen voorwerpen en stoffen in onderlinge combinatie en andere uit het opsporingsonderzoek blijkende feitelijkheden zoals resultaten van tapgesprekken of observaties.
11. Om bevoegd te zijn op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet is het niet nodig dat alle aangetroffen voorwerpen tegelijk geschikt zijn om een volledige beroeps- of bedrijfsmatige of grootschalige hennepplantage op te zetten. Voldoende is dat de burgemeester aannemelijk maakt dat kan worden geweten of ernstig worden vermoed dat de voorhanden voorwerpen bestemd waren voor het beroeps- of bedrijfsmatig of grootschalig opzetten van een hennepplantage. Ook indien slechts een deel van de voorhanden voorwerpen geëigend is om een beroeps- of bedrijfsmatige (grootschalige) hennepplantage op te zetten, kan de burgemeester bevoegd zijn, mits de voorhanden voorwerpen daartoe bestemd zijn. Zoals ook volgt uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet [4] is van belang of het pand een schakel vormt in de productie of distributie van drugs. [5]
11.1.
De in het bedrijfspand aangetroffen voorwerpen en stoffen zijn op zichzelf bezien legaal. Verzoekster heeft niet weersproken dat met de aangetroffen voorwerpen een professionele hennepplantage kan worden opgebouwd. Verzoekster betwist wel dat de aangetroffen goederen daarvoor waren bestemd. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester zich op grond van de bevindingen uit de bestuurlijke rapportage redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat van de in het pand aangetroffen voorwerpen en stoffen wegens hun aard, hoeveelheid en combinatie in samenhang met andere feitelijkheden, kan worden geweten of ernstig kan worden vermoed dat die bestemd zijn voor beroeps- of bedrijfsmatige of grootschalige hennepkwekerijen. In haar uitspraak van 24 februari 2021 [6] heeft de Afdeling overwogen dat voor de beoordeling of moet worden aangenomen dat aangetroffen voorwerpen beroeps- of bedrijfsmatig zullen worden gebruikt voor de teelt van hennep, de hoeveelheid voorwerpen en de mate van professionaliteit als bedoeld in paragraaf 3.2.1 van de Aanwijzing Opiumwet en de bijbehorende bijlage 1 van belang zijn. Als aan twee of meer indicatoren van hoge professionaliteit is voldaan, kan de professionele aard van de aangetroffen voorwerpen en de bevoegdheid van de burgemeester worden aangenomen. Deze professionaliteitsindicatoren zijn belichting, voeding, ruimte, afscherming, ventilatie, verwarming, bodem, ziektebestrijding, verwerking, plantmateriaal, CO2-suppletie. Deze lijst van 11 indicatoren is niet limitatief.
De politie heeft in de bestuurlijke rapportage de professionaliteitsindicator ‘meet- en regelapparatuur’ toegevoegd.
11.2.
Verzoekster betwist niet dat de in de bestuurlijke rapportage genoemde goederen zijn aangetroffen. De verbalisanten hebben in deze rapportage aan de hand van de Aanwijzing Opiumwet een uitgebreide toelichting gegeven waarom zij menen dat er een aanwijzing is voor professioneel gebruik ten behoeve van hennepteelt. Daarin staat, zoals ook door de burgemeester wordt aangegeven, dat de goederen die aangetroffen zijn, voldoen aan 11 van de 12 professionaliteitsindicatoren zoals benoemd in de Aanwijzing Opiumwet. Dit wordt als zodanig ook niet betwist. Meer in het bijzonder wordt door de verbalisanten vermeld dat grote aantallen voedingsmiddelen zijn aangetroffen, voornamelijk in 5 liter hoeveelheden, van onder andere de merken Aptus, Ata, Atami, BAC, Canna, Ferro, Hesi, Hortifit, Hy-Pro en Plagron, dat hen ambtshalve bekend is dat deze voedingsmiddelen worden gebruikt binnen de illegale hennepteelt en dat het hen ambtshalve bekend is dat de aangeboden voedingsmiddelen (met name de 5 en 10 liter hoeveelheden) niet worden aangeboden bij reguliere tuincentra. Hetzelfde geldt voor onder meer de kweektenten, droognetten, droogrekken, sealbags, weegschalen, geurbestrijdingsmiddelen, geldtesters en geldtelmachines die zijn aangetroffen. Onder meer deze attributen maken aannemelijk dat sprake is van verkoop ten behoeve van bedrijfs- of beroepsmatige (grootschalige) hennepteelt, in plaats van hobbymatige hennepteelt. Dat verzoekster ook andere goederen, die niet zien op bedrijfs- of beroepsmatige hennepteelt, te koop aanbiedt, doet aan het voorgaande niet af. De rechtbank verwijst naar rechtsoverweging 11 van deze uitspraak.
11.3.
De voorzieningenrechter oordeelt dan ook dat de burgemeester, gelet op de aangetroffen situatie, voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de voorhanden voorwerpen gebruikt zullen worden om strafbare voorbereidingshandelingen te plegen en de in het bedrijfspand voorhanden voorwerpen bestemd waren voor het beroeps- of bedrijfsmatig (grootschalig) opzetten van een hennepplantage.
11.4.
De burgemeester is dan ook bevoegd om het bedrijfspand te sluiten. Dit geldt ook voor de bloemenwinkel, die in hetzelfde pand zit en onlosmakelijk verbonden is met het bedrijfspand.
Heeft de burgemeester redelijkerwijs van zijn bevoegdheid gebruik kunnen maken?
12. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester redelijkerwijs gebruikt heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid tot sluiting van het bedrijfspand. De voorzieningenrechter legt hierna uit hoe zij tot dat oordeel komt.
13. In de uitspraak van 2 februari 2022 heeft de Afdeling [7] overwogen dat als de beroepsgronden daartoe aanleiding geven, de bestuursrechter de (uitkomst van de) belangenafweging die ten grondslag ligt aan besluiten zal toetsen aan de norm die is neergelegd in artikel 3:4, tweede lid, van de Awb (het evenredigheidsbeginsel).
14. De voorzieningenrechter volgt verzoekster niet in haar standpunt dat het Damoclesbeleid onevenredig is wat betreft lokalen waarin enkel voorbereidingshandelingen plaatsvinden (in de zin van artikel 11a van de Opiumwet). In het Damoclesbeleid is – kort gezegd – bepaald dat wanneer in een lokaal goederen worden aangetroffen die strafbaar zijn onder artikel 11a van de Opiumwet, die situatie gelijk wordt gesteld met de situatie waarin daadwerkelijk drugs worden aangetroffen. In het geval dat in een lokaal voor het goederen worden aangetroffen bestemd voor de illegale teelt van softdrugs wordt het lokaal op grond van het Damoclesbeleid daarom voor de duur van 6 maanden gesloten, net als wanneer er voor het eerste een handelshoeveelheid softdrugs wordt aangetroffen. Die gelijkstelling acht de voorzieningenrechter niet onevenredig, nu in beide gevallen het lokaal een belangrijke rol vervult in de keten van drugscriminaliteit.
15. Hierna zal de voorzieningenrechter toelichten waarom ook in het (individuele) geval van verzoekster de sluiting evenredig is.
Is de sluiting noodzakelijk?
16. Uit de uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022 volgt dat bij de beoordeling van de noodzaak van een sluiting de vraag aan de orde is of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan, omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. Aan de hand van de ernst en de omvang van de overtreding moet worden beoordeeld in hoeverre sluiting van een pand noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde.
16.1.
De burgemeester heeft gemotiveerd dat gelet op de aangetroffen omstandigheden in en rondom het pand, sluiting van het bedrijfspand noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het bedrijfspand en het herstel van de openbare orde. Er is een grote hoeveelheid goederen ten behoeve van de beroepsmatige/bedrijfsmatige hennepteelt aangetroffen. De burgemeester mag er dan in redelijkheid van uitgaan dat het bedrijfspand een belangrijke rol vervult bij het faciliteren van de grootschalige hennepteelt. Bij zijn oordeel dat sluiting noodzakelijk is, heeft de burgemeester verder kunnen betrekken dat er sprake is van loop van en naar het pand door illegale henneptelers. Bij de controle door een medewerker werd namelijk verklaard dat de goederen voornamelijk aan particulieren worden verkocht en dat aan de gevel van het bedrijfspand een bord ophing met de tekst dat de online bestelde goederen op dit adres kunnen worden afgehaald. Op de website worden dezelfde goederen aangeboden als in de winkel, namelijk goederen die bestemd zijn voor de beroepsmatige/bedrijfsmatige (grootschalige) illegale hennepteelt. Daarom is het des te meer van belang om het pand uit het circuit van drugshandel en drugsproductie te halen. Dat het bedrijfspand zelf niet voor het telen van hennep of drugs is gebruikt en dat geen drugshandel is gedreven vanuit dit bedrijfspand doet aan de noodzaak van sluiting van het pand niet af. Verder ligt het bedrijfspand in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk (Vrieheide-De Stack). In een cirkel met een straal van 800 meter zijn er in de periode januari 2019 tot en met 31 maart 2023 elf handelshoeveelheden harddrugs aangetroffen, twee handelshoeveelheden softdrugs en 41 hennepplantages. Bovendien ligt deze wijk in Heerlen-Noord, een gebied dat door de Rijksoverheid is aangemerkt als een van de zestien stedelijke vernieuwingsgebieden, waarbij de veiligheid en leefbaarheid ernstig in het geding zijn. Verder is de gemeente Heerlen, door ligging in het grensgebied, een aantrekkelijke locatie voor drugscriminelen. Dit alles onderstreept de noodzaak van sluiting van het pand. Dat er wellicht geen overlast is geconstateerd, doet daar niet aan af. [8] Met een sluiting van het bedrijfspand wordt aan de bij dat lokaal betrokken drugscriminelen en buurtbewoners een signaal afgegeven dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit. Met een sluiting wordt ook duidelijk gemaakt dat het bedrijfspand aan het drugscircuit is onttrokken en wordt daarmee ook voorkomen dat er in de toekomst voorbereidingshandelingen ten behoeve van drugshandel zullen plaatsvinden.
16.2.
Uit deze omstandigheden volgt dat de burgemeester het sluiten van het bedrijfspand noodzakelijk mag achten.
Is de sluiting evenredig?
verwijtbaarheid
17. De voorzieningenrechter acht het met de burgemeester aannemelijk dat verzoekster wetenschap had dan wel het ernstige vermoeden moet hebben gehad dat de in het bedrijfspand aanwezige stoffen en voorwerpen bestemd waren voor het illegaal telen of bereiden van drugs. De burgemeester heeft daarbij van belang kunnen achten dat [naam] eerder strafrechtelijke is vervolgd voor overtreding van artikel 11a van de Opiumwet en daardoor weet dat de goederen (kunnen) worden gebruikt voor de illegale hennepteelt. Dat hij is vrijgesproken doet aan die wetenschap niet af. Verzoekster heeft voorts ook niet betwist dat de goederen daarvoor kunnen worden gebruikt. Uit de bestuurlijke rapportage komt verder naar voren dat er bij de bestuurder [naam] en een medewerker sprake is van antecedenten (bezit softdrugs) en bij de bestuurder tevens het prepareren, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoer van softdrugs. Deze veroordelingen betreffen niet de stafbare feiten waarvan [naam] in 2020 door het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch is vrijgesproken. Als eigenaar van het bedrijf en van het pand is [naam] verantwoordelijk voor de aangetroffen situatie in het bedrijfspand. De burgemeester heeft kunnen concluderen dat van geen of verminderde verwijtbaarheid aan de zijde van verzoekster niet is gebleken.
gevolgen
18. Dat sluiting van het bedrijfspand praktische en financiële gevolgen voor verzoekster heeft, is daaraan inherent. Verzoekster heeft niet onderbouwd dat de doorlopende vaste lasten en het (eventueel) doorbetalen van personeel voor zes maanden financieel niet te dragen zijn of dat dan een faillissement dreigt. De burgemeester heeft bij de afweging van de betrokken belangen ook belang kunnen toekennen aan het feit dat verkoopactiviteiten (uitgezonderd de verkoop van producten die hennep/drugs gerelateerd zijn) online en vanuit een ander bedrijfspand van verzoekster kunnen worden voortgezet. Dat heeft verzoekster niet weersproken.
19. De voorzieningenrechter is van gelet op het voorgaande oordeel dat de burgemeester in redelijkheid het algemeen belang bij sluiting van het bedrijfspand (zie hiervoor onder ‘noodzakelijk’) zwaarder heeft kunnen laten wegen dan het belang van verzoekster bij het open blijven van het bedrijfspand. De burgemeester mocht de maatschappelijke belangen bij een sluiting zwaarder laten wegen dan de – met name financiële – belangen van verzoekster. De nadelige gevolgen voor verzoekster zijn niet onevenredig in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester redelijkerwijs gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om het bedrijfspand te sluiten. Van misbruik van die bevoegdheid of van dat recht is geen sprake. Het betoog slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

20. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de burgemeester kan overgaan tot sluiting van het bedrijfspand. De voorzieningenrechter bepaalt dat de burgemeester bij het sluiten van het bedrijfspand rekening houdt met een termijn van twee weken na de dag van deze uitspraak. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.L. Goofers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R.G. Cremers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 september 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 12 september 2023.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.In artikel 13b, eerste lid, aanhef onder b van de Opiumwet staat onder meer dat de burgemeester bevoegd is tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 11a voorhanden is.
2.Zie de uitspraak van de Afdeling van 23 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3378
3.Kamerstukken II 2016/17. 34 763, nr. 3, p. 4 en Kamerstukken II 2017/18, 34 763, nr. 6, p. 5
4.Kamerstukken II 2016/17, 34 763, nr. 3, p. 3
5.Zie de uitspraak van de Afdeling van 31 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2523