Wat vindt de rechtbank
11. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres geen recht heeft op een
WIA-uitkering omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 3 december 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
12. Naar aanleiding van het beroepschrift heeft de arts B&B reden gezien om de FML te wijzigen en een aanvullende beperking aan te nemen op item 3.4: beschermende middelen (FML van 11 oktober 2022). De arbeidsdeskundige B&B heeft in het aanvullend rapport van 26 oktober 2022 geconcludeerd dat deze wijziging de arbeidskundige conclusie in het rapport van 3 mei 2022 niet beïnvloed. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit, gelet op de gewijzigde FML, een gebrek bevat. De rechtbank zal dit gebrek passeren met toepassing van artikel 6:22, van de Algemene wet bestuursrecht, omdat de rechtbank het aannemelijk vindt dat eiseres door dit gebrek niet is benadeeld. Het arbeidsongeschiktheidspercentage is ook met de gewijzigde FML onder 35% gebleven en eiseres heeft de mogelijkheid gehad te reageren op de gewijzigde FML. In het vervolg van deze uitspraak gaat de rechtbank dan ook uit van de FML van 11 oktober 2022.
Medische grondslag van het bestreden besluit
13. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De arts B&B heeft kennisgenomen van het dossier en het bezwaar van eiseres. Hij heeft eiseres gesproken tijdens de hoorzitting. De rechtbank vindt dat de arts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de arts B&B aspecten van de medische situatie van eiseres heeft gemist. De rechtbank zal dat hierna uitleggen.
14. Uit het verslag van de hoorzitting maakt de rechtbank op dat de arts B&B heeft aangegeven een expertise te overwegen. De arts B&B heeft in zijn rapport aangegeven hiervan af te zien, omdat er voldoende informatie aanwezig was om tot een weloverwogen oordeel te komen. In het aanvullende rapport van 10 oktober 2022 heeft de arts B&B erop gewezen dat er al zeer uitgebreid specialistisch onderzoek had plaatsgevonden naar de klachten van eiseres en dat er zonder expertise niet iets gemist wordt. De rechtbank overweegt hiertoe dat het de expertise van een verzekeringsarts – al dan niet in opleiding – is om de juiste en noodzakelijke onderzoeksinstrumenten te kiezen. De arts B&B heeft voldoende gemotiveerd waarom hij van een expertise heeft afgezien. Dat er tijdens de hoorzitting gesproken zou zijn over GBM – wat daar ook van zij – is voor de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het onderzoek, omdat hier niet uit volgt dat de arts B&B aspecten van de medische situatie van eiseres heeft gemist.
15. Anders dan eiseres acht de rechtbank de uitspraak van de CRvB van 23 juni 2021 niet van toepassing op het geval van eiseres. Het uitgangspunt van de genoemde uitspraak is dat in een situatie waarin de medische grondslag gemotiveerd wordt betwist en waarin in de primaire fase geen sprake is geweest van een spreekuurcontact met een geregistreerde verzekeringsarts, dat in de fase van bezwaar de belanghebbende door een (geregistreerde) verzekeringsarts B&B tijdens een spreekuurcontact wordt onderzocht. Eiseres is in de primaire fase fysiek gezien en onderzocht door een geregistreerde verzekeringsarts. Dit uitgangspunt geldt dan ook niet voor de situatie van eiseres.
16. De rechtbank ziet ook verder geen reden om aan te nemen dat de arts B&B fysiek onderzoek had moeten verrichten naar de lichamelijke klachten. Ter zitting heeft eiseres gesteld dat de primaire verzekeringsarts heeft aangegeven dat eiseres niet zou kunnen buigen, torderen, knielen en hurken. Hiervoor zijn echter geen beperkingen aangenomen. Daarom had de arts B&B volgens eiseres moeten onderzoeken of zij hiertoe in staat was. De rechtbank overweegt dat ook hiervoor geldt dat het de expertise van een verzekeringsarts – al dan niet in opleiding – is om bepaalde onderzoeksinstrumenten in te zetten. Het doel van zo’n onderzoek is onder andere het vaststellen van het verlies van lichamelijke structuur of functie ten gevolge van ziekte of gebrek. In het aanvullende rapport van 10 oktober 2022 wijst de arts B&B er terecht op dat de behandelaren van eiseres geen verklaring kunnen geven voor haar klachten. Bovendien geeft eiseres ook zelf aan dat een diagnose of medische oorzaak voor haar klachten ontbreekt. Gelet hierop kan de rechtbank volgen dat de arts B&B een fysiek onderzoek niet nodig heeft geacht, omdat er geen ziekte of gebrek aangewezen kan worden waar de klachten het gevolg van zijn. Verder is de rechtbank niet gebleken van de door eiseres gestelde uitlatingen van de primaire verzekeringsarts.
17. Met betrekking tot het beroep op de uitspraak van de CRvB van 13 mei 2020 merkt de rechtbank op dat in die zaak, anders dan in de zaak van eiseres, de behandelaren een afwijkend standpunt hadden over de mogelijkheden van de belanghebbende. In zo’n geval is het voorgeschreven dat de verzekeringsarts informatie opvraagt bij de behandelaar, maar de rechtbank is niet gebleken van een afwijkend standpunt van de behandelaren van eiseres. Ten aanzien van het dagverhaal oordeelt de rechtbank dat uit het dagverhaal voldoende naar voren komt welke bezigheden en activiteiten eiseres onderneemt en acht de rechtbank de door de arts B&B gebruikte termen ‘redelijk gevuld’ niet misplaatst.
De beoordeling van de belastbaarheid
18. De rechtbank is van oordeel dat de arts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op 3 december 2021 in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. De rechtbank licht dit als volgt toe.
19. De rechtbank kan eiseres niet volgen in haar beroep op het MAOC. De arts B&B heeft er terecht op gewezen dat er diverse beperkingen zijn aangenomen ondanks dat er geen diagnose of objectieve verklaring voor de klachten van eiseres is gevonden. Eiseres heeft ook geen medische informatie ingebracht om dit te (kunnen) weerleggen.
20. Het gegeven dat de bedrijfsarts andere beperkingen heeft aangenomen dan de arts B&B geeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de medische beoordeling. De rechtbank overweegt hiertoe dat een bedrijfsarts zijn beoordeling doet met een ander doel dan het beoordelen van de mate van arbeidsongeschiktheid, namelijk het in kaart brengen van re-integratiemogelijkheden. Daarom kan de rechtbank niet de waarde toekennen aan de beoordeling van de bedrijfsarts die eiseres daaraan toegekend wil zien. Bovendien is een verzekeringsarts - al dan niet in opleiding - niet gehouden tot bijzondere motivering wanneer hij andere beperkingen aanneemt dan een bedrijfsarts.
21. Anders dan eiseres vindt de rechtbank dat de arts B&B voldoende heeft toegelicht waarom een urenbeperking niet aan de orde is. Hij heeft toegelicht dat geen sprake is van een ziekte leidend tot een verstoorde energiehuishouding, energietekort of te groot energieverbruik. In het aanvullende rapport van 10 oktober 2022 heeft hij toegelicht dat er niet gesproken kan worden van een stoornis met verminderde mogelijkheden tot recuperatie. Dit is in overeenstemming met het feit dat er geen structurele slaapmomenten overdag zijn. Ook de door eiseres gebruikte medicatie geeft geen reden voor een urenbeperking, gelet op de minimale recuperatiemomenten. Verder is er geen preventieve reden of verminderde beschikbaarheid door behandeling. De rechtbank kan deze toelichting volgen. De door eiseres op zitting aangehaalde factoren zijn door de arts B&B meegewogen. Voor wat betreft de medicatie overweegt de rechtbank dat het beroep van eiseres op de uitspraak van de CRvB van 25 augustus 2017 niet slaagt. Bij de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling gaat het om de specifieke, individuele situatie van eiseres. Het is de rechtbank niet gebleken dat de situatie van eiseres (volledig) overeenkomt met de situatie zoals in die uitspraak.
22. Eiseres heeft een opsomming gegeven van beperkingen in het sociaal functioneren, de dynamische handelingen en statische houdingen die naar haar inschatting van toepassing zijn. Zij heeft dit niet onderbouwd met medische informatie. De rechtbank overweegt hiertoe dat in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling niet uitsluitend kan worden afgegaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, merkt de rechtbank op dat er geen medisch objectieve onderbouwing is voor verdergaande beperkingen op 3 december 2021.
23. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 3 december 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de arts B&B heeft vastgesteld in de FML van 11 oktober 2022.
24. De rechtbank heeft in het voorgaande geoordeeld dat zij geen reden ziet om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het medische onderzoek of de medische beoordeling. Verder ziet de rechtbank geen reden om aan te nemen dat eiseres onvoldoende mogelijkheid heeft gehad om de bevindingen van de verzekeringsartsen - al dan niet in opleiding - te betwisten. Zij heeft in bezwaar medische informatie ingebracht, die door de arts B&B is betrokken in de beoordeling. In beroep heeft zij geen medische informatie ingebracht, maar zij heeft hiertoe wel de ruimte gehad. Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding om een onafhankelijk deskundige te benoemen zoals eiseres heeft verzocht.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
25. De arbeidsdeskundige B&B heeft bevestigd dat eiseres niet geschikt is voor haar eigen werk als leerling verzorgende, omdat deze functie haar belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige B&B heeft vervolgens functies gezocht die eiseres in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies (en twee reservefuncties) opgeleverd.
- ( SBC-code 111180) Productiemedewerker industrie;
- ( SBC-code 315133) Administratief medewerker;
- ( SBC-code 267053) Wikkelaar.
De reservefuncties betreffen (SBC-code 315100) Administratief ondersteunend medewerker en (SBC-code 315174) Telefonist/medewerker callcenter.
26. De arbeidsdeskundige B&B heeft in zijn rapport en de resultaat functiebeoordeling voldoende uitgelegd waarom deze functies geschikt zijn voor eiseres, waarbij hij ook de knelpunten heeft beoordeeld. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De stelling van eiseres dat zij de functies gezien haar klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite gericht tegen de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen. Dat eiseres ongeveer een jaar na de datum in geding (3 december 2021) is gaan werken als KCC-medewerker en voor die functie ziek is uitgevallen is voor de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de geduide functies. De rechtbank kan hieraan geen betekenis toekennen voor de situatie op de datum in geding. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd dat eiseres in staat is de functies te vervullen.
27. In het aanvullende rapport van 26 oktober 2022 heeft de arbeidsdeskundige B&B toegelicht dat de geduide functies ook passend zijn op grond van de gewijzigde FML van 11 oktober 2022.
28. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiseres op 3 december 2021 met de middelste van de drie geduide functies 70,81% kan verdienen van het loon dat zij verdiende met haar eigen werk, zodat zij voor de overige 29,19% arbeidsongeschikt is.