Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
de coöperatie Kunstcollectief [vestigingsnaam] U.A.,
1.wijlen [gedaagde 1] ,
2.[gedaagde 2] ,
1.Het verloop van de procedure
- de dagvaarding met producties 1 t/m 13;
- de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 13;
- de dagbepaling van de mondelinge behandeling;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 15 december 2021;
- de akte van de curator met productie 14;
- de spreekaantekeningen van de curator;
- de spreekaantekeningen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ;
- het B16-formulier van mr. Gorissen van 10 mei 2023;
- de beslissing van de rolrechter om de zaak van de parkeerrol te halen, te plaatsen op de continuatierol en de vonnisdatum te bepalen op 26 juli 2023;
- het B16-formulier van mr. Zuidema van 5 juni 2023.
2.De feiten
13 december 2010 tot 31 augustus 2012 en van 9 januari 2013 tot 14 januari 2014. [gedaagde 2] was dat in de periode van 28 september 2012 tot 12 december 2014.
gerechtshof ’s-Hertogenbosch bekrachtigd, behoudens de hoofdelijke veroordeling van
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] € 100.000,-- als voorschot aan de curator te betalen, die vernietigd is. Er is geen cassatie ingesteld.
15 december 2021, hebben de oorspronkelijk medegedaagden, voormalig bestuurder [bedrijfsnaam] , en haar bestuurders [naam bestuurder 2] en [naam bestuurder 3] , ook vanwege een regeling gebaseerd op aansprakelijkheid ex artikel 2:138 lid 2 BW, € 85.000,00 betaald aan de boedel.
3.Het geschil
€ 113.930,58 = € 181.149,91.
22 oktober 2019 aansprakelijk zijn, vaststelt op € 181.149,91, althans op een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de door de rechtbank tot en met de beëindiging van het faillissement van Kunstcollectief [vestigingsnaam] vast te stellen salarisbeschikkingen, inclusief verschotten en exclusief btw;
4.De beoordeling
Inleidende overwegingen
gerechtshof te ’s-Hertogenbosch [3] , waarbij [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk veroordeeld zijn tot betaling van het boedeltekort in het faillissement van Kunstcollectief [vestigingsnaam] dat nader opgemaakt moest worden bij staat.
20 juni 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC8974) volgt dat het tekort waarvoor de bestuurder
ingevolge artikel 2:248 lid 1 BW aansprakelijk is, ook bij toepassing van artikel 2:248 lid 5 BW, moet worden begroot op het bedrag van de schulden voor zover die niet door vereffening van de overige baten kunnen worden voldaan. Die begroting behoort te worden gebaseerd op de te
verwachten(cursivering door de rechtbank) (slot)uitdelingslijst aan de hand waarvan immers de omvang kan worden bepaald van de geldsom die naast het overige
boedelactief nog nodig is voor de volledige voldoening van de schuldeisers. Dit arrest van de Hoge Raad is van overeenkomstige toepassing in geval van aansprakelijkheid op grond van artikel 2:138 lid 1 BW waarvan in dit geval sprake is.
“(…)Wij zijn op dit moment niet voornemens de subsidie terug te vorderen. Gezien het faillissement lijkt mij dat ook geen haalbare kaart.(…)”.[gedaagde 1] en [gedaagde 2] vinden dat de curator had bezwaar moeten aantekenen.
18 februari 2014, waarbij Essent aanspraak heeft gemaakt op de betaling van een bedrag van € 16.242,30. Die factuur ziet op de periode van 1 mei 2013 tot 1 november 2013.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet gemotiveerd betwist, zodat van de juistheid daarvan moet worden uitgegaan. Derhalve is het verweer van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] dat gegrond is op de aanmaning van 18 februari 2014 niet relevant.
19 januari 2015 111 keer contant geld is opgenomen via een geldautomaat ten laste van de rekening van Kunstcollectief [vestigingsnaam] , dat een kasboek ontbreekt, dat geen van de bestuurders kan uitleggen waarvoor de kasopnames hebben plaatsgevonden, dat [gedaagde 2] aan het administratiekantoor van Kunstcollectief [vestigingsnaam] verzocht heeft om de jaarrekeningen 2012 en 2013 niet op te stellen en dat het voor dat kantoor onduidelijk was of zij wel of niet de boekhouding voor Kunstcollectief [vestigingsnaam] moest doen.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] aangevoerd dat dit niet mogelijk was voor hen, omdat zij het terugvorderingsbesluit niet kenden aangezien het gericht was aan de curator. De curator heeft gemotiveerd weerlegd dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] geen kennis hadden van het besluit tot terugvordering van de gemeente. Op pagina 3 en 4 van zijn spreekaantekeningen is een tijdlijn opgenomen. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben de juistheid van die tijdlijn niet betwist. Uit die tijdlijn blijkt dat zij binnen de bezwaartermijn geïnformeerd zijn door de
curator. Als zij (zo nodig voorlopig en later aanvullend) bezwaar hadden willen aantekenen, had dat nog tijdig gekund. De rechtbank is daarom van oordeel dat ook de wijze van afwikkeling van het faillissement geen reden voor matiging is.
- op 21 januari 2011 € 30.000,00;
- op 15 februari 2011 € 15.000,00;
- op 23 juni 2011 € 30.000,00;
- op 12 oktober 2012 € 25.000,00.
14 januari 2014 bestuurder geweest van Kunstcollectief [vestigingsnaam] . In de eerste bestuursperiode heeft de gemeente Heerlen € 75.000,00 aan subsidie verstrekt en € 25.000,00 is verstrekt drie maanden voorafgaand aan de tweede bestuursperiode. Dat dit laatste bedrag al was besteed toen [gedaagde 1] weer bestuurder werd, is door hem niet aangevoerd. Het faillissement dateert van 10 februari 2015 [12] . Aangezien de totale duur van de bestuurslidmaatschappen van [gedaagde 1] een flink deel beslaat van de periode vanaf het moment van oprichting tot het moment van het faillissement en de volledige subsidie ter beschikking stond tijdens deze duur, ziet de rechtbank in de tijdsduur dat [gedaagde 1] bestuurder was geen grond voor matiging. [gedaagde 1] blijft dus aansprakelijk voor het volledige boedeltekort.
gronden voor matiging die limitatief genoemd zijn in artikel 2:138 lid 4 BW [13] .
3.760,00;(2,0 punten × tarief € 1.880,00);
[gedaagde 1] (€ 160.868,06 + PM). Uitgaande van het door [gedaagde 2] te betalen bedrag wordt voor hem voor het salaris advocaat berekend op € 1.183,00 x 2 punten = € 2.366,00.
€ 4.149,40. [gedaagde 1] alleen zal veroordeeld worden tot betaling van € 5.543,40 -
€ 4.149,40 = € 1.394,00.
5.De beslissing
overige baten kunnen worden voldaan vast op € 160.868,06, vermeerderd met de door de rechtbank tot en met beëindiging van het faillissement van Kunstcollectief [vestigingsnaam] vast te stellen salarisbeschikkingen inclusief verschotten en exclusief btw;