Beoordeling door de rechtbank
Beroep op betalingsonmacht griffierecht
2. Op 29 september 2021 heeft eiseres bij de rechtbank een verzoek ingediend voor een ontheffing van het betalen van het griffierecht van € 49,-. Uit de verklaring die eiseres heeft overgelegd blijkt dat zij (en haar fiscale partner) niet beschikken over inkomen en/of vermogen. De rechtbank oordeelt dat hieruit blijkt dat eiseres aan de voorwaarden voor ontheffing voldoet. Het verzoek van eiseres wordt daarom toegewezen.
3. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1974. Zij is op 11 juni 2016 naar Zweden geëmigreerd. In Zweden is haar met ingang van 1 december 2018 een invaliditeitspensioen toegekend. De Zweedse uitkeringsinstantie heeft bij het Uwv in maart 2020 een zogenoemd E2015NL formulier opgevraagd. Dit is een Europees formulier ‘gegevens betreffende de loop der verzekering in Nederland’. Het Uwv heeft op dit formulier het uitkeringsverleden van eiseres genoemd en dit formulier op 17 maart 2020 verzonden naar Zweden. Het Uwv heeft vervolgens de aanvraag voor een Nederlandse arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangen en op 24 maart 2020 het formulier ‘Aanvraag beoordeling arbeidsongeschiktheidsuitkering’ naar eiseres gestuurd. Dit formulier heeft eiseres op
20 juli 2020 ingevuld en vervolgens geretourneerd. In dat kader heeft verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 2] dossieronderzoek gedaan en een rapport opgesteld op 15 februari 2021. Het onderzoek was gericht op de vraag of eiseres in aanmerking kan komen voor een WIA-uitkering.
4. Het Uwv heeft vervolgens het primaire besluit van 18 februari 2021 genomen. De aanvraag voor een WIA-uitkering wordt afgewezen. Eiseres is volgens de arts omstreeks
1 januari 2016 ziek geworden, in die zin dat zij vanaf dan duidelijk last krijgt van beperkingen. In het jaar voorafgaand aan haar ziekte had zij geen inkomsten uit arbeid; zij ontving een bijstandsuitkering van de gemeente Maastricht. Eiseres had daarom geen verlies aan verdiencapaciteit. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Daarbij heeft ze onder meer aangegeven dat het haar (ook) om een Wajong-uitkering was te doen.
5. Met het nu bestreden besluit van 31 augustus 2021 is het bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres heeft geen recht op een WIA-uitkering of Wajong-uitkering. Als motivering wordt gegeven dat eiseres niet verzekerd is voor de WIA. De laatste werkzaamheden dateren van 2007, waarna eiseres een WW-uitkering heeft ontvangen tot en met 5 februari 2008. Daarna heeft zij geen werkzaamheden meer verricht. Ten aanzien van de Wajong-uitkering wordt aangegeven dat eiseres op [geboortedatum] 1992 achttien jaar geworden is en dat zij daarna diverse dienstverbanden heeft gehad, waardoor niet gezegd kan worden dat zij geen arbeidsvermogen had.
6. In beroep stelt eiseres zich, kort samengevat, op het standpunt dat zij als gevolg van een falende overheid nooit in aanmerking is gebracht voor een Wajong-uitkering terwijl zij al haar hele leven beperkingen heeft. Zij vraagt het Uwv haar een uitkering toe te kennen per 11 juni 2016; de datum dat zij naar Zweden geëmigreerd is. Eiseres vraagt een schadevergoeding ter hoogte van gemiste uitkering en de toekomstig te missen uitkering van in totaal € 471.173,65. Eiseres meent dat zij onredelijk hard getroffen is en wijst op een uitspraak van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem.
7. In verweer heeft het Uwv zijn motivering met betrekking tot de WIA-uitkering aangepast. Gesteld wordt dat eiseres wel verzekerd was, maar dat de WIA-uitkering terecht afgewezen is, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is; zij heeft geen verlies aan verdienvermogen.
Aanvullend wordt, met een rapport van verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam verzekeringsarts 1] en arbeidsdeskundige bezwaar en beroep [naam arbeidsdeskundige] , nader gemotiveerd dat eiseres op 18-jarige leeftijd en vijf jaar daarna vier uur per dag belastbaar was, één uur aangesloten kon werken, beschikte over basale werknemersvaardigheden en in staat was een taak uit te voeren. Zij komt daarom ook niet in aanmerking voor een Wajong-uitkering.
8. Eiseres heeft vervolgens, samengevat, gesteld dat er sprake is van verkeerde vertalingen vanuit het Zweeds. Zij kan niet voor zichzelf opkomen en daarom heeft zij in 2004 bij de WAO-beoordeling geen bezwaar gemaakt. Zij heeft haar hele leven nooit verdienvermogen gehad. Haar klachten zijn onderschat. Zij is nooit gezien door een arts van het Uwv. Eiseres heeft altijd problemen gehad op werkplekken. De taak die de arbeidsdeskundige heeft beschreven kan zij niet verrichten. Zij heeft verder uitgebreid aangegeven wat er uit de Zweedse onderzoeken gekomen is.
9. De rechtbank overweegt als volgt.
10. De rechtbank stelt allereerst vast dat het Uwv met het bestreden besluit voor het eerst een beslissing heeft genomen over de aanvraag van eiseres voor een Wajong-uitkering. Het bestreden besluit moet op dit punt dus als een primair besluit worden aangemerkt. Op grond van artikel 7:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet er eerst bezwaar worden gemaakt, voordat beroep kan worden ingesteld bij een bestuursrechter. Dit zou betekenen dat de rechtbank het beroepschrift voor wat betreft de Wajong-uitkering formeel zou moeten aanmerken als een bezwaarschrift en naar het Uwv zou moeten toezenden om op te beslissen.
10.1.Ter zitting hebben partijen aangegeven dat zij akkoord gaan met het overslaan van de bezwaarfase. Zodoende wordt het beroepschrift als een rechtstreeks beroep, zoals bedoeld in artikel 7:1a van de Awb,aangemerkt. Daarom zal de rechtbank tevens het beroep tegen de afwijzing van de Wajong-uitkering behandelen.
11. De rechtbank stelt vast dat het zowel bij de WIA-beoordeling als de Wajong-beoordeling gaat om een datum in geding die ligt in het verleden. Bij de Wajong-beoordeling gaat het over de beperkingen van eiseres op 18-jarige leeftijd (dus per [geboortedatum] 1992) en bij de WIA-beoordeling gaat het om de beperkingen van eiseres per
1 januari 2016, dan wel een eerdere datum voor zover eiseres dit aannemelijk zou kunnen maken. Dit betekent dat er sprake is van zogenoemde laattijdige aanvragen. Het is vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) dat het risico dat de medische situatie niet meer met zekerheid is vast te stellen bij een laattijdige aanvraag bij de aanvrager ligt.Hieruit volgt dat het aan eiseres is om, met medisch objectiveerbare stukken, aannemelijk te maken dat zij op 18-jarige leeftijd zodanige beperkingen had dat zij in aanmerking dient te komen voor een Wajong-uitkering dan wel op 1 januari 2016 of zoveel eerder zodanig beperkt is dat zij in aanmerking moet komen voor een WIA-uitkering.
Was het medisch onderzoek zorgvuldig?
12. Eiseres voert aan “
Zij hebben mij voor de gehele procedure sinds de aanvraag door (de) Försäkringskassan niet één keer gecontacteerd en hebben diagnoses gesteld zonder van de feiten op de hoogte te zijn. Al ze zich de moeite genomen hadden het dossier door te kijken of met mij te praten in plaats van redenen te vinden om hun beslissing achteraf goed te praten zouden ze misschien de juiste beslissing hebben kunnen nemen.[…] Wederom wordt een diagnose gesteld zonder met mij te praten of de diagnoses van de Zweedse artsen mee te nemen.”.De rechtbank legt deze beroepsgrond, nu eiseres geen juridisch gemachtigde heeft, zo uit dat eiseres beoogt te betogen dat zij ten onrechte niet gezien is door een (verzekerings)arts bij het Uwv. De rechtbank vat deze grond zo op dat eiseres stelt dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was. Het standpunt van verweerder dat eiseres deze grond niet aangevoerd heeft en dat de rechtbank dit niet ambtshalve mag beoordelen kan de rechtbank dan ook niet volgen.
13. In zijn rechtspraak over de medische beoordeling in arbeidsongeschiktheidszaken heeft de CRvB tot uitdrukking gebracht welke uitgangspunten gelden voor de medische beoordeling in bezwaar. Deze uitgangspunten volgen uit het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (artikelen 3 en 4) en uit de artikelen 3:2 (zorgvuldigheidsbeginsel) en 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
13.1.Welke onderzoeksactiviteiten in bezwaar moeten worden verricht is (onder meer) afhankelijk van de medische situatie van betrokkene, de gronden in bezwaar en de vraag of in de primaire fase sprake is van een gebrek dat moet worden hersteld. Bij betwisting van de medische grondslag in bezwaar is het dus niet (altijd) vereist dat een verzekeringsarts bezwaar en beroep betrokkene onderzoekt op een spreekuur. Afhankelijk van wat in bezwaar in de concrete situatie speelt, kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep er ook voor kiezen gebruik te maken van een of meer andere onderzoeksmogelijkheden, zoals dossieronderzoek, het vragen van een expertise, het opvragen van medische informatie en het bijwonen van de hoorzitting en die keuze waar nodig toelichten. In beroep is het vervolgens aan de bestuursrechter om te bepalen of het onderzoek voldoende zorgvuldig is verricht en of het de conclusies kan dragen.
13.2.De rechtbank neemt in haar oordeel of het medisch onderzoek zorgvuldig was allereerst mee dat de verzekeringsarts zich een beeld moet vormen over (de medische beperkingen in) het verleden. Dit betekent dat er een retrospectieve beoordeling dient plaats te vinden over een tweetal tijdstippen in het verleden. Ter zitting heeft de partner van eiseres namens haar aangegeven dat zij bij een verzekeringsarts had willen aangeven dat het feit dat zij in het verleden gewerkt heeft, niet betekent dat ze ook daadwerkelijk kon werken. Zij heeft dit, gedwongen door haar vader en instanties, wel gedaan maar dit heeft juist meer schade aan haar gezondheid veroorzaakt. Daarbij is namens eiseres ook aangegeven dat zij niet meer beschikt over medische stukken uit het verleden, meer specifiek ten tijde van de hiervoor genoemde data in geding. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank in dit specifieke geval de toegevoegde waarde van een spreekuurcontact niet in. De huidige medische situatie zegt niets over hoe de situatie was in 1992 of in 2016, of zoveel eerder. Daarbij komt dat eiseres ter zitting inhoudelijk alsnog heeft aangegeven wat zij op een spreekuur naar voren had willen brengen en dat dit volgens haar zo voldoende was. De beroepsgrond slaagt niet.
14. De rechtbank overweegt dat het Uwv besluiten over de arbeidsongeschiktheid van iemand mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, zij mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies uit deze rapporten moeten logisch voortvloeien uit de onderzoeksbevindingen. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet voldoen aan deze voorwaarden. Het is niet per se nodig dat eiseres daarvoor medische gegevens aanvoert.
15. Ten aanzien van de inhoudelijke beoordeling van de verzekeringsartsen geldt dat
eiseres niet kan volstaan met de enkele stelling dat zij beperkter is. Een deskundigenbericht is niet nodig, maar nodig is wel dat eiseres medische informatie inbrengt, die twijfel doet ontstaan over de juistheid van de inhoudelijke beoordeling van de verzekeringsartsen. Deze medische informatie kan voor de rechtbank aanleiding zijn om het Uwv op te dragen om nader onderzoek te doen of om een onafhankelijke deskundige te benoemen. De rechtbank heeft eiseres, omdat zij zonder juridisch gemachtigde procedeert, in beroep vóór de zitting schriftelijk gevraagd of er nog medische informatie is, maar eiseres heeft op zitting aangegeven dat deze informatie er niet meer is.
Welke regels zijn van toepassing?
16. Het Uwv hanteert als aanvraagdatum van de Wajong-uitkering 31 maart 2021, omdat eiseres in de gronden van bezwaar tegen de afwijzing van de aanvraag om een WIA-uitkering voor het eerst benoemt dat zij in aanmerking wil komen voor een Wajong-uitkering. Het Uwv betoogt dat er geen enkel ander stuk is aangetroffen waaruit al eerder zou blijken dat het eiseres te doen was om een Wajong-uitkering. De rechtbank is dit met het Uwv eens. Eiseres heeft op het door het Uwv toegezonden formulier ‘Aanvraag beoordeling arbeidsongeschiktheidsuitkering’ aangegeven dat zij in november 2007 gestopt is met werken door ziekte. Deze datum ligt tien jaar na haar 18e verjaardag. Daarnaast heeft zij aangegeven op dit formulier dat zij onderwijs gevolgd heeft. Uit niets volgt dat zij meende dat zij op haar 18e verjaardag geen arbeidsvermogen had en dat zij (dus) voor een Wajong-uitkering in aanmerking wenste te komen. In het bezwaarschrift van 31 maart 2021 komt dit wel duidelijk naar voren. Het Uwv heeft dit terecht als een aanvraag gezien.
16.1.Omdat de eerste aanvraag om een Wajong-uitkering aldus dateert van 31 maart 2021, heeft het Uwv de aanvraag terecht beoordeeld aan de hand van de bepalingen van de Wajong 2015, ook al is eiseres geboren voor 1 januari 1980. Dit volgt uit artikel XXIV van de Invoeringswet nieuwe en gewijzigde arbeidsongeschiktheidsregelingen, zoals dat artikel luidt sinds 18 december 2020. De strekking van het nieuwe achtste lid van dit artikel is dat de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet niet van toepassing is als de eerste aanvraag is gedaan op of na 18 december 2020.
Komt eiseres in aanmerking voor een Wajong-uitkering?
17. Het geschil spitst zich dus toe op de vraag of eiseres op [geboortedatum] 1992, de dag dat zij achttien jaar is geworden, arbeidsvermogen had, en zo ja, of dat arbeidsvermogen op grond van een op de achttiende verjaardag al aanwezige oorzaak, in de periode tot
[geboortedatum] 1997, vijf jaar daarna, alsnog – blijvend – is komen te ontbreken.
17.1.Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 1] heeft in zijn rapport van 19 oktober 2021 onder meer opgeschreven dat op basis van de aanwezige gegevens niet beoordeeld kan worden of er bij eiseres op 31 maart 2021 sprake is van arbeidsvermogen. Het feit dat ze volgens de Zweedse criteria volledig arbeidsongeschikt wordt beschouwd, wil niet zeggen dat er bij haar geen sprake is van arbeidsvermogen zoals dat beoordeeld moet worden in het kader van de Wajong 2015. Dat is verder voor deze beoordeling ook niet relevant. Eiseres heeft in het verleden laten zien dat ze met de onderliggende ontwikkelingsproblematiek die inderdaad ook op haar 18e levensjaar bestond, heeft kunnen werken. Ze heeft een werkverleden van meer dan 10 jaar in Nederland. Er is dus geen verlies van verdienvermogen opgetreden binnen vijf jaar na haar 18e levensjaar. Gezien de frequente opnames die er vanaf de zomer 2016 tot februari 2019 hebben plaatsgevonden is er in die periode in ieder geval geen sprake geweest van arbeidsvermogen. Op haar 18e levensjaar was er bij eiseres sprake van medische problematiek. Eiseres wordt desondanks in ieder geval vier uur per dag belastbaar geacht en kan één uur aaneengesloten werken. In zijn algemeenheid geldt bij deze problematiek dat eiseres is aangewezen op een voorspelbare werksituatie waarbij het voor haar duidelijk dient te zijn wat er van haar verwacht wordt, zo schrijft [naam verzekeringsarts 1] . Er dienen niet regelmatig conflicten gehanteerd te worden. Er zijn beperkte activiteiten te definiëren voor wat betreft het omgaan met stress. Stress kan ontstaan door onverwachte gebeurtenissen.
17.2.De rechtbank heeft geen aanleiding om te oordelen dat de medische beoordeling niet correct is. De vraag die voorligt is in hoeverre eiseres in haar arbeidsvermogen was beperkt op 18-jarige leeftijd en vijf jaar daarna. Daarvan ontbreekt documentatie wat mogelijk (mede) te wijten is aan het feit dat de onderhavige aanvraag laattijdig werd gedaan. Eiseres heeft in beroep geen medische stukken ingebracht die doen twijfelen aan het oordeel van de verzekeringsarts (bezwaar en beroep) en heeft ook aangegeven niet meer over deze gegevens te beschikken. Aan hoe eiseres zelf haar klachten ervaart, komt in de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling geen doorslaggevende waarde toe.
Arbeidsdeskundige beoordeling
17.3.Volgens arbeidsdeskundige [naam arbeidsdeskundige] beschikt eiseres over basale werknemersvaardigheden. Zij wordt in staat geacht (eventueel herhaalde) instructies van de werkgever te begrijpen, te onthouden en uit te voeren en zij is in staat om afspraken met de werkgever na te komen. Eiseres is in het verleden in verschillende dienstverbanden werkzaam geweest, waaronder gedurende ruim een half jaar als administratief medewerker data-invoer bij [naam bedrijf] , zo schrijft [naam arbeidsdeskundige] . Uit het dossier is niet gebleken dat eiseres gedurende dit dienstverband het werk niet naar behoren (op grond van gegeven instructies) heeft uitgevoerd. Tevens is niet naar voren gekomen dat ze de onderling gemaakte afspraken tijdens dit dienstverband niet is nagekomen. Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat eiseres op haar 18e levensjaar én binnen de vijf jaren daarna niet zou beschikken over basale werknemersvaardigheden. Voorts concludeert [naam arbeidsdeskundige] dat eiseres tevens in staat wordt geacht een taak in een organisatie uit te voeren, bijvoorbeeld de taak van ‘Invoeren van gegevens’ (1601).
17.4.Eiseres heeft ter zitting aangegeven dat er een discrepantie is tussen het oordeel van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige. De verzekeringsarts heeft gesteld dat er niet regelmatig conflicten gehanteerd dienen te worden en dat er beperkte activiteiten te definiëren zijn voor wat betreft het omgaan met stress en dat stress kan ontstaan door bijvoorbeeld onverwachte gebeurtenissen. De taak Invoeren van gegevens kan volgens eiseres wel degelijk stresserend zijn, omdat eiseres bijvoorbeeld bij het ontbreken van gegevens zelf op zoek moet gaan hiernaar wat haar wel degelijk stress oplevert. Uit de medische stukken blijkt ook van sociale problematiek en dat eiseres niets kan onthouden.
17.5.De rechtbank begrijpt de zorg van eiseres, maar uit het rapport van de verzekeringsarts volgt niet dat iedere vorm van stress moet worden vermeden. Dat de functie om die reden niet passend is, volgt de rechtbank dan ook niet. Daarbij komt dat de arbeidsdeskundige aangeeft dat er geen sprake is van ernstige cognitieve beperkingen die ervoor zouden kunnen zorgen dat instructies van werkgevers niet begrepen, onthouden of uitgevoerd kunnen worden. De rechtbank leest ook in het rapport van de psychiatrische kliniek uit Zweden (op pag. 10) het volgende:
“Er zijn problemen in de sociale interactie en in de aansluiting bij anderen, maar geoordeeld wordt dat dit samenhangt met haar persoonlijkheid. Geoordeeld wordt dat er geen sprake is van een cognitief onvermogen zoals bij autismespectrumtoestand.”
De rechtbank kan dan ook niet anders dan concluderen dat het Uwv terecht heeft geoordeeld dat eiseres op haar achttiende verjaardag (en in de vijf jaar daarna) vier uur per dag belastbaar wordt geacht, in staat kan worden geacht om één uur aaneengesloten te werken, beschikt over basale werknemersvaardigheden en in staat moet worden geacht een taak uit te oefenen. De regels om in aanmerking te komen voor een Wajong-uitkering zijn heel streng en eiseres voldoet daar niet aan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het Uwv de aanvraag voor een Wajong-uitkering terecht afgewezen heeft.
18. Het Uwv heeft in beroep haar eerder in bezwaar ingenomen standpunt dat eiseres niet verzekerd was gewijzigd en gesteld dat eiseres, net zoals in de primaire fase geoordeeld is, niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering, omdat zij voor minder dan 35% arbeidsongeschikt geacht wordt omdat zij geen verlies aan verdiencapaciteit heeft. Dit betekent dat het Uwv zijn motivering op dit punt in beroep gewijzigd heeft en de motivering in het bestreden besluit gebrekkig was. De rechtbank zal dit gebrek passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb.
18.1.De primaire verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 2] heeft dossieronderzoek gedaan. In zijn rapportage geeft hij aan dat als eerste arbeidsongeschiktheidsdag 1 januari 2016 aangenomen moet worden omdat er in 2016 sprake was van dwangverschijnselen en angst die heeft geleid tot opnames. Eiseres wordt in Zweden volledig arbeidsongeschikt geacht in verband met de diagnoses Asperger, een dwangstoornis en een recidiverende depressie. De arbeidsongeschiktheid bestaat volgens Zweden vanaf [geboortedatum] 1974, wat haar geboortedatum is. Eiseres heeft ruim 11 jaar in Nederland gewerkt, tot november 2007 en heeft daarna een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) gehad en een periode een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) die ook weer beëindigd werd, zo vermeldt [naam verzekeringsarts 2] . Zij heeft van juli 2008 tot haar vertrek naar Zweden in 2016 een bijstandsuitkering gehad. Zij heeft na haar vertrek naar Zweden niet meer gewerkt. Gezien het arbeids- en uitkeringsverleden in Nederland kan er geen eerste arbeidsongeschiktheidsdag gelegd worden in de Nederlands verzekerde periode. De diagnose Asperger werd gesteld in 2018, deze zal ongetwijfeld al aanwezig zijn geweest toen zij nog in Nederland woonde, maar zij heeft ondanks deze diagnose wel langdurig in werk gefunctioneerd waaruit blijkt dat zij ondanks deze aandoening wel tot werken in staat was. In de E213 wordt gemeld dat er in 2016 een debuut van een dwangsyndroom was. Eiseres zelf meldt tussen zomer 2016 en februari 2019 acht keer opgenomen te zijn geweest wegens haar dwangstoornis en spinnenfobie, die zich kennelijk toen uitte.
18.2.Gelet op deze eerste arbeidsongeschiktheidsdag omstreeks 1 januari 2016 wordt door het Uwv aangegeven dat eiseres in het refertejaar (één jaar voorafgaand aan de eerste arbeidsongeschiktheidsdag) geen verlies aan verdiencapaciteit heeft, omdat zij een bijstandsuitkering had.
18.3.De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiseres psychische beperkingen heeft. In geschil is vanaf wanneer deze beperkingen zich hebben geopenbaard. Eiseres stelt al vanaf haar geboorte beperkt te zijn en zij stelt dat zij juist door haar beperkingen dit niet eerder heeft gemeld bij het Uwv. Het Uwv stelt dat eiseres arbeidsongeschikt is vanaf
1 januari 2016. De rechtbank kan zich vinden in het oordeel van de verzekeringsarts. Er zijn geen aanknopingspunten om een eerdere datum te hanteren. Eiseres heeft verder ook geen medische rapporten ingebracht.
18.4.Aan de omstandigheid dat eiseres haar gezondheidstoestand geheel anders ervaart dan de artsen van het Uwv, kan de rechtbank in het kader van de onderhavige beoordeling niet het gewicht toekennen dat eiseres wenst. Het subjectieve oordeel van een verzekerde dat zij niet in staat is haar werk te doen, is niet voldoende voor het aannemen van ongeschiktheid. Evenmin is voldoende dat dit subjectieve oordeel van de verzekerde is ingegeven door wat de behandelend artsen haar gezegd hebben. Bepalend is of de mening van de verzekerde uiteindelijk bevestigd wordt door geneeskundige bevindingen. Pas dan is er volgens vaste rechtspraak van de CRvB sprake van een naar objectieve maatstaven gemeten ongeschiktheid. In de zaak van eiseres kan de rechtbank er niet omheen dat er geen medische stukken zijn, die de stellingen van eiseres onderbouwen.
18.5.De rechtbank is van oordeel dat ook de aanvraag voor een WIA-uitkering terecht afgewezen is.
Onredelijk hard getroffen
19. De uitspraak van de rechtbank Gelderland waarop eiseres in beroep heeft gewezen, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. In dat geval ging het om een uitzonderlijke situatie waarin de rechtbank aanleiding zag om bepaalde wetgeving buiten toepassing te verklaren. In dit geval is het eventueel buiten toepassing laten van wetgeving niet aan de orde.