ECLI:NL:RBLIM:2023:2762

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
26 april 2023
Zaaknummer
ROE 21/938
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeschiktheid rijbewijs door gebruik van benzodiazepinen

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 26 april 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen het besluit van de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, waarbij eisers rijbewijs ongeldig werd verklaard. Eiser was op 29 mei 2020 betrokken bij een eenzijdig ongeval en bleek alcohol te hebben gedronken. Na een onderzoek door een psychiater op 28 september 2020, waarbij eiser ook medicatie gebruikte, werd zijn rijgeschiktheid in twijfel getrokken. De rechtbank oordeelde dat verweerder op goede gronden het rijbewijs van eiser ongeldig heeft verklaard op basis van het gebruik van de benzodiazepinen Zopiclon en Alprazolam, die tot categorie III behoren en een negatieve invloed hebben op de rijvaardigheid. De rechtbank benadrukte dat het dwingendrechtelijk karakter van de relevante wetgeving geen ruimte laat voor afwijkingen in dit geval. Eiser had aangevoerd dat hij de medicijnen niet meer gebruikte ten tijde van de beslissing, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet relevant was voor de besluitvorming. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk kreeg en geen vergoeding van kosten ontving.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/938

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 april 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. H.P. Ruysink),
en

de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen

(gemachtigde: mr. J.J. Kwant).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van 2 december 2020 waarbij eisers rijbewijs ongeldig is verklaard vanaf
9 december 2020.
1.1.
Met het bestreden besluit van 24 februari 2021 op het bezwaar van eiser is verweerder, onder aanpassing van de motivering, bij dat besluit gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 16 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de vader van eiser en de gemachtigde van verweerder. De gemachtigde van eiser is, met bericht van afmelding, niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of verweerder op goede gronden het rijbewijs van eiser ongeldig heeft kunnen verklaren vanaf 9 december 2020. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in de bijlage.
Waar gaat deze zaak over?
4. Eiser is op 29 mei 2020 betrokken geraakt bij een eenzijdig ongeval waarbij zijn auto over de kop is geraakt. Nadat hij zelf de politie heeft gebeld, werd door de politie geconstateerd dat eisers adem rook naar alcohol. Hierop heeft de politie eiser gevorderd mee te werken aan een voorlopig onderzoek uitgeademde lucht. Omdat eiser echter geen ademanalyse kon uitvoeren in verband met een controle in het ziekenhuis, werd aldaar door de dienstdoende forensische arts bloed afgenomen bij eiser. De uitslag betrof 1.83‰. Hierop heeft de politie een proces-verbaal ter zake overtreding artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw 1994) opgemaakt en is het rijbewijs van eiser ingevorderd.
5. Bij besluit van 20 juli 2020 heeft verweerder besloten dat eiser een onderzoek moet laten doen naar zijn alcoholgebruik. Het onderzoek bestaat uit een bloedonderzoek, een lichamelijk onderzoek en een psychiatrisch onderzoek.
6. Voor het onderzoek naar zijn rijgeschiktheid is eiser op 28 september 2020 door psychiater [naam psychiater] gezien. In diens rapport, d.d. 15 oktober 2020, staat dat eiser werd aangehouden in verband met betrokkenheid bij eenzijdig een auto-ongeval. Eiser heeft zelf de politie gebeld. Eiser geeft voorts aan niet te weten waarom het hem “zwart voor de ogen werd”. Verder rapporteert [naam psychiater] dat eiser aangeeft zelf te denken aan de medicatie die hij drie weken eerder kreeg voor nierstenen. Eiser verklaarde verder dat hij wel gedronken had. In twee uur tijd had hij twee grote glazen wodka gedronken en de avond ervoor ongeveer dezelfde hoeveelheid. Eiser wist dat hij teveel gedronken had. Hij was op een ‘mannenfeestje’. Hij is in de auto gestapt omdat hij een bericht kreeg van zijn vriendin dat zij een miskraam had gehad. Eiser is naar eigen zeggen na zijn aanhouding op 29 mei 2020 gestopt met het drinken van alcohol. [naam psychiater] rapporteert vervolgens op basis van het eigen onderzoek en de verklaring van eiser dat op grond van de voorgeschiedenis enige argumentatie bestaat om te komen tot de diagnose alcoholmisbruik en dat het de vraag is of dit bevestigd kan worden bij onderzoek. Noch bij het lichamelijk onderzoek, noch bij het neurologisch onderzoek zijn er geen afwijkingen die op alcoholmisbruik wijzen. Dit is eveneens zo bij het laboratoriumonderzoek. Volgens de DSM classificatie is er geen sprake van alcoholmisbruik, aldus de rapportage. [naam psychiater] geconcludeerd tot alcoholmisbruik in de zin der wet, waarbij het aannemelijk en aantoonbaar is dat eiser na de aanhouding op
29 mei 2020 gestopt is met alcoholmisbruik. Verder vermeldt [naam psychiater] dat eiser medicatie gebruikt.
7. Bij besluit van 2 december 2020 heeft verweerder het rijbewijs van eiser op basis van dit rapport ongeldig verklaard op grond van artikel 134 van de Wvw 1994 en paragraaf 8.8 van de Bijlage bij de Regeling eisen geschiktheid (de Regeling).
8. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Verweerder heeft vervolgens het bestreden besluit genomen. Verweerder heeft in dit besluit overwogen dat, in het kader van de algehele heroverweging in bezwaar, de diagnose alcoholmisbruik niet meer als grondslag wordt gebruikt voor het ongeldig verklaren van eisers rijbewijs. Uit de rapportage komt naar voren dat eiser ten tijde van het onderzoek de medicatie Zopiclon 7,5, 1x per dag 1 tablet gebruikte alsmede Alprazolam 1-2, 2x per dag 1 tablet. Omdat deze middelen een negatieve invloed hebben op de rijvaardigheid wordt eiser op grond daarvan ongeschikt geacht.
9. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Hij brengt naar voren dat hij de genoemde medicijnen gebruikte ten tijde van het onderzoek in september 2020 en niet meer op het moment van het nemen van de beslissing op bezwaar. Het gebruik was overigens maar tijdelijk. Dit had te maken met een eerder ondergane operatie. Eiser gebruikt deze medicijnen nu niet meer. Dat eiser het gebruik niet heeft betwist, is omdat het onderzoek gebaseerd was op eisers vermeende alcoholgebruik en niet op het medicijngebruik. Dat blijkt ook uit de rapportage. Eiser is niet bevraagd ten aanzien van zijn medicijngebruik. Eiser acht het dan ook onzorgvuldig om op basis van deze momentopname te concluderen dat hij niet in staat is om auto te rijden. Dit blijkt ook niet uit de rapportage. Aanvullend breng eiser naar voren dat de bezwaren van eiser tegen het besluit van 22 juni 2021, waarbij hij rijgeschikt werd geacht voor de duur van één jaar, bij besluit van 27 juli 2021 gegrond zijn verklaard. In dit laatste besluit wordt eiser onbeperkt geschikt verklaard. Aan de hieraan ten grondslag liggen rapportage ligt weer een onderzoek naar het alcoholgebruik van eiser ten grondslag. Het medicijngebruik wordt niet genoemd, noch is eiser daarna gevraagd. Overigens is er tot tweemaal toe niet vastgesteld of er sprake was van misbruik van medicijnen.
Wat vindt de rechtbank?
10. Paragraaf 10.5 van de bijlagen van de Regeling luidde, ten tijde van belang, als volgt:
Personen die behandeld worden met barbituraten zijn ongeschikt.
Personen die benzodiazepinen gebruiken met een ernstige of potentieel gevaarlijke invloed op de rijvaardigheid (categorie III) zijn ongeschikt. Personen die – in een therapeutische dosis – benzodiazepinen gebruiken die geen tot matig negatieve invloed hebben op de rijvaardigheid (categorie I en II), kunnen geschikt worden verklaard. Voor middelen uit categorie II geldt dat er bij chronisch gebruik een week na de start van de behandeling ongeschiktheid is.
11. Vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) [1] is dat de bijlage onderdeel van de Regeling is en daarmee een algemeen verbindend voorschrift. Verweerder is niet bevoegd hiervan af te wijken. Voorts blijkt uit de jurisprudentie van de Afdeling [2] dat volgens paragraaf 10.5 van de bijlage in combinatie met paragraaf 10.1 van de bijlage, gebruik van een benzodiazepine, die blijkens de internationaal aanvaarde indeling van rijgevaarlijke medicijnen (de ICADTS-classificatie) is ingedeeld in categorie III, leidt tot ongeschiktheid.
12. Zopiclon en Alprazolam zijn een benzodiazepine en behoren tot de middelen van categorie III (www.rijveiligmetmedicijnen.nl). Vast staat dat eiser ten tijde van het onderzoek op 28 september 2020 beide medicijnen gebruikte. Gelet daarop was verweerder dwingendrechtelijk gehouden het rijbewijs van eiser ongeldig te verklaren. Dat eiser door de psychiater niet expliciet is bevraagd naar zijn medicijngebruik doet hier niet aan af. Ook de stelling van eiser dat hij ten tijde van het nemen van het bestreden besluit de medicijnen niet meer gebruikte kan evenmin afdoen aan de besluitvorming gelet op de ex-tunc toets. De beroepsgrond slaagt derhalve niet.
13. Het voorgaande betekent dat voor verweerder geen mogelijkheid bestaat om in een geval waarin een medicijn wordt gebruikt dat behoort tot categorie III anders te oordelen dan dat eiser ongeschikt moet worden geacht voor het besturen van motorrijtuigen. De uitkomst van het onderzoek van de psychiater is hierbij niet relevant en kan het oordeel dat eiser wel of niet geschikt is niet beïnvloeden of anders maken. Ook de stelling van eiser dat hij niet bevraagd is naar zijn medicijnengebruik en dat dit maar tijdelijk was, kan, alhoewel de rechtbank begrijpt dat het voor eiser belangrijk is dit naar voren te brengen, eveneens niet leiden tot een ander oordeel. Overigens is eiser met het besluit van 27 juli 2021 onbeperkt rijgeschikt geacht omdat hij inderdaad heeft aangetoond de genoemde medicatie niet meer te gebruiken.
14. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eiser terecht ongeschikt heeft verklaard gelet op paragraaf 10.5 van de bijlage van de Regeling eigen geschiktheid 2000 en eisers rijbewijs gelet op het dwingendrechtelijk karakter van artikel 134 van de WVW en artikel 27 van de Regeling terecht ongeldig verklaard.
15. Hetgeen eiser verder nog naar voren heeft gebracht ten aanzien van het besluit van verweerder van 27 juli 2021 kan evenmin leiden tot een ander oordeel nu dit besluit in dit geding niet ter beoordeling voorligt.

Conclusie en gevolgen

16. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proces- en/of onkosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.D. Kock, rechter, in aanwezigheid van
mr. Y.M.H. Simonis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 april 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 26 april 2023.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Wegenverkeerswet 1994
Op grond van artikel 134, eerste en derde lid in samenhang met artikel 131, eerste en tweede van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) stelt verweerder, na ontvangst van de bevindingen van de deskundige of deskundigen, de uitslag van het onderzoek naar de rijvaardigheid of geschiktheid vast. Indien verweerder van oordeel is dat de vastgestelde uitslag van het onderzoek grond oplevert voor ongeldigverklaring van het rijbewijs deelt verweerder het voornemen tot ongeldigverklaring mede aan de houder, tevens onder mededeling van de bevoegdheid van de betrokkene om binnen twee weken een tweede onderzoek te verlangen.
Regeling eisen geschiktheid 2000
Op grond van artikel 27 van de Regeling - ten tijde van belang - besluit verweerder tot ongeldigverklaring van het rijbewijs, bedoeld in artikel 134, derde lid, van de Wegenverkeerswet, indien de uitslag van het onderzoek, respectievelijk de onderzoeken, inhoudt dat betrokkene niet voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijk en geestelijke geschiktheid voor het besturen van een of meer categorieën motorrijtuigen.
In artikel 2 van de Regeling eisen geschiktheid 2000 is bepaald dat de eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen worden vastgesteld overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage.
Paragraaf 10.5 van de bijlage bij de Regeling eigen geschiktheid 2000 bepaalt het volgende.
Personen die behandeld worden met barbituraten zijn ongeschikt.
Personen die benzodiazepinen gebruiken met een ernstige of potentieel gevaarlijke invloed op de rijvaardigheid (categorie III) zijn ongeschikt. Personen die – in een therapeutische dosis – benzodiazepinen gebruiken die geen tot matig negatieve invloed hebben op de rijvaardigheid (categorie I en II), kunnen geschikt worden verklaard. Voor middelen uit categorie II geldt dat er bij chronisch gebruik een week na de start van de behandeling ongeschiktheid is.

Voetnoten

1.Zie bv de uitspraak van de Afdeling van 10 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:483
2.bijvoorbeeld uitspraak van 9 mei 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW5246, en uitspraak van 12 maart 2014, ECLI:NL:RVS:2014:876