ECLI:NL:RBLIM:2023:24

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 januari 2023
Publicatiedatum
3 januari 2023
Zaaknummer
ROE 21/1547
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de schending van de inlichtingenplicht bij de aankoop van een auto door een bijstandsontvanger

In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg op 3 januari 2023, wordt het beroep van eiseres tegen een waarschuwing van het dagelijks bestuur van de intergemeentelijke sociale dienst Brunssum Landgraaf (ISDBOL) beoordeeld. Eiseres, die sinds 27 augustus 2018 een uitkering ontvangt op grond van de Participatiewet, had niet gemeld dat zij sinds 21 september 2020 in het bezit was van een andere auto, een Opel Corsa, die zij had geruild voor haar oude auto, een Seat Arosa. Het dagelijks bestuur had eiseres een waarschuwing opgelegd wegens schending van de inlichtingenplicht, maar eiseres betwistte dit en stelde dat de waarde van de nieuwe auto gelijk was aan de waarde van de oude auto, waardoor haar vermogen niet was veranderd.

De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is. De rechtbank stelt vast dat de aanschafwaarde van de Opel Corsa overeenkomt met de verkoopopbrengst van de Seat Arosa, wat betekent dat er sprake is van een vervangingsvermoeden. Dit houdt in dat eiseres niet verplicht was om de aankoop van de auto te melden, omdat de waarde van haar vermogen niet was gewijzigd. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van het dagelijks bestuur en herroept het primaire besluit, waardoor eiseres gelijk krijgt. Tevens wordt het dagelijks bestuur veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 2.868,-.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor het dagelijks bestuur om zorgvuldig te toetsen of een wijziging in de situatie van een bijstandsontvanger daadwerkelijk invloed heeft op het recht op bijstand. De rechtbank concludeert dat in dit geval geen schending van de inlichtingenplicht heeft plaatsgevonden, en dat eiseres recht heeft op terugbetaling van het griffierecht en vergoeding van haar proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/1547

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 03 januari 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. B.J.J. Schins),
en
het dagelijks bestuur van de intergemeentelijke sociale dienst Brunssum Landgraaf (ISDBOL), het dagelijks bestuur,
(gemachtigde: mevr. W.M.J. Michiels).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen een waarschuwing van het dagelijks bestuur.
1.1.
Met het besluit van 25 januari 2021 (verzonden 26 januari 2021), na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 10 mei 2021, heeft het dagelijks bestuur eiseres een waarschuwing gegeven, omdat eiseres de inlichtingenplicht heeft geschonden. Reden daarvoor is dat eiseres niet aan het dagelijks bestuur heeft gemeld sinds 21 september 2020 in het bezit te zijn van een andere auto. Eiseres is een waarschuwing opgelegd, omdat geen sprake is van te veel verstrekte bijstand.
1.2.
Eiseres heeft tegen het besluit beroep ingesteld. Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 30 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigden van partijen.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres ontvangt vanaf 27 augustus 2018 een uitkering op grond van de Participatiewet (Pw) naar de norm voor een alleenstaande onder aftrek van inkomsten uit een uitkering en toeslag van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en toeslag (WIA).
2.1.
Naar aanleiding van een signaal dat eiseres sinds 21 september 2020 een auto van het merk Opel Corsa met kenteken [kenteken 1] op naam heeft staan, heeft het dagelijks bestuur een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de uitkering van eiseres. In dat kader is eiseres verzocht het aankoopbewijs van de Opel Corsa te overleggen en een bewijsstuk van de eventuele financiering van de auto. Eiseres heeft het dagelijks bestuur daarop per brief geïnformeerd vanwege haar reumatische klachten de Seat Arosa met het kenteken [kenteken 2] (haar oude auto) te hebben geruild tegen de Opel Corsa van een vriend. In tegenstelling tot haar oude auto heeft de Opel Corsa stuurbekrachtiging en elektrische ramen waardoor het autorijden voor eiseres minder pijnlijk is. Het betreft een ruil met gesloten beurzen. De vriend heeft de Seat Arosa voor € 1.000,- verkocht en vanwege de schade en het achterstallig onderhoud is dat ook de reële waarde van de Opel Corsa. Omdat het vermogen van eiseres er niet op voor- of achteruit is gegaan, meende zij het dagelijks bestuur hierover niet op voorhand te moeten informeren.
2.2.
Met een besluit van 4 januari 2021 heeft het dagelijks bestuur eiseres meegedeeld dat haar uitkering ongewijzigd wordt voortgezet en dat de aankoop (ruil) van de Seat Arosa voor de Opel Corsa niet van invloed is op haar vermogen. Daarbij is eiseres tevens meegedeeld dat zij een boete kan krijgen, omdat zij zich niet aan de inlichtingenplicht heeft gehouden door de wijziging niet of niet op tijd aan het dagelijks bestuur te melden.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of het dagelijks bestuur eiseres terecht een waarschuwing heeft opgelegd vanwege schending van de inlichtingenplicht. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. Eiseres voert in beroep – samengevat – aan dat haar ten onrechte een waarschuwing is gegeven wegens schending van de inlichtingenplicht. Eiseres heeft haar oude auto, een Seat Arosa, geruild voor een Opel Corsa. Omdat de auto’s dezelfde waarde hebben en haar vermogen daardoor niet wijzigt, heeft zij de aanschaf van de Opel Corsa niet bij het dagelijks bestuur hoeven melden. Het dagelijks bestuur had ook eerst kunnen toetsen of eiseres de aanschaf van de auto had moeten melden, aangezien niet iedere aanschaf een meldplicht kent
6. Het dagelijks bestuur heeft zich op het standpunt gesteld dat het eiseres redelijkerwijs duidelijk had moeten zijn dat de aankoop en het op naam zetten van een auto van invloed kan zijn op het recht op bijstand, zodat zij daarvan onverwijld melding had moeten doen bij het dagelijks bestuur. De leeftijd van de auto en de omstandigheid dat de gestelde waarvan van de auto de grens van het vrij te laten vermogen niet te boven gaat, doen daar niet aan af. [1]
Is de inlichtingenplicht geschonden?
7. Het betoog van eiseres dat de inlichtingenplicht in dit geval niet is geschonden, omdat de aanschafwaarde van de Opel Corsa overeenkomt met de verkoopopbrengst/inruilwaarde van de Seat Arosa en dus niet van invloed is op haar vermogen, slaagt.
8. Ingevolge artikel 17, eerste lid, van de Pw doen de belanghebbenden aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hen redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand.
9. Ingevolge artikel 34, eerste lid, aanhef en onder a, van de Pw, voor zover hier van belang, wordt onder vermogen verstaan: de waarde van de bezittingen waarover de alleenstaande of het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken, verminderd met de aanwezige schulden. Dit ziet, gelet op artikel 11, eerste lid, van de Pw, op het vermogen als middel waarover de betrokkene kan beschikken om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien.
10. Op dit uitgangspunt zijn uitzonderingen van toepassing. Zo is in artikel 34, tweede lid, aanhef en onder a, van de Pw bepaald dat niet als vermogen wordt aangemerkt: bezittingen in natura die naar hun aard en waarde algemeen gebruikelijk zijn, dan wel gelet op de omstandigheden van persoon en gezin noodzakelijk zijn. Indien de betrokkene toch overgaat tot de verkoop van een bezitting als bedoeld in artikel 34, tweede lid, aanhef en onder a, van de Pw (vrijgelaten bezitting) valt de opbrengst van die verkoop niet onder de uitzonderingsbepaling.
11. De uitzonderingsbepaling ziet op – naar aard en waarde – algemeen gebruikelijke, dan wel in het specifieke geval noodzakelijke, gebruiksgoederen. Dit rechtvaardigt het vermoeden dat een dergelijk gebruiksgoed, na verkoop ervan, wordt vervangen, dan wel dat met de verkoopopbrengst een ander, soortgelijk, gebruiksgoed wordt aangeschaft (vervangingsvermoeden). In beginsel moet het er daarom voor worden gehouden dat de verkoopopbrengst van een vrijgelaten bezitting voor de betrokkene niet beschikbaar is om in andere noodzakelijke bestaanskosten te voorzien. Als uitgangspunt heeft dus te gelden dat de verkoopopbrengst van een vrijgelaten bezitting niet is aan te merken als een bezitting waarover de alleenstaande of het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken in de hiervoor bedoelde zin.
12. Gelet op het vervangingsvermoeden en de hiervoor beschreven gevolgen daarvan, moet het er verder voor worden gehouden dat het de betrokkene die een vrijgelaten goed verkoopt redelijkerwijs niet zonder meer duidelijk kan zijn dat de opbrengst daarvan van invloed kan zijn op het recht op bijstand. De betrokkene is daarom niet ingevolge de op haar rustende inlichtingenverplichting gehouden uit eigen beweging een dergelijke verkoop bij het dagelijks bestuur te melden. [2]
13. De omstandigheid dat in dit geval onbetwist is dat de aanschafwaarde van de
Opel Corsa overeenkomt met de verkoopopbrengst/inruilwaarde van de Seat Arosa en dus niet van invloed is op het vermogen van eiseres, maakt dat sprake is van een vervangingsvermoeden en dus de vaste rechtspraak over de aankoop van een auto – in dit geval – niet van toepassing is. Een algemeen gebruikelijk gebruiksgoed, in dit geval een auto, wordt na verkoop (met gesloten beurzen) vervangen door eenzelfde gebruiksgoed. Vanwege het vervangingsvermoeden was eiseres daarom in beginsel niet verplicht deze aankoop uit eigen beweging te melden. Dat het dagelijks bestuur naar aanleiding van deze aankoop een onderzoek heeft ingesteld, maakt weliswaar dat eiseres verplicht was de gevraagde inlichtingen te verstrekken, maar niet dat zij ingevolge de op haar rustende inlichtingenverplichting gehouden was uit eigen beweging de aankoop van de auto bij het dagelijks bestuur te melden.
14. Gelet op voornoemde specifieke omstandigheden is in dit geval bij de aankoop van de auto daarom geen sprake van schending van de inlichtingenplicht en kan het bestreden besluit geen stand houden.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien, in die zin dat het primaire besluit wordt herroepen.
16. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht terug. Zij krijgt ook een vergoeding van haar proceskosten.
17. De rechtbank veroordeelt het dagelijks bestuur in de door eiseres gemaakte proceskosten in bezwaar- en in de beroepsfase. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.868,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het bijwonen van de hoorzitting met een waarde per punt van € 597,- en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,-, bij een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit
- draagt het dagelijks bestuur op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt het dagelijks bestuur op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt het dagelijks bestuur in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
€ 2.868,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.A.G.M. Vluggen, rechter, in aanwezigheid van
J.M.M. Versteegh-Janssen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 03 januari 2023
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 03 januari 2023

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.