ECLI:NL:RBLIM:2023:2283

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
31 maart 2023
Zaaknummer
ROE 23/533
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot woningsluiting op basis van artikel 13b Opiumwet wegens aanwezigheid van harddrugs en softdrugs

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker afgewezen. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van Heerlen, dat hem oplegde zijn woning te sluiten voor twaalf maanden op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester had vastgesteld dat er een handelshoeveelheid harddrugs en softdrugs in de woning aanwezig was, na een politieonderzoek waarbij aanzienlijke hoeveelheden hennep, XTC, cocaïne en aanverwante attributen werden aangetroffen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten en dat de sluiting noodzakelijk en evenredig was, gezien de ernst van de overtredingen en de impact op de openbare orde. Verzoeker had onvoldoende bewijs geleverd dat de sluiting onevenredig zou zijn, en de voorzieningenrechter concludeert dat de burgemeester de belangen van verzoeker in zijn besluitvorming voldoende heeft meegewogen. De uitspraak is gedaan op 31 maart 2023, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 23/533

uitspraak van de voorzieningenrechter van 31 maart 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. J.J. Patelski),
en

de Burgemeester van de gemeente Heerlen

(gemachtigde: mr. H.J.A. Bertholet), de burgemeester.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van 23 februari 2023 van de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Aan verzoeker is een last onder bestuursdwang opgelegd die ertoe strekt dat hij met ingang van 14 maart 2023 de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning) moet sluiten en voor twaalf maanden gesloten moet houden.
1.1.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Tevens heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De burgemeester heeft de griffie van de rechtbank telefonisch laten weten het besluit te schorsen tot de uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening.
1.3
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 23 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker (vergezeld door zijn moeder en zijn tante), de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van het college en mr. M. ter Huurne.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. De voorzieningenrechter kan een voorziening treffen, indien is voldaan aan de vereisten die in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staan vermeld. In dit artikel is bepaald dat indien tegen een besluit, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat aan het in artikel 8:81 van de Awb neergelegde connexiteitsvereiste is voldaan, nu verzoeker een bezwaarschrift heeft ingediend tegen het besluit ten aanzien waarvan de voorlopige voorziening wordt gevraagd en de bestuursrechter bevoegd moet worden geacht om van de (eventuele) hoofdzaak kennis te nemen.
5. De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat spoedeisend belang voldoende aannemelijk is. Als er geen voorlopige voorziening wordt getroffen dan heeft verzoeker gedurende twaalf maanden geen toegang tot zijn woning.
Relevante feiten en omstandigheden
6. De voorzieningenrechter dient zich een voorlopig oordeel te vormen over de rechtmatigheid van het besluit over de woningsluiting. Daarbij acht de voorzieningenrechter de volgende feiten van belang.
7. Verzoeker is bewoner van de woning, die hij huurt van stichting Woonpunt. In de bestuurlijke rapportage van 20 december 2022 staat dat er bij de politie eenheid Limburg twee MMA meldingen zijn binnengekomen inzake handel in verdovende middelen. De politie heeft vervolgens op 9 november 2022 onderzoek ingesteld. In totaal werd op die dag in de muurkast van een slaapkamer 3119 gram bruto hennep en 39,4 gram bruto XTC aangetroffen. In de muurkast werd tevens een emmer aangetroffen met daarin zakjes met hennepresten. In de woonkamer werd in totaal 484,1 gram bruto hennep, 80 gram bruto hasj en 94,7 gram bruto cocaïne aangetroffen. Ook werden in de lades van het dressoir meerdere zakken aangetroffen met daarin hennepresten, lege gripzakjes met een logo, meerdere lege envelopjes en werd op het tv-meubel een weegschaal aangetroffen. Op een tweede slaapkamer werd een (lege en niet in gebruik zijnde) henneptent aangetroffen. In de keuken werden meerdere verpakkingen aangetroffen met daarin hennepresten.
8. Op grond van deze bevindingen heeft de burgemeester geconcludeerd dat er een handelshoeveelheid harddrugs en softdrugs in de woning aanwezig was. De burgemeester heeft op 22 december 2022 verzoeker laten weten dat hij het voornemen heeft om de woning te sluiten. Verzoeker heeft zijn zienswijze kenbaar gemaakt op 6 januari 2023.
9. Vervolgens heeft de burgemeester het bestreden besluit genomen waarbij is besloten om de woning van verzoekers te sluiten voor twaalf maanden.
10. Verzoeker verzet zich hiertegen. Op wat hij heeft aangevoerd gaat de voorzieningenrechter hierna in.
11. De voorzieningenrechter komt tot het volgende voorlopig oordeel.
Toetsingskader
12. Voor de beoordeling geldt artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet als wettelijk kader. Hierin is bepaald dat de burgemeester bevoegd is tot het opleggen van een last onder bestuursdwang indien – voor zover hier van belang – in woningen een middel als bedoeld in lijst I en II van deze wet wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Cocaïne en XTC zijn middelen vermeld op lijst I van de Opiumwet. Hennep en hasj is vermeld op lijst II van de Opiumwet.
13. Ter uitvoering van de bevoegdheid neergelegd in artikel 13b van de Opiumwet heeft de burgemeester het zogenaamde “Damoclesbeleid Heerlen” (beleid) vastgesteld, dat in werking is getreden op 17 december 2019. In dit beleid staat in welke gevallen de burgemeester in principe overgaat tot sluiting van een woning. Gelet op artikel 1, sub II, onder a van het beleid volgt dat bij het aantreffen van harddrugs in een woning bij de eerste constatering de woning voor twaalf maanden wordt gesloten.
14. Op grond van artikel 4:84 van de Awb handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Hierbij dient het toetsingskader zoals door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) in haar uitspraak van 28 augustus 2019 hierna de overzichtsuitspraak; uiteengezet, in acht te worden genomen. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding dient allereerst beoordeeld te worden in hoeverre sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Als sluiting van een woning in beginsel noodzakelijk wordt geacht, dient de sluiting ook evenredig te zijn.
Mocht de burgemeester de bestuurlijke rapportage aan zijn besluitvorming ten grondslag leggen?
15. Verzoeker betoogt – kort gezegd – dat de bestuurlijke rapportage niet voldoet aan de te stellen eisen. De naam van de rapporteur wordt niet vermeld, de rapportage is niet ondertekend en niet kan worden vastgesteld of de rapportage op ambtseed of – belofte is opgesteld. Ook lijkt er geen sprake te zijn van eigen waarnemingen door de rapporteur, aldus verzoeker.
16. De voorzieningenrechter stelt voorop dat uit het door de burgemeester ingezonden rapport wel de naam van de opsteller volgt, zodat deze grond geen bespreking meer behoeft. Voorts overweegt de voorzieningenrechter dat de burgemeester volgens vaste rechtspraak in beginsel uit mag gaan van een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal, tenzij er vanwege tegenbewijs van dit uitgangspunt moet worden afgeweken. [1] In deze zaak gaat het om een bestuurlijke rapportage die is opgemaakt op basis van op ambtseed opgemaakte processen-verbaal en politiemutaties, waarbij in de rapportage geen eigen waarnemingen zijn weergegeven. De voorzieningenrechter leidt uit rechtspraak van de Afdeling af dat de burgemeester ook van zo’n rapportage mag uitgaan, tenzij hetgeen verzoeker aanvoert twijfel wekt aan de betrouwbaarheid van de vastlegging in de bestuurlijke rapportage. [2]
17. De voorzieningenrechter is van oordeel dat wat verzoeker naar voren heeft gebracht, niet maakt dat de burgemeester in dit geval niet van de juistheid van de bestuurlijke rapportage heeft mogen uitgaan. Door enkel te stellen dat de rapportage geen eigen waarnemingen van de opsteller van de rapportage weergeeft, maakt eiser immers niet concreet op welke onderdelen de bestuurlijke rapportage onjuiste informatie zou bevatten. Desverzocht kon verzoeker dit op zitting ook niet aangeven. Verzoekers betoog slaagt niet.
18. Verzoeker stelt verder dat de doorzoeking door de politie onrechtmatig was, omdat zij hun bevoegdheden te buiten zijn gegaan. Volgens verzoeker was alleen zoekend rondkijken toegestaan. Om die reden is er volgens verzoeker sprake van onrechtmatig verkregen bewijs. De bestuurlijke rapportage mag dan ook om die reden niet worden gebruikt, aldus verzoeker.
19. Ter zake van de vraag of de politie al dan niet onrechtmatig heeft gehandeld, is in de eerste plaats de strafrechter bevoegd. Op dit moment staat nog niet vast dat er sprake is van strafrechtelijk onrechtmatig verkregen bewijs. Voor zover in dit geval sprake zou zijn van bewijs dat in strafrechtelijke zin onrechtmatig is verkregen, betekent dit bovendien niet dat het gebruik van dat bewijs in een bestuursrechtelijke procedure niet zou zijn toegestaan. Zoals de Afdeling [3] eerder heeft overwogen bestaat geen rechtsregel die ieder gebruik verbiedt van strafrechtelijk onrechtmatig verkregen bewijs. In het bestuursrechtelijke geding is zodanig bewijs slechts dan niet toegestaan, indien het is verkregen op een wijze die zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht, dat dit gebruik onder alle omstandigheden ontoelaatbaar moet worden geacht. Het is niet gebleken dat dit hier het geval is. Hetgeen verzoeker heeft aangevoerd met betrekking tot het “zoekend rondkijken” maakt niet dat gehandeld is op een wijze die zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht. Verzoekers betoog slaagt niet.
Is de burgemeester bevoegd om tot sluiting van het pand over te gaan?
20. De Afdeling, heeft al vaker overwogen dat een hoeveelheid harddrugs van maximaal 0,5 gram en een hoeveelheid softdrugs van maximaal 5 gram of vijf hennepplanten als hoeveelheid voor eigen gebruik kan worden aangemerkt. Bij een grotere hoeveelheid drugs dan dat mag worden aangenomen dat het niet (alleen) voor eigen gebruik is, maar deels of geheel voor verkoop, aflevering of verstrekking aan derden. [4] Het ligt in dat geval op de weg van een betrokkene om het tegendeel aannemelijk te maken. Deze lijn heeft de Afdeling in de uitspraak van 22 juni 2022 nog bevestigd. [5]
21. Vast staat dat in de woning verdovende middelen werden aangetroffen. In een (muurkast van een) slaapkamer werd in totaal 3119 gram bruto hennep en 85 XTC pillen/39,4 gram bruto XTC aangetroffen. Ook werd een emmer aangetroffen met daarin zakjes met hennepresten. In de woonkamer werd in totaal 484,1 gram bruto hennep aangetroffen en 80 gram bruto hasj en 94,7 gram bruto cocaïne. Ook werden in de woonkamer meerdere zakken aangetroffen met daarin hennepresten, meerdere lege gripzakjes met een logo en meerdere lege envelopjes en een weegschaal. Op een tweede slaapkamer werd een zogenoemde henneptent aangetroffen. In de keuken werden meerdere verpakkingen aangetroffen met daarin hennepresten. Gelet op alleen al de aangetroffen hoeveelheid verdovende middelen heeft de burgemeester mogen aannemen dat die verdovende middelen deels of geheel voor verkoop, aflevering of verstrekking aan derden bestemd is, en hij dus bevoegd is het pand te sluiten. Daar kan bij worden betrokken het binnentreden plaatsvond na meldingen betreffende drugsdeals vanuit de woning én dat de politie een koper heeft afgevangen die kort daarvoor voor € 25,00 softdrugs in de woning had gekocht.
22. De burgemeester was dan ook bevoegd om tot sluiting van het pand over te gaan.
Was sluiting van de woning noodzakelijk?
23. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet worden beoordeeld in hoeverre sluiting van de woning vervolgens noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde.
24. Uit vaste rechtspraak [6] van de Afdeling volgt dat als uitgangspunt geldt dat als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, aangenomen mag worden dat die woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel. Dit levert op zichzelf al een belang op bij sluiting, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. Die noodzaak zal in beginsel ook groter zijn als de betrokken woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbare woonwijk ligt, omdat een zichtbare sluiting van een dergelijke woning door de burgemeester voor bij die woningen betrokken drugscriminelen en voor buurtbewoners een signaal is dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit in die woningen. [7] Daarbij is het een feit van algemene bekendheid dat in een grensstreek mede als gevolg van drugstoerisme veel illegale drugshandel vanuit woningen voorkomt.
25. Gelet op de aangetroffen hoeveelheid verdovende middelen, in combinatie met de overige aangetroffen aan drugshandel gerelateerde attributen, heeft de burgemeester zich op het standpunt mogen stellen dat in dit geval aannemelijk is dat de woning een rol vervult in de keten van drugshandel en dat er sprake is van feitelijke handel vanuit de woning. De burgemeester heeft hierbij in aanmerking kunnen nemen dat er een tweetal meldingen (uit oktober 2022) bekend zijn ten aanzien van de woning betreffende het dagelijks dealen vanuit de woning en dat de politie een koper heeft afgevangen bij de woning. Aan de enkele stelling dat niet gebleken is van feitelijke drugshandel vanuit de woning en ontkenning dat vanuit de woning verdovende middelen zijn geleverd aan gebruikers gaat de voorzieningenrechter dan ook voorbij. Voorts heeft de burgemeester kunnen meewegen dat de woning is gelegen in de wijk [wijk] , een volgens de burgemeester voor drugscriminaliteit kwetsbare omgeving. Met de ter zitting gegeven toelichting, waarbij is gewezen op een landelijk project dat loopt in Heerlen-Noord (waarin de wijk is gelegen), heeft de burgemeester naar het oordeel van de voorzieningenrechter afdoende onderbouwing gegeven dat verzoekers woning in een voor drugshandel kwetsbare wijk ligt. Verzoeker kan tot slot niet worden gevolgd in het betoog (onder verwijzing naar het ‘Rapport Onderzoek toepassing artikel 13b Opiumwet’ van augustus 2021), dat volstaan zou kunnen worden met een waarschuwing of last onder dwangsom. De voorzieningenrechter overweegt in dat kader dat de sluiting een herstelsanctie is die betrekking heeft op het pand en de bekendheid van het pand als drugspand in het drugscircuit, en in mindere mate op de daarbij betrokken personen: naast het belang van verzoeker is ook het algemeen belang en het belang van de omgeving van het pand aan de orde. [8] Van een waarschuwing of last onder dwangsom zou niet een signaal uitgaan dat even sterk is als van sluiting van de woning van verzoeker.
26. De burgemeester heeft de sluiting van het pand daarom noodzakelijk kunnen vinden voor het herstel van de openbare orde en veiligheid.
Is sluiting van de woning voor twaalf maanden evenredig?
27. Als de sluiting van het pand noodzakelijk is, neemt dat niet weg dat de sluiting ook evenredig moet zijn.
28. In de overzichtsuitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2019 is overwogen dat bij de beoordeling van een besluit tot sluiting van een woning op grond van de Opiumwet ook de gevolgen daarvan moeten worden betrokken. Het is inherent aan een sluiting dat de bewoner(s) de woning moet(en) verlaten. Sluiting van een woning maakt inbreuk op het huisrecht en het privéleven, die worden beschermd door artikel 8 van het EVRM. De Afdeling heeft in de uitspraak van 2 februari 2022 [9] daaraan toegevoegd dat ook financiële schade, bijvoorbeeld vanwege de kosten van vervangende woonruimte, of de omstandigheid dat het kwetsbare bewoners betreft, gevolgen kunnen zijn die bij de beoordeling moeten worden betrokken.
Verwijtbaarheid
29. De vraag of verzoeker een verwijt van de overtreding kan worden gemaakt, kan aan de orde komen bij de beoordeling van de evenredigheid van de sluiting. Het ontbreken van iedere betrokkenheid bij de overtreding kan afzonderlijk of samen met andere omstandigheden maken dat de burgemeester niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid om de woning te sluiten gebruik heeft kunnen maken. Zo kan bijvoorbeeld verzoeker geen verwijt van de overtreding worden gemaakt als hij niet op de hoogte was en evenmin redelijkerwijs op de hoogte kon zijn van de aanwezigheid van de aangetroffen middelen. [10] Van die situatie is hier echter geen sprake, omdat (zoals hiervoor is overwogen) uit de feiten en de gang van zaken voldoende blijkt dat verzoeker in ieder geval wel kennis had van de aanwezigheid van verdovende middelen gelet ook op zijn verklaring dat hij onder andere “de zakjes voor een persoon maakte” en (zoals ter zitting bleek) deze aan (onder meer) de chauffeurs meegaf.
Gevolgen van de sluiting
30. Aan het sluiten van de woning is inherent dat verzoeker het pand (tijdelijk) moet verlaten en andere woonruimte moet zoeken en dat dit kosten met zich meebrengt. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker onvoldoende met verifieerbare (financiële) gegevens heeft onderbouwd dat hij door de sluiting van de woning voor twaalf maanden onevenredig financieel wordt geraakt. Verzoeker heeft sinds 14 maart 2023 werk waarbij hij op oproepbasis gemiddeld 40 uur per week werkt en waarvoor hij € 12,50 per uur ontvangt. Verzoeker kan daarnaast, mocht zijn inkomen onder het minimum komen, aanvullende bijstand aanvragen. Uit het dossier volgt voorts dat stichting Woonpunt vanwege de aangetroffen drugs voornemens is de huurovereenkomst te beëindigen en dat deze beslissing los staat van de beslissing van de burgemeester om het pand te sluiten. Stichting Woonpunt heeft een aanbod gedaan tot vrijwillige huuropzegging, waardoor dubbele huurlasten beperkt kunnen worden.
31. Gebleken is verder dat de burgemeester heeft geïnformeerd naar vervangende huisvesting voor verzoeker. Zo is het expertiseteam verzocht te onderzoeken of verzoeker hulp nodig heeft bij het zoeken naar vervangende woonruimte. Verzoeker zou kunnen passen binnen een 24-uursvoorziening (LOBW, Het Loket Opvang en Beschermd Wonen Parkstad). Ter zitting is gebleken dat de burgemeester dit zal monitoren en iedereen is het erover eens dat beschermd wonen het beste is voor verzoeker. Bij overgang tot sluiting van de woning heeft het vinden van andere huisvesting voor verzoeker de hoogste prioriteit. Het expertiseteam biedt verzoeker ondersteuning bij het vinden van vervangende woonruimte en zorgvragen op overige leefgebieden. In het ergste geval laat dit even op zich wachten en in dat geval zal verzoeker gebruik kunnen maken van maatschappelijke opvang. De burgemeester heeft in het geval van verzoeker een langere begunstigingstermijn aangehouden van niet 72 uur maar van circa drie weken en heeft toegezegd dat deze begunstigingstermijn ook na deze uitspraak opnieuw zal worden gehanteerd.
32. Afgezet tegen de ernst van de overtreding, de mate van verwijtbaarheid en de met de sluiting te dienen algemene belangen, heeft de burgemeester de door verzoeker gestelde belangen naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet zodanig zwaarwegend hoeven te vinden dat hij van sluiting moet afzien. De burgemeester heeft de inbreuk op de openbare orde belangrijker mogen vinden dan het belang van verzoeker bij niet-sluiting van de woning, waarbij de voorzieningenrechter betrekt dat de burgemeester duidelijk heeft laten blijken dat hij oog heeft voor die belangen en daarin ook tegemoet komt door het expertiseteam in te schakelen, beschermd wonen te regelen en een langere begunstigingstermijn te hanteren.

Conclusie en gevolgen

Wat is de conclusie?
33. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester de woning voor twaalf maanden kan sluiten. Dit betekent dat het bestreden besluit niet wordt geschorst en dat de burgemeester met het sluiten van het pand niet hoeft te wachten totdat op het bezwaar is beslist.
34. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.C.A. Wilschut, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van B. van Dael, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 maart 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 31 maart 2023.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.