ECLI:NL:RBLIM:2023:2143

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 februari 2023
Publicatiedatum
27 maart 2023
Zaaknummer
9128487 EL 21-10
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en aansprakelijkheid van Dexia in effectenleaseovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 23 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en Dexia Nederland B.V. De eiser vorderde een verklaring voor recht dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld door hem als cliënt te accepteren, terwijl de tussenpersoon, Pensioenplatform, geen vergunning had voor het geven van financieel advies. De eiser had een effectenleaseovereenkomst afgesloten op advies van de tussenpersoon, die niet beschikte over de benodigde vergunning. De rechtbank oordeelde dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld door de overeenkomst aan te gaan, omdat zij had moeten weten dat de tussenpersoon niet bevoegd was om advies te geven. De eiser heeft schade geleden, bestaande uit betaalde termijnen en restschuld, en de rechtbank heeft Dexia veroordeeld tot betaling van deze schade, vermeerderd met wettelijke rente. De vorderingen van Dexia in reconventie werden afgewezen. De uitspraak benadrukt de zorgplicht van aanbieders van financiële producten en de gevolgen van het handelen van tussenpersonen zonder vergunning.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 9128487 EL 21-10
vonnis van de kantonrechter van 23 februari 2023
in de zaak van
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie,
eiser in het incident,
gemachtigde: mr. G. van Dijk, Leaseproces.
tegen
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
verwerende partij in het incident,
gemachtigde: USG Legal Professionals B.V.,
Partijen worden hierna [eiser] en Dexia genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 18 maart 2021;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie;
  • de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in reconventie, tevens akte uitlating producties;
  • de rolmededeling van 16 juni 2022;
  • de akte uitlaten jurisprudentie van Dexia van 15 december 2022;
  • de antwoordakte van [eiser] van 26 januari 2023.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.2. De feiten

2.1.
Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Dexia Bank Nederland, Bank Labouchere en Legio Lease. Waar sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters daaronder begrepen.
2.2.
[eiser] heeft de volgende leaseovereenkomst (hierna: de overeenkomst) ondertekend waarop [eiser] als lessee stond vermeld, met als wederpartij Dexia:
Nr
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
Looptijd
Leasesom
I.
[contractnummer 1]
30-05-2000
Capital Effect Maandbetaling
240 mnd
€ 27.607,20
2.3.
Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomst een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:
Nr.
Datum eindafrekening
Resultaat
Betaald
I.
16-03-2006
- € 1.479,72
Nee
2.4.
Volgens opgave van Dexia heeft [eiser] op grond van de leaseovereenkomst – al dan niet bij wijze van vooruitbetaling – in totaal een bedrag van € 7.246,89 aan maandtermijnen en een bedrag van € 113,02, door middel van verrekening, wegens restschuld aan Dexia betaald. [eiser] heeft € 1.210,21 aan dividenden ontvangen.
2.5.
De gemachtigde van [eiser] , Leaseproces, heeft bij brief van 31 augustus 2005, eerst overgelegd bij conclusie van repliek als gevolg van technisch malheur waardoor de originele datum van de sommatiebrief (overgelegd bij dagvaarding) per abuis foutief was aangepast, de nietigheid, vernietiging, dan wel ontbinding van de overeenkomst ingeroepen op grond van misbruik van omstandigheden, wanprestatie, dwaling, onrechtmatige daad en/of misleidende reclame. Tevens wordt het recht voorbehouden daartoe ook andere gronden nog aan te voeren.
2.6.
[eiser] heeft door middel van een zogenaamde ‘opt-out verklaring’ aangegeven niet gebonden te willen zijn aan de door het Gerechtshof Amsterdam op 25 januari 2007 algemeen verbindend verklaarde Duisenberg-regeling.

3.De vordering en het verweer in conventie en in reconventie

3.1.
[eiser] vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- in het incident: Dexia te veroordelen om [eiser] een afschrift te verstrekken van het aanvraagformulier van de onderhavige effectenleaseovereenkomst;
- in de hoofdzaak:
1. voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] en/of toerekenbaar is tekort geschoten,
2. Dexia zal veroordelen tot voldoening aan [eiser] van al datgene dat [eiser] aan Dexia heeft betaald onder de overeenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente daarover,
3. voor recht zal verklaren dat [eiser] de door Dexia gevorderde restschuld niet verschuldigd is,
4. Dexia zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van [eiser] , met rente,
5. Dexia zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, met rente.
3.2.
Dexia voert verweer tegen de vorderingen. Het verweer mondt uit in een tegenvordering, waarbij Dexia vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. [eiser] zal veroordelen om aan Dexia te betalen een bedrag van € 380,22, vermeerderd met wettelijke rente,
2. voor recht zal verklaren dat Dexia met betrekking tot de tussen haar en [eiser] gesloten overeenkomst met nummer [contractnummer 1] aan al haar verplichtingen heeft voldaan en derhalve niets meer aan [eiser] verschuldigd is,
3. [eiser] zal veroordelen in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal voor zover nodig hierna nader worden ingegaan.

4.4. Beoordeling van de vorderingen in conventie en in reconventie4.1. Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenleaseovereenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 à 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, onder wie [eiser] .

4.2.
De veelheid van procedures heeft geleid tot veel jurisprudentie, waaronder verschillende richtinggevende arresten van de Hoge Raad. Deze jurisprudentie is bij de gemachtigden van partijen bekend. In het bijzonder gaat het om de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2837), 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH 2815), 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003), 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR: 2017:164) en 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590) en de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (ECLI:NL: GHAMS:2009:BK4981) en 1 april 2014, (ECLI:NL:GHAMS:2014:1135). Deze jurisprudentie wordt als leidraad genomen. Door partijen zijn geen (althans onvoldoende) bijzondere omstandigheden gesteld die in deze zaak een afwijking daarvan rechtvaardigen.
4.3.
Toepassing van deze maatstaven en beoordelingskaders leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:
er is sprake van huurkoop;
er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid krachtens de Wck;
Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;
[eiser] heeft schade geleden, bestaande uit betaalde termijnen en restschuld;
E. er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade
en de onrechtmatige daad van Dexia.
verjaring4.4. Dexia stelt dat een eventuele vordering van [eiser] in verband met een schending van artikel 41 NR 1999 inmiddels verjaard is. Dit verweer kan niet worden gevolgd. In de uitspraken van diverse rechtbanken in het recente verleden zijn bestendige oordelen te vinden voor wat betreft de stellingen en verweren van partijen die zien op (onder andere) de volmacht van Leaseproces, de klachtplicht en verjaring. Voor zover in deze zaak geen andere, afwijkende standpunten zijn ingenomen door één van de partijen, wordt op de aan (de gemachtigde van) partijen bekende overwegingen, ook in deze zaak geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat de verweren omtrent de verjaring doel treffen. Dexia heeft nog aangevoerd dat er geen stuitingsbrieven ontvangen zijn van [eiser] voor 2021. [eiser] betwist dit. Ook dit verweer wordt verworpen. In elk geval uit de opt-outverklaring, in combinatie met het daaraan voorafgaande verzoekschrift van 18 november 2005 tot algemeen verbindendverklaring van de Duisenberg-regeling, is het voor Dexia voldoende duidelijk geworden welke verwijten haar werden gemaakt ten aanzien van de door haar aangeboden effectenleaseovereenkomsten. Daarmee was het voor Dexia duidelijk welke feiten aanleiding gaven tot het instellen van de vorderingen en op welke juridische grondslagen die vorderingen werden gebaseerd. De opt-outverklaring is door Dexia ontvangen binnen vijf jaar na beëindiging van de overeenkomst, zijnde het moment waarop [eiser] bekend werd met de schade. Ook indien de door [eiser] overgelegde eerste sommatiebrief niet door Dexia is ontvangen, is de verjaring dus tijdig gestuit door de opt-outverklaring (vgl. hof Den Bosch 10 januari 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:23).
Voorts is uit de veelheid van eerdere procedures het aan de rechtbank en (de gemachtigden van) partijen bekend, dat er door Leaseproces, stuitingsbrieven zijn gezonden aan Dexia in 2009, 2012, 2014, 2015, 2016 en 2017. Bij deze brieven hoorden lijsten met contractnummers en namen van afnemers voor wie Leaseproces als gemachtigde optrad/optreedt, zoals [eiser] . Zonder verdere uitleg kan Dexia er niet in worden gevolgd dat deze stuitingsbrieven juist niet namens [eiser] gezonden zouden zijn. Dexia had het verweer concreter kunnen en moeten onderbouwen.
tussenpersoon
4.5.
[eiser] heeft de overeenkomst met Dexia afgesloten via de tussenpersoon Pensioenplatform. Tussen partijen is niet in geschil dat de tussenpersoon niet beschikt over de voor beleggingsadvieswerkzaamheden noodzakelijke vergunning. In het arrest van de Hoge Raad van 10 juni 2022 (ECLI :NL:HR:2022:862) is opnieuw geoordeeld dat indien de afnemer een effectenleaseovereenkomst is aangegaan nadat de daarbij optredende tussenpersoon, zonder te beschikken over de daarvoor benodigde vergunning, tevens – naar de aanbieder wist of behoorde te weten- als financieel adviseur is opgetreden door advies te geven, daarmee vaststaat dat de aanbieder heeft gecontracteerd in strijd met het verbod van artikel 41 NR 1999, dan wel met het daarmee materieel overeenkomende artikel 25 NR 1995. De Hoge Raad heeft daarbij, zoals (de gemachtigden van) partijen bekend is, bepaald dat het moet gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling, waarbij een aantal omstandigheden zijn genoemd, die bij de beoordeling daarvan van belang kunnen zijn.
Ook indien niet wordt vastgesteld dat die omstandigheden zich voordoen, bestaat de mogelijkheid dat de tussenpersoon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan als door de Hoge Raad bedoeld, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer.
4.6.
Dexia stelt dat op basis van de door de Hoge Raad tot uitgangspunt genomen wet- en regelgeving, de vraag of een aanbeveling die een tussenpersoon als geschikt voor een afnemer heeft voorgesteld niet los kan worden gezien van het door de tussenpersoon verrichte onderzoek naar de financiële positie, kennis en ervaring en de beleggingsdoelstellingen. Dexia gaat er daarmee ten onrechte van uit dat het genoemde arrest van de Hoge Raad meebrengt, dat een afnemer dient aan te tonen dat de tussenpersoon een geschiktheidsonderzoek heeft uitgevoerd en op basis daarvan de betreffende overeenkomst als geschikt aan de afnemer heeft voorgesteld. Deze lezing van het arrest wordt niet gevolgd. Er kan immers, volgens het arrest, ook sprake zijn van een gepersonaliseerde aanbeveling als de aanbeveling is voorgesteld als geschikt voor de betreffende afnemer zonder dat deze berust op een afweging van diens persoonlijke omstandigheden. Zelfs als in het geheel geen afweging is gemaakt, kan onder omstandigheden sprake zijn van een aanbeveling die - wellicht geheel ten onrechte – door de tussenpersoon is voorgesteld als geschikt voor de betreffende afnemer (het verkooppraatje).
4.7.
De stelplicht en bewijslast dat de tussenpersoon [eiser] heeft geadviseerd en dat Dexia wetenschap had althans behoorde te hebben van het feit dat de tussenpersoon [eiser] , anders dan in algemene zin, een persoonlijk en specifiek op dit product toegesneden advies heeft verstrekt, rusten op [eiser] . Dat is immers degene die zich op de rechtsgevolgen van het onrechtmatig handelen van Dexia en de vergunningplichtige advisering beroept. De door [eiser] gestelde feiten en omstandigheden dienen voldoende concreet te zijn en zo mogelijk voorzien van onderbouwing. Voor zover Dexia de gestelde feiten en omstandigheden betwist, dient die betwisting eveneens voldoende gemotiveerd te zijn. Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee, dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door [eiser] in 2007 - weten dat over de totstandkoming van de overeenkomst en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
4.8.
[eiser] stelt over de feitelijke gang van zaken het volgende:
In deze zaak gaat het om [eiser] die - op advies van financieel adviseur [adviseur] van Pensioenplatform (hierna: 'adviseur') - een Capital Effect overeenkomst heeft afgesloten bij Bank Labouchere. [eiser] is eerst telefonisch benaderd door een medewerker van Pensioenplatform. Hierbij is een afspraak gemaakt voor een financieel adviesgesprek bij [eiser] thuis. Er hebben in totaal twee huisbezoeken plaatsgevonden. Bij beide huisbezoeken is de echtgenote van [eiser] aanwezig geweest. Tijdens het eerste huisbezoek heeft [eiser] met de adviseur zijn financiële situatie besproken. Hierbij zijn o.a. de loonstroken en hypotheekgegevens aan de adviseur getoond. [eiser] vertelde dat hij graag vermogen wilde opbouwen voor de mogelijke toekomstige studie van zijn zoon. Daarnaast had hij een tijdje geleden zijn hypotheek overgesloten naar een aflossingsvrije hypotheek. Om deze hypotheek op enig moment af te kunnen lossen zou hij ook graag vermogen opbouwen. De adviseur heeft daarop [eiser] geadviseerd om een Capital Effect overeenkomst af te sluiten. Door het Capital Effect zou [eiser] effectief vermogen kunnen opbouwen. Er zou namelijk gekozen worden voor een aandelenpakket met een brede spreiding in verschillende grote aandelen. Het product zou in eerste instantie voor 5 jaar lopen. Daarna kon [eiser] ervoor kiezen om het stop te zetten of om het door te laten lopen, afhankelijk van zijn wensen tegen die tijd. De adviseur heeft zijn advies onderbouwd aan de hand van een brochure waarin ook een prognose was opgenomen. [eiser] gaf aan dat hij liever een inleg had die door één salaris gedragen kon worden. Je kon immers niet weten wat er in de toekomst zou kunnen gebeuren. In samenspraak met de adviseur is toen besloten om voor een inleg van NLG 250,- per maand te kiezen. Aan het einde van het gesprek gaf [eiser] dat hij graag nog enige bedenktijd wilde. Dit was volgens de adviseur prima. Bij vertrek heeft hij zijn visitekaartje achtergelaten. Kort daarna is de adviseur onaangekondigd langskomen. Op dat moment was enkel de echtgenote van [eiser] thuis. De adviseur vertelde dat het zeer raadzaam was om de overeenkomst nu af te sluiten. Het einde van de maand kwam namelijk in zicht, en de koersen zagen er goed uit. Dit was volgens de adviseur het moment om in te stappen. De echtgenote van [eiser] gaf aan dat zij alleen thuis was en toch niet zomaar voor haar man kon tekenen. Volgens de adviseur was dit echter geen probleem. De echtgenote van [eiser] heeft daarop namens haarzelf en haar man getekend.
De adviseur heeft [eiser] niet geïnformeerd over de specifieke risico's van dit product. Zo heeft hij er niet op gewezen dat met de inleg de rentelasten voor een lening (de effectenleasecontracten) werden betaald, dat bij tegenvallende koersontwikkelingen de inleg geheel verloren kon gaan, en dat er bovendien een restschuld kon ontstaan uit hoofde van het effectenleasecontract. [eiser] had geen ervaring met beleggen of kennis van complexe financiële producten en heeft het advies van de adviseur opgevolgd.
4.9.
[eiser] heeft, ter onderbouwing van zijn stellingen, gewezen op de volgende stukken die in het geding zijn gebracht:
- een kopie van het aanvraagformulier Labouchere Effecten Lease van 25 mei 2000 met contractnummer [contractnummer 1] , voorzien van het adviseursnummer: [adviseursnummer] en de naam van adviseur [adviseur] ,
- een kopie van de overeenkomst van 30 mei 2000 met contractnummer [contractnummer 1] , voorzien van een onleesbaar adviseursnummer van Pensioenplatform B.V.,
- een kopie van een visitekaartje, voorzien van het logo van Pensioenplatform, waarop vermeld staat: [adviseur] , Pensioenadviseur
.-een brief van 11 mei 2000 gericht aan [eiser] , voorzien van het logo van Pensioenplatform, betreffende een afspraakbevestiging, waarin te lezen is:
‘Naar aanleiding van het prettige telefoongesprek dat u onlangs met één van onze medewerkers heeft gevoerd, bevestigen wij hierbij de gemaakte afspraak.
U zult opdonderdag 25 mei om 21:00 uurbezocht worden door [adviseur] van PensioenPlatform Roermond.’
(…)
‘Om een gedegen advies aan u te kunnen verstrekken verzoeken wij u de navolgende bescheiden bij de hand te hebben.’
-een screenshot van de website van Pensioen Platform waarop - voor zover van belang - te lezen is:
‘PensioenPlatform is een financiële advies organisatie die maatwerk en zekerheid biedt op het brede terrein van pensioenopbouw, verzekeringen, hypotheken en financiële planning.’
( ... )
‘Wat kunt u van ons verwachten?
PensioenPlatform heeft meer dan 40 financieel adviseurs in dienst, verspreid over het
hele land. Deze specialisten hebben een grondige kennis van pensioenopbouw en
pensioenanalyse, financiële planning, hypotheken, fiscale mogelijkheden en
risicoafdekking.

Tijdens een afspraak met de adviseur van PensioenPlatform krijgt u inzicht in
uw huidige en toekomstige financiële situatie.

De voor-en nadelen die het nieuwe belastingstelsel voor u kunnen hebben,
worden helder uiteengezet.

U krijgt een duidelijk beeld van de 'hiaten' in uw pensioenopbouw.

Deze afspraak resulteert uiteindelijk in een persoonlijk financieel advies op
maat’.
4.10.
Met deze stukken heeft [eiser] voldoende onderbouwd dat sprake is geweest van een specifiek op de persoon van [eiser] gericht financieel advies van de adviseur van de tussenpersoon om een specifiek effectenleaseproduct met Dexia overeen te komen.
Als onweersproken staat vast dat sprake is geweest van meerdere huisbezoeken door de tussenpersoon. Voor zover Dexia stelt dat niet zeker is dat het visitekaartje daadwerkelijk aan [eiser] is overhandigd (en niet uit een ‘voorraad’ van Leaseproces komt) kan zij daarin niet worden gevolgd. Het aanvraagformulier draagt ook de naam van deze adviseur van Pensioenplatform, zodat er geen reden is om niet aan te nemen dat hij persoonlijk contact heeft gehad met [eiser] en daarbij zijn visitekaartje overhandigd heeft. Zonder aanwijzingen van het tegendeel, die ontbreken, kan er dan vanuit worden gegaan dat de tussenpersoon daarbij (ook) heeft geïnformeerd naar de financiële omstandigheden en financiële doelen van [eiser] . Het betreft immers een huisbezoek van een medewerker van een op financiële producten gerichte tussenpersoon aan een (potentiële) afnemer van zo’n product, waarbij het doel van het huisbezoek gelegen is in het opbouwen van extra vermogen en vervolgens ook een overeenkomst met betrekking tot zo’n product tot stand gekomen is. Het is onwaarschijnlijk dat het gesprek dan alleen over algemene niet-financiële onderwerpen gegaan zal zijn. Aanwijzingen daarvoor ontbreken in dit geval.
Tegenover de concreet toegelichte stellingen van [eiser] heeft Dexia, gelet op de hiervoor genoemde motiveringseisen, haar verweer onvoldoende onderbouwd. Daarmee heeft zij niet voldaan aan de motiveringsplicht. Hieruit volgt dat als vaststaand wordt aangenomen dat van een vergunningsplichtig advies door de tussenpersoon sprake is geweest. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen.
Hetgeen Dexia in dit verband heeft aangevoerd maakt het voorgaande niet anders.
wetenschap Dexia
4.11.
[eiser] stelt dat Dexia wist, althans behoorde te weten, dat de tussenpersoon een op de persoon van [eiser] toegesneden beleggingsadvies heeft gegeven. Dexia betwist dit. In diverse uitspraken van verschillende rechtbanken is overwogen en beslist dat in zijn algemeenheid uit de door Leaseproces in vele procedures overgelegde stukken het beeld naar voren komt, dat Dexia ermee bekend moet zijn geweest dat tussenpersonen op grote schaal individueel persoonlijk financieel advies gaven. Er bestaat geen aanleiding om in de huidige procedure anders te oordelen, te minder nu [eiser] genoegzaam heeft aangetoond dat de tussenpersoon zich in haar algemene naar buiten toe gerichte publicaties (zoals website) profileerde als persoonlijk adviseur op maat.
4.12.
Hoewel in dit geval niet is gebleken dat Dexia concrete wetenschap heeft gehad van de advisering van de tussenpersoon aan [eiser] , had het, gelet op wat hiervoor is overwogen, op de weg van Dexia gelegen om bij de totstandkoming van een leaseovereenkomst, zoals in dit geval de overeenkomst met [eiser] , actief navraag te doen bij de tussenpersoon of de desbetreffende klant de overeenkomst is aangegaan op advies van de tussenpersoon, om te kunnen beoordelen of zij de overeenkomst met [eiser] kon en mocht aangaan. Dat Dexia in deze zaak enig concreet hierop gericht onderzoek heeft verricht is gesteld noch gebleken. Zij had derhalve behoren te weten dat [eiser] door de tussenpersoon is geadviseerd.
aansprakelijkheid Dexia4.13. Nu Dexia ondanks het voorgaande toch met [eiser] de overeenkomst is aangegaan, heeft zij jegens [eiser] onrechtmatig gehandeld. Dit moet Dexia zwaar worden aangerekend. Weliswaar zijn aan [eiser] omstandigheden toerekenbaar die tot zijn schade hebben bijgedragen, maar vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, eist de billijkheid in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft. (zie de arresten van de Hoge Raad van 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 r.o. 5.6 en 5.7). Deze lijn is nadien bevestigd in het arrest van de Hoge Raad van 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935. Weliswaar kunnen er situaties zijn waarin voldoende reden is om een deel van de schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van [eiser] te doen komen, maar in dit geval zijn dergelijke feiten en omstandigheden niet aanwezig. Er is geen aanleiding om af te wijken van het hierboven genoemde uitgangspunt. De schade komt dan ook geheel voor rekening van Dexia.
vorderingen van [eiser]4.14. De door [eiser] gevorderde verklaring voor recht zal daarom worden toegewezen, in die zin dat voor recht wordt verklaard dat Dexia onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld door [eiser] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eiser] niet alleen als klant aanbracht maar [eiser] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat.
4.15.
De als gevolg hiervan door [eiser] geleden schade kunnen partijen inmiddels berekenen. Zoals in de vele uitspraken in soortgelijke zaken is geoordeeld, bestaat de voor vergoeding in aanmerking komende schade uit de door de afnemer betaalde inleg (termijnbetalingen en eventuele aflossingen minus (dividend)uitkeringen) en het niet vergoede gedeelte van de eventueel betaalde (fictieve) restschuld. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met te verrekenen genoten voordelen, waaronder fiscale voordelen en een eventueel in aanmerking te nemen batig saldo uit voorgaande overeenkomsten. [eiser] heeft voldoende onderbouwd dat het in aanmerking te nemen fiscale voordeel dient te worden gesteld op € 312,61. Voor het overige dient te worden uitgegaan van het door Dexia overgelegde financiële overzicht waarvan de juistheid voor het overige door [eiser] niet of onvoldoende gemotiveerd is betwist. Ook dient een eventueel eerder betaalde schadevergoeding in aanmerking te worden genomen. De wettelijke rente is verschuldigd over het door Dexia te restitueren bedrag volgens de uitgangspunten als geformuleerd in HR 1 mei 2015 (ECLI:NL: HR:2015:1198) en HR 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:164, r.o. 3.6.3). De wettelijke rente wordt, als onvoldoende bestreden, toegewezen over het bedrag aan schadevergoeding voor zover deze nog door Dexia verschuldigd is. In het geval reeds eerder een schadevergoeding door Dexia is betaald, geldt ten aanzien van de verrekening daarvan hetgeen is overwogen in de beslissing van de Rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:7910). Een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is niet aan de orde. Niet gebleken is dat er meer of andere werkzaamheden aan de orde zijn geweest dan die, welke genoemd zijn in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590.
4.16.
Gelet op het voorgaande behoeven de andere door [eiser] aangevoerde gronden geen nadere bespreking.
de incidentele vordering
4.17.
[eiser] vordert Dexia ex artikel 843a Rv te veroordelen om hem een afschrift te verstrekken van het aanvraagformulier behorende bij de overeenkomst. Uit het voorgaande volgt dat [eiser] in het gelijk zal worden gesteld. Hij heeft dan ook geen belang meer bij afgifte in deze procedure, zodat de vordering zal worden afgewezen.
vordering Dexia
4.18.
Gelet op de beoordeling in conventie worden de vorderingen van Dexia afgewezen.
proceskosten hoofdzaak
4.19.
Nu Dexia grotendeels in het ongelijk gesteld wordt zal zij worden veroordeeld in de proceskosten, zoals hierna te melden.
4.20.
De gevorderde nakosten zullen voorwaardelijk worden toegewezen, voor zover nakosten gemaakt zullen worden en Dexia niet vrijwillig binnen veertien dagen na aanschrijving van [eiser] aan de veroordeling in het vonnis heeft voldaan. Daarbij wordt overwogen dat Dexia, indien deze door de aanschrijving van [eiser] pas kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van het vonnis, de gelegenheid moet worden geboden om binnen een redelijke termijn aan de veroordeling in dit vonnis te voldoen, waarbij een termijn van veertien dagen als een redelijke termijn voor nakoming wordt gezien. De nakosten zullen worden vastgesteld op € 132,00.
4.21.
De gevorderde rente over de proces- en nakosten zal als na te melden worden toegewezen.

5.Beslissing

De kantonrechter
in het incident
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
compenseert de kosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
in conventie
5.3.
verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld door [eiser] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eiser] niet alleen als klant aanbracht maar [eiser] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat,
5.1.
verklaart voor recht dat [eiser] de door Dexia gevorderde restschuld niet verschuldigd is,
5.2.
veroordeelt Dexia om aan [eiser] te betalen de schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover zoals weergegeven in r.o. 4.15.,
5.3.
veroordeelt Dexia in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige voldoening, aan de zijde van [eiser] tot op heden vastgesteld op:
a. kosten dagvaarding € 103,83
b. griffierecht € 85,00
c. salaris gemachtigde
€ 660,00
€ 848,83,
5.4.
veroordeelt Dexia, onder de voorwaarde dat deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving door [eiser] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, vastgesteld op € 132,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na aanschrijving tot de voldoening, alsmede te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis en te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de vijftiende dag na betekening tot de voldoening,
5.5.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.7.
wijst de vorderingen af,
5.8.
veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eiser] gevallen, tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, kantonrechter, ter openbare terechtzitting van 23 februari 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.