13.6.In hoeverre het bouwplan past binnen het voor het gebied opgestelde beeldkwaliteitsplan, wat eiser ter discussie stelt, kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter buiten beschouwing blijven nu verweerder bij de belangenafweging doorslaggevend gewicht heeft mogen toekennen aan de vergelijking met hetgeen het bestemmingsplan reeds mogelijk maakt. Dit geldt des te meer gelet op de door eiser ingebrachte belangen die niet zozeer zien op de beeldkwaliteit, maar op de bouwmassa die eiser ervaart, welk aspect in dit geval geregeld wordt door het bestemmingsplan.
De 3 meter diepere bouw van het hoofdgebouw
14. Eiser verwijst ten aanzien van de vergunning voor het afwijken van de maximale diepte van 15 meter die het hoofdgebouw, gelet ook op het bouwvlak, op grond van de bouwregels maximaal mag hebben, wederom naar de omvang van de extra bebouwing en de gevolgen voor zijn privacy (als gevolg van het dakterras), het uitzicht, de schaduwwerking en de bezonning.
15. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Zoals onder 13.4 is overwogen kan op grond van het bestemmingsplan op de percelen 19 en 21 bebouwing worden gerealiseerd die het woon- en leefklimaat van eiser evenzeer zou beïnvloeden als de vergunde bouwplannen. De vergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van de 3 meter diepere hoofdgebouwen is daarom naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening.
Vergelijking met dakterras op perceel [straatnaam 2] 31 (gelijkheidsbeginsel)
16. Eiser vraagt zich af waarom verweerder bij een bouwplan voor het perceel [straatnaam 2] 31 te [plaatsnaam] negatief heeft beslist op een principeaanvraag voor een afwijkingsvergunning voor een dakterras buiten het bouwvlak, maar bij de bouwplannen voor nummers 19 en 21 het dakterras wel en zonder nadere eisen heeft vergund. Eiser acht de dakterrassen van nummers 19 en 21, net als het aangevraagde dakterras bij de [straatnaam 2] 31, niet ondergeschikt aan de rest van de woning en ook overigens vergelijkbaar met de situatie bij [straatnaam 2] 31.
17. Verweerder en vergunninghouders vinden de situaties niet vergelijkbaar. De positionering van het bouwperceel en de vormgeving van de woning bij [straatnaam 2] 31 zijn anders dan bij de onderhavige bouwplannen. De oppervlakte van het beoogde dakterras bij [straatnaam 2] 31 besloeg meer dan de helft van de oppervlakte van het dak (9 meter versus 17 meter), terwijl die verhouding bij het bouwplan op nummer 19 ongeveer 5 meter versus ongeveer 18 meter is en bij het bouwplan op nummer 21 ongeveer 6,6 meter versus ongeveer 18 meter. Verder was bij de [straatnaam 2] de afstand van het dakterras tot de achterste perceelsgrens kleiner.
18. De voorzieningenrechter merkt deze beroepsgrond aan als een beroep op het gelijkheidsbeginsel. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder met de onder 17 vermelde, niet weersproken verschillen voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de aangevraagde situatie aan de [straatnaam 2] 3 onvoldoende vergelijkbaar is met de onderhavige bouwplannen om een beroep op het gelijkheidsbeginsel te laten slagen
19. De beroepen van eiser zijn ongegrond. De verzoeken om een voorlopige voorziening te treffen worden afgewezen, omdat onmiddellijk uitspraak wordt gedaan in de hoofdzaak en dus direct op het beroep wordt beslist. Een voorlopige voorziening (die zou kunnen gelden totdat op het beroep wordt beslist) is alleen daarom al niet meer aan de orde. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.