ECLI:NL:RBLIM:2023:1249

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 februari 2023
Publicatiedatum
17 februari 2023
Zaaknummer
C/03/311743 / HA RK 22-293
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verkoop en overdracht van aandelen na executoriaal beslag op basis van notariële leveringsakte

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 17 februari 2023 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verkoop en overdracht van aandelen na executoriaal beslag. De verzoekster, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, heeft verzocht om de verkoop van in beslag genomen aandelen in de vennootschap ABB Invest, gevestigd te Horst. Dit verzoek is gedaan op basis van artikel 474g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De verzoekster stelt dat zij een vordering heeft op de verweerster, die de aandelen heeft gekocht, maar niet aan haar betalingsverplichtingen heeft voldaan. De verweerster heeft zich verzet tegen het verzoek en stelt dat de koopovereenkomst vernietigbaar is vanwege een geestelijke stoornis van haar bestuurder en misbruik van omstandigheden door de verzoekster. De rechtbank heeft de materiële verweren van de verweerster in haar beoordeling betrokken en geconcludeerd dat het belang van de verzoekster bij executie zwaarder weegt dan het belang van de verweerster bij het achterwege blijven van de executie. De rechtbank heeft bepaald dat de in beslag genomen aandelen kunnen worden verkocht en overgedragen, met inachtneming van de statuten van ABB Invest. De gerechtsdeurwaarder J.M.A. van Ras is aangewezen om de executie te begeleiden. De rechtbank heeft de termijn voor de verkoop en overdracht van de aandelen vastgesteld op negen maanden na de beschikking, met de mogelijkheid tot verlenging op verzoek van een der partijen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
zaaknummer / rekestnummer: C/03/311743 / HA RK 22-293
Beschikking van 17 februari 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[bedrijfsnaam verzoekster] B.V.,
gevestigd te Horst,
verzoekster,
advocaat mr. B.P.J.M.L. Vliexs,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[bedrijfsnaam verweerster] B.V.,
gevestigd te Melderslo,
verweerster,
advocaat mr. N.H.A. Kampschreur,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ABB INVEST B.V.,
gevestigd te Horst,
belanghebbende,
advocaat mr. J.P. Bakkers,
3.
J.M.A. VAN RAS, in zijn hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder,
kantoorhoudende te Helmond,
belanghebbende,
niet verschenen.
Partijen worden hierna ook aangeduid als " [verzoekster] ", " [verweerster] ", "ABB Invest" en "de (gerechts)deurwaarder".

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift tot verkoop van in beslag genomen aandelen ex artikel 474g Rv met 6 producties, zoals bij de rechtbank binnengekomen op 24 november 2022,
  • de brief van mr. N.H.A. Kampschreur van 29 december 2022,
  • het verweerschrift van [verweerster] met 18 bijlagen, zoals bij de rechtbank binnengekomen op 9 januari 2023,
  • de e-mail van 9 januari 2023 van mr. N.H.A. Kampschreur, waarbij gevoegd is een bijlage behorende bij bijlage 6 van het verweerschrift,
  • de brief van 9 januari 2023 van mr. B.P.J.M.L. Vliexs met de aanvullende producties 7 en 8 bij het verzoekschrift,
  • de mondelinge behandeling van 11 januari 2023,
  • de spreekaantekeningen van mr. B.P.J.M.L. Vliexs, overgelegd ter zitting van
11 januari 2023.
1.2.
Bij e-mail van 11 januari 2023 heeft de gerechtsdeurwaarder de rechtbank bericht niet aanwezig te zullen zijn bij de mondelinge behandeling en ermee in te stemmen dat hij wordt aangewezen als executerende deurwaarder.
1.3.
Bij de mondelinge behandeling op 11 januari 2023 zijn verschenen:
  • [persoon 1] namens [verzoekster] , bijgestaan door mr. B.P.J.M.L. Vliexs,
  • [persoon 2] namens [verweerster] , bijgestaan door mr. N.H.A. Kampschreur,
  • [persoon 3] namens ABB Invest, bijgestaan door mr. J.P. Bakkers.
1.4.
Tot slot is uitspraak bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[persoon 4] is enig bestuurder van [verzoekster] . [persoon 2] is enig aandeelhouder en bestuurder van [verweerster] .
2.2.
Tussen [verzoekster] als verkoper en [verweerster] als koper is een overeenkomst van verkoop en koop van 5.000 aandelen in het kapitaal van de vennootschap ABB Invest tot stand gekomen, tegen een koopprijs van € 2.000.000,-- (hierna: de (koop)overeenkomst). De levering van de aandelen is bij notariële akte van 3 september 2018 geschied (hierna: de notariële akte). Hierbij is door [verweerster] een gedeelte van de koopsom groot € 500.000,-- voldaan en het resterende gedeelte van de koopprijs groot € 1.500.000,-- is omgezet in een geldlening.
2.3.
In de notariële akte is onder "B. KOOPSOM" opgenomen dat vanaf 2019 jaarlijks uiterlijk op 1 september een bedrag van € 300.000,-- afgelost dient te worden. [verweerster] heeft van de geldlening een bedrag van € 900.000,-- afgelost (te weten de termijnen van 1 september 2019, 1 september 2020 en 1 september 2021), zodat van de hoofdsom nog een bedrag van € 600.000,-- openstaat.
2.4.
Op 13 en 20 oktober 2022 is de grosse van de notariële akte betekend aan [verweerster] , waarbij een bevel is gedaan om binnen twee dagen na de betekening op grond van de overeenkomst van geldlening een totaalbedrag van € 300.121,71 aan hoofdsom, rente en kosten te betalen.
2.5.
Vanwege het uitblijven van betaling heeft [verzoekster] bij exploot, op 28 oktober 2022 aan [verweerster] betekend, executoriaal beslag laten leggen op alle aandelen die [verweerster] houdt in het kapitaal van ABB Invest, 5.000 stuks elk nominaal groot € 1,00, genummerd 1 tot en met 5.000.
2.6.
In artikel 14 van de statuten van ABB Invest is – voor zover relevant – bepaald:
“Artikel 14
Overdracht van aandelen kan slechts plaatshebben, nadat de aandelen aan de medeaandeelhouders te koop zijn aangeboden op de wijze als hierna is bepaald.
Een aandeelhouder behoeft zijn aandelen niet aan te bieden indien de overdracht geschiedt met schriftelijke toestemming van de medeaandeelhouders, binnen drie maanden nadat zij allen hun toestemming hebben verleend.
De aandeelhouder die een of meer aandelen wil overdragen - hierna te noemen: “de aanbieder”- deelt aan het bestuur mede, welke aandelen hij wenst over te dragen.
Deze mededeling geldt als een aanbod aan de medeaandeelhouders tot koop van de aandelen. De vennootschap, voor zover houdster van aandelen in haar eigen kapitaal, is onder deze medeaandeelhouders slechts begrepen, indien de aanbieder bij zijn aanbod heeft verklaard daarmee in te stemmen.
De prijs zal - tenzij de aandeelhouders eenparig anders overeenkomen – worden vastgesteld door een of meer onafhankelijke deskundigen, die door de aandeelhouders in gemeenschappelijk overleg worden benoemd. Komen zij hieromtrent binnen twee weken na ontvangst van de in lid 5 bedoelde kennisgeving van het aanbod niet tot overeenstemming, dan zal de meest gerede partij aan de voorzitter van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie de benoeming van drie onafhankelijke deskundigen verzoeken.
4.
De in het vorige lid bedoelde deskundigen zijn gerechtigd tot inzage van alle boeken en bescheiden van de vennootschap en tot het verkrijgen van alle inlichtingen, waarvan kennisneming voor hun prijsvaststelling dienstig is.
5.
Het bestuur brengt het aanbod binnen twee weken na de ontvangst van de mededeling, bedoeld in lid 3, ter kennis van de medeaandeelhouders van de aanbieder en stelt vervolgens alle aandeelhouders binnen veertien dagen, nadat haar de door de deskundigen vastgestelde of door de aandeelhouders overeengekomen prijs is meegedeeld, van die prijs op de hoogte.
6.
In afwijking van het bepaalde in lid 8 geeft het bestuur, indien zij voor het verstrijken van de daar bedoelde termijn reeds van alle medeaandeelhouders bericht heeft ontvangen, dat het aanbod niet of niet volledig wordt aanvaard, hiervan onverwijld kennis aan de aanbieder.
7.
De aandeelhouders, die de aangeboden aandelen willen kopen, geven daarvan kennis aan het bestuur binnen twee weken nadat zij overeenkomstig lid 5 op de hoogte zijn gesteld van de prijs.
8.
Het bestuur wijst alsdan de aangeboden aandelen aan gegadigden toe en geeft daarvan kennis aan de aanbieder en aan alle aandeelhouders binnen twee weken na het verstrijken van de in lid 7 vermelde termijn. Voor zover geen toewijzing heeft plaats gehad, geeft het bestuur daarvan eveneens binnen gemelde termijn kennis aan de aanbieder en aan alle aandeelhouders.
9.
De toewijzing van aandelen door het bestuur aan gegadigden geschiedt als volgt:
a.
naar evenredigheid van de nominale waarde van het aandelenbezit van de gegadigden;
b.
voor zover toewijzing naar evenredigheid niet mogelijk is, zal loting beslissen.
Aan de vennootschap kunnen slechts aandelen worden toegewezen voor zover de medeaandeelhouders daarop niet hebben gereflecteerd.
Aan niemand kunnen meer aandelen worden toegewezen dan waarop hij heeft gereflecteerd.
10.
De aanbieder blijft bevoegd zijn aanbod in te trekken mits dit geschiedt binnen een maand nadat hem bekend is geworden aan welke gegadigde hij al de aandelen waarop het aanbod betrekking heeft, kan verkopen en tegen welke prijs.
10.
De gekochte aandelen moeten tegen gelijktijdige betaling van de koopsom worden geleverd binnen acht dagen na verloop van de termijn, gedurende welke het aanbod kan worden ingetrokken.
10.
Indien de aanbieder zijn aanbod niet heeft ingetrokken kan hij de aangeboden aandelen vrijelijk overdragen binnen drie maanden nadat door de kennisgeving bedoeld in lid 6 of 8 vaststaat, dat het aanbod niet of niet volledig is aanvaard, mits de overdracht geschiedt tegen een prijs die niet lager is dan welke conform het bepaalde in lid 3 is vastgesteld.
10.
De in lid 3 bedoelde deskundigen zullen bij het vaststellen van de prijs naar billijkheid bepalen te wiens laste de kosten van de prijsvaststelling komen. Zij kunnen aangeven dat daarbij mede bepalend is of de aanbieder al dan niet zijn aanbod intrekt.
10.
Het in dit artikel bepaalde vindt zoveel mogelijk overeenkomstige toepassing bij vervreemding door de vennootschap van door haar ingekochte of op andere wijze verkregen aandelen.
10.
Het in dit artikel bepaalde blijft buiten toepassing indien de aandeelhouder krachtens de wet tot overdracht van zijn aandeel aan een eerdere houder verplicht is.”

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
Na eiswijziging ter mondelinge behandeling verzoekt [verzoekster] de rechtbank, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaarde uitspraak:
te bepalen dat tot verkoop en overdracht van de hiervoor bedoelde in beslag genomen aandelen wordt overgegaan;
de termijn hiervoor te bepalen op negen maanden na het geven van de beschikking, althans op een termijn, door de rechtbank in goede justitie te bepalen;
te bepalen dat de verkoop op de volgende wijze zal plaatsvinden:
- op de wijze als omschreven in artikel 14 van de statuten (door het volgen van de aanbiedingsregeling) en als dat niet tot verkoop leidt:
- onderhands, en als dat niet tot verkoop leidt:
- openbaar, op een door de gerechtsdeurwaarder vast te stellen wijze; althans op een wijze als door de rechtbank in goede justitie te bepalen;
te bepalen dat alle ten aanzien van de vervreemding aan [verweerster] toekomende rechten en op haar drukkende verplichtingen worden uitgeoefend en nagekomen door de gerechtsdeurwaarder met de executie belast.
3.2.
Aan haar verzoek heeft [verzoekster] ten grondslag gelegd dat zij er belang bij heeft dat zal worden overgegaan tot verkoop en overdracht van de in beslag genomen aandelen, zodat zij op die manier haar vordering op [verweerster] kan verhalen.
3.3.
[verweerster] verzet zich tegen inwilliging van het verzoek. Subsidiair verzoekt zij aan toewijzing van het verzoek de voorwaarden te verbinden dat verkoop niet eerder kan plaatsvinden dan na verloop van veertien dagen na de datum van het vonnis in eerste aanleg in een door haar voor 31 januari 2023 te entameren bodemprocedure en dat de verkoop en overdracht zal plaatsvinden zoals voorgeschreven in de statuten van ABB Invest.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, indien nodig, ingegaan.

4.De beoordeling van het verzoek

4.1.
[verzoekster] verzoekt op grond van artikel 474g lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) te bepalen dat en binnen welke termijn tot verkoop en overdracht van de aandelen kan worden overgegaan.
4.2.
[verweerster] verzet zich tegen toewijzing van het verzoek. Zij stelt dat de koopovereenkomst ten aanzien van de aandelen tot stand is gekomen onder invloed van een geestelijke stoornis van [persoon 2] , dan wel dat er sprake is van misbruik van omstandigheden door (of namens) [verzoekster] bij de totstandkoming van de overeenkomst, dan wel dat [verweerster] gedwaald heeft bij de totstandkoming van de overeenkomst. Dit brengt mee dat de overeenkomst vernietigbaar is. [verweerster] is voornemens om de vernietiging van de overeenkomst in rechte in te roepen. Als de overeenkomst in een bodemprocedure vernietigd wordt, heeft [verzoekster] geen vordering (meer) op [verweerster] . Met het oog daarop is het op dit moment onvoldoende zeker dat [verzoekster] een vorderingsrecht heeft op [verweerster] en weegt het belang van [verweerster] bij afwijzing van het verzoek zwaarder dan het belang van [verzoekster] bij toewijzing. [verzoekster] maakt volgens [verweerster] daarom misbruik van haar bevoegdheid door reeds nu over te gaan tot verkoop en overdracht van de aandelen.
goede procesorde / artikel 21 Rv
4.3.
Als meest verstrekkende verweer voert [verweerster] aan dat [verzoekster] relevante informatie voor de rechtbank heeft achtergehouden door in het verzoekschrift niet in te gaan op de – aan [verzoekster] bekende – verweren van [verweerster] die zien op de vernietigbaarheid van de overeenkomst. Ook heeft [verzoekster] het verzoekschrift laten betekenen aan een oud vestigingsadres van [verweerster] , terwijl zij volgens [verweerster] wist dat [verweerster] inmiddels was verhuisd en heeft zij de rechtbank niet bekendgemaakt dat [verweerster] wordt bijgestaan door
mr. Kampschreur. Hierdoor is [verweerster] pas zeer laat op de hoogte geraakt van de datum van de mondelinge behandeling van het verzoekschrift en is zij in haar verdedigingsbelangen geschaad. [verweerster] is daarom van mening dat de rechtbank wegens strijd met de goede procesorde en artikel 21 Rv daaraan het gevolg moet verbinden dat [verzoekster] niet-ontvankelijk is in haar verzoek, dan wel dat de rechtbank het verzoek om die reden afwijst.
4.4.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit artikel 21 Rv vloeit voor partijen de verplichting voort alle voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Wordt deze verplichting niet nageleefd, dan kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht. [verweerster] verwijt [verzoekster] dat zij aan de rechtbank niet heeft kenbaar gemaakt dat [verweerster] zich op het standpunt stelt dat de aandelenkoopovereenkomst vernietigbaar is. [verzoekster] stelt zich op het standpunt dat de materiële verweren van [verweerster] tegen de vordering geen plaats hebben in deze procedure, maar slechts via een executiegeschil ex artikel 438 Rv dan wel een bodemprocedure aan de orde kunnen worden gesteld. Hoewel dit standpunt, zoals hierna zal blijken, rechtens niet houdbaar is, is vanuit die invalshoek begrijpelijk dat [verzoekster] de materiële verweren van [verweerster] niet heeft genoemd. In dat licht bezien, levert de handelwijze van [verzoekster] naar het oordeel van de rechtbank geen schending op van artikel 21 Rv. [verzoekster] betwist voorts dat zij wist dat [verweerster] was verhuisd en stelt dat zij per abuis de betrokkenheid van mr. Kampschreur onvermeld heeft gelaten. Nu mr. Kampschreur reeds op 24 november 2022 bekend was met het verzoekschrift in concept, is de rechtbank van oordeel dat [verweerster] niet op onredelijke wijze belemmerd is in haar mogelijkheid om verweer te voeren.
executoriale kracht notariële akte
4.5.
[verzoekster] beschikt over een executoriale titel in de vorm van de grosse van de notariële akte. Dit betekent dat [verzoekster] in beginsel het recht heeft om executiemaatregelen te treffen ter incassering van haar vordering (artikel 430 Rv). Aan de grosse van een authentieke akte komt slechts executoriale kracht toe met betrekking tot op het tijdstip van het verlijden van de akte reeds bestaande en in de akte omschreven vorderingen alsmede met betrekking tot toekomstige vorderingen die hun onmiddellijke grondslag vinden in een op het tijdstip van het verlijden van de akte reeds bestaande en in de akte omschreven rechtsverhouding (ECLI:NL:HR:1992:ZZC0646).
4.6.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de notariële akte voldoende kan worden vastgesteld dat [verzoekster] een vordering heeft op [verweerster] en wat de hoogte is van die vordering. In deze akte is omschreven dat [verzoekster] € 1.500.000,-- uitleent aan [verweerster] en dat vanaf 2019 jaarlijks uiterlijk op 1 september een bedrag van € 300.000,-- afgelost dient te worden. Dit betekent dat is voldaan aan de eisen van artikel 156 lid 2 Rv in samenhang met artikel 430 lid 1 Rv en aan de notariële akte executoriale kracht toekomt.
beoordeling materiële verweren
4.7.
[verzoekster] stelt zich op het standpunt dat voor beoordeling van de (materiële) verweren in deze – op artikel 474g Rv gebaseerde – procedure geen plaats is. Zij stelt dat [verweerster] daarvoor een bodemprocedure dient te entameren, dan wel een executiegeschil aanhangig dient te maken om executie te staken.
4.8.
De rechtbank sluit zich aan bij het oordeel van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 13 februari 2015 (ECLI:NL:GHARL:2015:1001) en oordeelt in navolging daarvan als volgt.
Artikel 474g Rv bepaalt dat aan de rechtbank kan worden verzocht te bepalen "dat en binnen welke termijn tot verkoop en overdracht van de in beslag genomen aandelen kan worden overgegaan". Uit die bewoordingen volgt niet dat de rechter zich bij de beoordeling van een zodanig verzoek heeft te beperken tot een toetsing aan uitsluitend formele voorschriften en dat materiële verweren slechts kunnen worden opgeworpen in een afzonderlijk te voeren executiegeschil als bedoeld in artikel 438 Rv. Uit proceseconomisch oogpunt verdient deze benadering de voorkeur, zodat de rechtbank de door [verweerster] gevoerde materiële verweren in haar beoordeling zal betrekken. De rechtbank komt daarbij geen discretionaire bevoegdheid toe het verzoek ex artikel 474g lid 1 Rv te weigeren. Nu [verzoekster] reeds in het bezit is van een executoriale titel, zal de rechtbank de gevraagde beschikking alleen kunnen weigeren op gronden, die ook in een procedure tot verzet tegen executie afdoende zouden zijn.
maatstaf bij executie op basis van notariële akte
4.9.
De vraag is wat, bij verzet tegen de executie van een authentieke akte, het door de executierechter te hanteren toetsingskader is. Onder verwijzing naar het arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden van 18 mei 2021 (ECLI:NL:GHARL:2021:4769), overweegt de rechtbank als volgt.
4.10.
De rechtbank sluit voor de beoordeling van de executie op basis van een authentieke akte aan bij de executie op basis van een toewijzend vonnis waartegen nog een rechtsmiddel openstaat. Bij de executie op basis van een authentieke akte kan de geëxecuteerde immers aan de rechter nog voorleggen dat, zijns inziens, de onderliggende rechtsverhouding niet (meer) bestaat dan wel – zoals in deze zaak – vernietigd moet worden. De bij de beoordeling van de rechtmatigheid van de executie op basis van een authentieke akte te hanteren maatstaf luidt als volgt (ECLI:NL:HR:2019:2026).
4.10.1.
Ten eerste dient de schuldeiser belang te hebben bij (het doorzetten van) de executie.
4.10.2.
Ten tweede moeten de belangen van de executerende schuldeiser en de geëxecuteerde worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Het belang van de schuldeiser bij uitwinning moet zwaarder wegen dan dat van de schuldenaar bij het achterwege laten van de executie.
4.10.3.
Ten derde weegt in belangrijke mate mee dat de wetgever aan de schuldeiser wiens vordering is gebaseerd op een authentieke akte het recht van executie heeft willen verlenen.
4.10.4.
Ten vierde dient de kans van het slagen van een procedure waarin het bestaan van de vordering wordt bestreden in het executiegeding buiten beschouwing te blijven, tenzij sprake is van een kennelijke misslag van feitelijke of juridische aard.
4.11.
Uitgangspunt is dus dat de executie op basis van een authentieke akte in beginsel uitvoerbaar is en dat afwijking daarvan slechts gerechtvaardigd is door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de geëxecuteerde bij het behoud van de bestaande toestand, ondanks dit uitgangspunt, zwaarder weegt dan het belang van de executerende schuldeiser bij (het doorzetten van) de executie. De daarbij aan te voeren feiten hoeven geen nieuwe feiten en omstandigheden te zijn.
toepassing maatstaf
4.12.
Het belang van [verzoekster] bij executie van de notariële akte is gelegen in het feit dat zij een aanzienlijke vordering heeft op [verweerster] die al geruime tijd onbetaald is gebleven. Door verkoop en overdracht van de aandelen kan zij (een deel van) deze vordering verhalen.
4.13.
[verweerster] omschrijft haar belang bij het achterwege blijven van executie als volgt.
4.13.1.
De koopovereenkomst is tot stand gekomen als gevolg van onrechtmatig handelen door [verzoekster] :
  • [persoon 2] heeft de overeenkomst gesloten onder invloed van een geestelijke stoornis waarvan [verzoekster] op de hoogte was;
  • [verzoekster] wist dat [persoon 2] ten tijde van het sluiten van de overeenkomst zijn wil niet kon bepalen als gevolg van zijn geestelijke stoornis en heeft misbruik gemaakt van die omstandigheid door de aandelen voor een onrealistisch hoog bedrag aan [verweerster] te verkopen;
  • [verweerster] heeft gedwaald omtrent de waarde van de aandelen, als gevolg van opzettelijk onjuiste en onvolledige mededelingen van [verzoekster] .
[verweerster] wil op bovenstaande gronden in een nog te entameren bodemprocedure een beroep doen op vernietiging van de koopovereenkomst. Aangezien een vernietigingsactie terugwerkende kracht heeft, stelt [verweerster] zich op het standpunt dat vanwege de mogelijkheid van vernietiging van de overeenkomst op dit moment onvoldoende duidelijk is dat [verzoekster] een vordering op [verweerster] heeft.
4.13.2.
Toewijzing van het verzoek in deze procedure belemmert vernietigingsacties van de zijde van [verweerster] . Zij heeft er belang bij dat executie achterwege blijft totdat in een bodemprocedure is beslist over haar vordering tot vernietiging van de koopovereenkomst.
4.13.3.
[verweerster] loopt een groot restitutierisico: aangezien [verzoekster] niet langer commercieel actief is als onderneming, bestaat de kans dat [verzoekster] niet in staat zal zijn de schade van een onterechte executie wegens vernietiging van de koopovereenkomst aan [verweerster] te vergoeden.
4.13.4.
Daarnaast voert [verweerster] nog aan dat zij [verzoekster] een onvoorwaardelijke vervangende zekerheid heeft geboden in de vorm van een depotstorting van € 600.000,-- bij een notaris, in afwachting van de uitkomst van een door haar te entameren bodemprocedure. Onder die omstandigheden is de verhaalspositie van [verzoekster] gewaarborgd en heeft zij onvoldoende belang bij toewijzing van het verzoek.
4.14.
Gelet op het uitgangspunt dat aan [verzoekster] bij notariële akte een recht van executie is verleend (r.o. 4.10.3.), is de rechtbank is van oordeel dat het belang van [verzoekster] bij executie zwaarder weegt dan het belang van [verweerster] bij het achterwege blijven daarvan.
4.15.
Zoals hiervoor is overwogen, dient de kans van slagen van een procedure waarin het (voort)bestaan van de vordering wordt bestreden in het executiegeding buiten beschouwing te blijven, tenzij sprake is van een kennelijke misslag van feitelijke of juridische aard. De rechtbank vat het uitvoerige betoog van [verweerster] dat de koopovereenkomst vernietigbaar is en [verzoekster] niets van haar te vorderen heeft op grond van de notariële akte op als een beroep op een dergelijke misslag.
4.16.
Van een kennelijke juridische of feitelijke misslag is sprake indien deze misslag evident, direct duidelijk en redelijkerwijs niet voor discussie vatbaar is. Voor een kennelijke misslag is in deze situatie nodig dat zo evident is dat de overeenkomst in bodemprocedure geen stand kan houden, dat daarover geen redelijke twijfel kan bestaan. De rechtbank is van oordeel dat daarvan in dit geval geen sprake is. Tegenover de – uitgebreid gemotiveerde – stellingen van [verweerster] met betrekking tot de geestelijke stoornis van [persoon 2] , het gestelde misbruik daarvan door [verzoekster] en de gestelde onjuiste voorstelling van zaken omtrent de waarde van de aandelen, staat het – eveneens uitgebreid gemotiveerde – verweer daartegen van [verzoekster] . Zonder nader onderzoek naar feiten en omstandigheden, waartoe deze procedure zich niet leent, kan niet geconcludeerd worden dat reeds op dit moment geen redelijke twijfel kan bestaan dat de overeenkomst in een bodemprocedure vernietigd zal worden.
4.17.
Ook voor zover eventuele vernietigingsacties van [verweerster] in een nog te entameren bodemprocedure zouden worden belemmerd door de verkoop en overdracht van de aandelen, ziet de rechtbank daarin onvoldoende reden om het verzoek af te wijzen. [verweerster] heeft aangevoerd dat zij ten tijde van het sluiten van de overeenkomst meerdere andere rechtshandelingen van [persoon 2] ongedaan heeft gemaakt omdat deze zouden zijn verricht onder invloed van een geestelijke stoornis. Zij heeft dus sinds september 2018 ruim vier jaar de gelegenheid gehad om een bodemprocedure te starten en vernietiging van de koopovereenkomst te vorderen. Nu zij dat tot op heden heeft nagelaten, kan daarin thans geen (voldoende) belang gelegen zijn het verzoek af te wijzen.
4.18.
[verweerster] heeft vervangende zekerheid aangeboden. [verzoekster] is van mening dat de door [verweerster] aangeboden vorm van zekerheid haar onvoldoende solide zekerheid biedt, met name in geval van een eventueel faillissement. De rechtbank is van oordeel dat het aanbod van [verweerster] , mede gelet op het gemotiveerde verweer van [verzoekster] , onvoldoende reële vervangende zekerheid biedt. Ook een eventueel door [verweerster] te lopen restitutierisico maakt, tegenover het sterke recht van [verzoekster] , niet dat het verzoek afgewezen moet worden. Daarbij komt dat [verweerster] onvoldoende heeft onderbouwd dat sprake is van een reëel restitutierisico.
conclusie
4.19.
Het belang van [verweerster] bij het achterwege blijven van executie door verkoop en overdracht van haar aandelen is onvoldoende zwaarwegend om afwijking van het uitgangspunt dat executie op basis van de notariële akte uitvoerbaar is, te rechtvaardigen.
[verzoekster] heeft verder voldoende onderbouwd dat [verweerster] niet vrijwillig tot betaling van de vordering overgaat en dat aan de formele vereisten voor een rechtsgeldige beslaglegging op de aandelen is voldaan. Het verzoek tot verkoop en overdracht van de in beslag genomen aandelen is daarmee toewijsbaar.
4.20.
Gelet op het hiervoor onder 4.16. overwogene en het feit dat de rechtbank een deurwaarder zal belasten met het toezicht op de executie, ziet de rechtbank geen aanleiding om de door [verweerster] verzochte voorwaarden – voor zover afwijkend van het verzoek van [verzoekster] – aan toewijzing van het verzoek te verbinden.
4.21.
Het verzoek wordt toegewezen als hierna onder de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
bepaalt dat de ten laste van [verweerster] in executoriaal beslag genomen aandelen in het kapitaal van ABB Invest, gevestigd te Horst, kunnen worden verkocht en overgedragen, zoveel als nodig om de vordering en de kosten van [verzoekster] te kunnen voldoen, met inachtneming van hetgeen hierna is bepaald,
5.2.
wijst de heer J.M.A. van Ras, gerechtsdeurwaarder te Helmond, dan wel een door hem aan te wijzen vervangende gerechtsdeurwaarder verbonden aan hetzelfde kantoor, aan als de deurwaarder met executie belast,
5.3.
bepaalt dat verkoop en overdracht dient te geschieden op de wijze zoals bepaald in artikel 14 van de statuten van ABB Invest,
5.4.
bepaalt dat, indien op deze wijze geen verkoop tot stand komt, de aandelen eerst gedurende een door de deurwaarder te bepalen periode onderhands ter verkoop zullen worden aangeboden en, indien dit niet tot het gewenste resultaat leidt, de aandelen kunnen worden verkocht door middel van een openbare verkoop (veiling),
5.5.
bepaalt dat de deurwaarder nadere voorwaarden en procedureregels met betrekking tot de onderhandse dan wel openbare verkoop kan vaststellen teneinde een zo hoog mogelijke opbrengst te realiseren,
5.6.
bepaalt dat [verweerster] en ABB Invest hun medewerking dienen te verlenen aan de verkoop en levering van de aandelen,
5.7.
bepaalt dat [verweerster] en ABB Invest op eerste verzoek van de deurwaarder aan deze alle naar het oordeel van de deurwaarder voor de verkoop van de aandelen relevante gegevens ter beschikking dient te stellen binnen twee weken na een gedaan verzoek daartoe,
5.8.
bepaalt dat de deurwaarder – indien noodzakelijk voor de levering – een notaris kan aanwijzen ten overstaan van wie de aandelen zullen worden geleverd,
5.9.
bepaalt de termijn waarbinnen de verkoop en overdracht van de aandelen dient te geschieden op negen maanden na datum van deze beschikking, met dien verstande dat deze op verzoek van een der partijen door de rechtbank kan worden verlengd,
5.10.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
5.11.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.C. Alink-Steinberg en in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2023.