ECLI:NL:RBLIM:2022:771

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 februari 2022
Publicatiedatum
2 februari 2022
Zaaknummer
03/130913-21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag tijdens druggerelateerd handgemeen op parkeerplaats Kentucky Fried Chicken in Roermond

Op 2 februari 2022 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 26 januari 2020 in Roermond betrokken was bij een schietincident op de parkeerplaats van een Kentucky Fried Chicken. De verdachte heeft tijdens een druggerelateerd handgemeen geprobeerd om het leven van het slachtoffer, [slachtoffer], te beroven door meermalen met een vuurwapen op hem te schieten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die een pistool bij zich had, in een worsteling met het slachtoffer is verwikkeld geraakt en daarbij het vuurwapen heeft getrokken. Ondanks het beroep op noodweer, heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte niet gerechtvaardigd handelde, aangezien hij de eerste klap uitdeelde en het slachtoffer niet als een wederrechtelijke aanvaller kon worden beschouwd. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan poging tot doodslag en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van voorarrest. Tevens is er een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer voor immateriële schade, en zijn de kosten van rechtsbijstand vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/130913-21
Parketnummer : 03/178531-19 (tul)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 2 februari 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
gedetineerd in P.I. Grave te Grave.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. P.W. Szymkowiak, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 januari 2022. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. [slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en was ter terechtzitting aanwezig. De benadeelde partij is bijgestaan door mr. L.M. van den Dungen.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte heeft geprobeerd om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met het doel een tas met inhoud van hem te stelen (
primair) dan wel heeft geprobeerd om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven (
subsidiair) dan wel heeft geprobeerd om met geweld een tas met inhoud te stelen (
meer subsidiair) dan wel opzettelijk zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer] heeft toegebracht (
meer meer subsidiair) dan wel heeft geprobeerd om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (
meest subsidiair).

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de subsidiair tenlastegelegde poging tot doodslag bewezen is, gelet op de stukken in het dossier en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting. Volgens de officier van justitie is er – anders dan de verklaringen van de aangever en de verdachte doen voorkomen – sprake geweest van een ‘
ripdeal’. Dit blijkt uit de camerabeelden en wordt door de Whatsapp-gesprekken van [naam 1] met het contact ‘ [naam 2] ’ ook als zodanig bevestigd. Voorts heeft een getuige het slachtoffer in het Marokkaans vlak na het gebeuren aan de telefoon horen zeggen dat hij bestolen was. Door tijdens een worsteling drie keren met een pistool te schieten en het slachtoffer daarbij twee keren te raken heeft de verdachte de aanmerkelijke kans aanvaard op fataal letsel bij het slachtoffer. De officier van justitie heeft aangevoerd dat er sprake was van diefstal, maar dat het zonder aangifte van de diefstal door het slachtoffer niet tot een bewezenverklaring van een poging tot gekwalificeerde doodslag kan komen, zodat de verdachte van het primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de primair tenlastegelegde poging tot gekwalificeerde doodslag, omdat er geen sprake is van diefstal. Voorts is er geen sprake van een poging tot doodslag, zoals subsidiair ten laste is gelegd, omdat de verdachte een geoefend schutter is en hij vóór ieder gelost schot bewust heeft gericht op de benen van het slachtoffer. De verdachte wilde het slachtoffer niet doden of verwonden. Er is aldus geen opzet op de dood van het slachtoffer, ook niet in voorwaardelijke zin. Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat wel sprake is van een poging tot doodslag, dan dient de verdachte volgens de raadsman wegens een succesvol beroep op noodweer te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Ten aanzien van het meer meer subsidiair tenlastegelegde toebrengen van zwaar lichamelijk letsel heeft de raadsman aangevoerd dat – anders dan de verklaring van het slachtoffer dat hij nog hinder ondervindt aan zijn hand – geen objectieve bewijsmiddelen in het dossier zitten waaruit volgt dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat sprake is van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, zoals meest subsidiair ten laste is gelegd, dan is de raadsman van oordeel dat de verdachte wegens een succesvol beroep op noodweer moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Inleiding en bevindingen ter plaatse
Op zondag 26 januari 2020 omstreeks 18.40 uur vond een schietincident plaats op de parkeerplaats van de Kentucky Fried Chicken (hierna: KFC) te Roermond. [2] Aangever [slachtoffer] werd op de parkeerplaats aangetroffen, zittend tegen een witte auto. Hij had twee schotwonden, die door omstanders en verbalisanten werden dichtgedrukt totdat de ambulance arriveerde. [3] In het tasje van aangever werd een pakket geldbiljetten gevonden. [4] Op de plaats delict werd een vuurwapen aangetroffen, zijnde een pistool van het merk Walther, type TPH, kaliber .22 Lr. De haan van het wapen stond in de achterste, gespannen, stand. In de kamer van het wapen werd een huls aangetroffen en in de patroonhouder van het wapen zaten nog een drietal patronen (‘
hollowpoint’) kaliber .22 Lr van het merk CCI. Deze 3 ‘
hollowpoint’ kogels zijn aan de voorzijde voorzien van een holte in de punt. [5] De holle punten zorgen ervoor dat de kogels nog sneller kunnen vervormen en daardoor grotere schade aanrichten. [6] Naast de in het wapen aangetroffen huls, werden op de plaats delict nog twee hulzen aangetroffen. [7]
Het letsel van aangever
Aangever is met de ambulance naar het VieCurie Medisch Centrum in Venlo gebracht alwaar hij werd behandeld aan zijn verwondingen. [8] Aangever had vlak boven de rechter elleboog een schotwond evenals een schotwond in het linker bovenbeen, ongeveer 10 centimeter vanaf de lies. Van beide schotwonden was een in- en uittrede zichtbaar. De wonden hadden een doorsnede van ongeveer 1 centimeter. [9]
Camerabeelden
Op de camerabeelden van de parkeerplaats [10] is te zien dat de verdachte als bijrijder in een witte BMW op de plaats delict arriveerde. Hij stapte vervolgens uit en stapte als bijrijder in een korte tijd later gearriveerde Toyota Aygo, welke Toyota Aygo vervolgens werd geparkeerd naast een witte Fiat Doblo. Te zien is dat de witte BMW vervolgens meermaals werd verplaatst. Aangever stapte als bestuurder uit de Toyota en liep richting de KFC. Op de camerabeelden in de KFC is te zien dat aangever en de bestuurder van de witte Fiat Doblo elkaar de hand reiken, waarbij aangever een zwart voorwerp aanneemt van de bestuurder van de witte Fiat. Aangever liep daarna terug naar de parkeerplaats en haalde een witte tas, model bigshopper, uit de witte Fiat. Vervolgens nam aangever de tas mee naar zijn eigen voertuig (de Toyota Aygo) en stapte om 18.29.50 uur aan de bestuurderskant in. De verdachte bevond zich op dat moment nog altijd als bijrijder in deze auto. Om 18.31.43 uur stapte de verdachte aan de bijrijderskant uit de Toyota. De verdachte draaide zich onmiddellijk met zijn gezicht en de voorzijde van zijn lichaam richting het geopende portier, leek achteruit te willen/stappen gaan maar werd hierin gehinderd door iets (of iemand) dat zich in de auto bevond, waarbij de verdachte trekkende bewegingen maakte (18.31.49 uur). Meteen daarna kwam aangever om 18.31.51 uur ook vanaf de bijrijderszijde uit de Toyota.
De bestuurder van de, enige meters verderop geparkeerde, witte BMW stapte op dat moment kort uit zijn auto, keek kennelijk in de richting van de beide personen, stapte enkele seconden later weer in de BMW en ontbrandde de verlichting van de auto.
Nadat aangever was uitgestapt maakte hij onmiddellijk meerdere slaande bewegingen in de richting van de verdachte (18.31.52 uur), die achteruit tussen de beide geparkeerde voertuigen vandaan stapte richting achterzijde van de geparkeerde Toyota Aygo, terwijl verdachte daarbij de witte tas vasthield, gelijkend op de witte tas die eerder door aangever uit de Fiat Doblo werd gehaald (18.31.53 uur). Er ontstond een worsteling tussen beiden, waarna aangever eerst zijn rechter en meteen daarna zijn linkerknie omhoog hief in de richting van de verdachte. Terwijl aangever dit deed is te zien dat de verdachte een wapen in zijn hand had en er is om 18.31.56 uur een lichtflits te zien op de beelden. Aangever bleef de verdachte met twee handen slaan, totdat de verdachte om 18.32.09 uur wegrende richting de witte BMW met de witte tas in zijn hand en aangever achter hem aanrende. Het rechterportier van de BMW werd geopend vóórdat de verdachte bij de auto was. De verdachte stapte aan de passagierszijde in de BMW en de BMW reed vervolgens meteen weg. Aangever werd door omstanders geholpen en ging om 18.40.51 uur op de grond tegen de witte Fiat Doblo aan zitten. [11]
Getuigenverklaring
Een anonieme getuige ( [nummer] ) heeft bij de politie verklaard dat aangever tegen het linker achterwiel van een auto zat en dat hij met iemand in de Marokkaanse taal aan het bellen was. De getuige hoorde aangever in de Marokkaanse taal zeggen dat iemand hem bestolen had. [12]
Telefoongegevens
Uit de belgegevens van aangever is gebleken dat hij op 26 januari 2020 om 18.41.22 uur 32 seconden heeft gebeld met een contact genaamd ‘ [naam 3] ’ en om 18.42.20 uur 10 seconden heeft gebeld met [naam 1] . [13]
Uit het onderzoek aan de telefoon van [naam 1] is gebleken dat hij op 26 januari 2020 tussen 19.18.21 uur en 19.18.29 uur 3 Whatsapp-berichten heeft ontvangen van een contact genaamd ‘ [naam 2] ’ met de inhoud: “Was gebeurt?”, “Ripdeal” en “??”. Om 19.20.49 uur antwoordde [naam 1] met het bericht “Ja”. Enkele seconden later antwoordde ‘ [naam 2] ’: “KKR” en “HIJ MOET DOOD DIE BOY”, waarop [naam 1] vervolgens reageerde: “En Hoe”. [14]
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij via ‘Telegram’ met aangever [slachtoffer] had afgesproken bij de KFC in Roermond. De afspraak ging over de verkoop van een partij wiet. De verdachte is die dag samen met de bestuurder van de witte BMW, [medeverdachte] , in diens BMW naar de KFC gegaan. De verdachte had een doorgeladen pistool bij zich. Zij stonden op de parkeerplaats toen aangever [slachtoffer] in een Toyota kwam aanrijden. De verdachte is bij aangever in de auto gestapt en de auto werd iets verderop op dezelfde parkeerplaats geparkeerd. Vervolgens hebben zij in de auto een woordenwisseling gekregen over de wiet. De verdachte probeerde met de tas met wiet uit de auto te stappen, maar werd hierbij door aangever aan zijn vest getrokken. De verdachte probeerde zich los te trekken en trok daarmee ook aangever uit de auto. De verdachte heeft aangever vervolgens met een platte hand een klap gegeven, waarna zij in gevecht kwamen. In dat gevecht, waarin de verdachte rake klappen kreeg van aangever, heeft de verdachte zijn vuurwapen uit de rechterzak van zijn vest getrokken toen hij merkte dat hij niet weg kon komen. Hij heeft een schot in de grond gelost. Toen aangever daar niet op reageerde heeft hij aangever met het vuurwapen geslagen. Toen ook daarop geen reactie volgde, heeft de verdachte het wapen in de lucht gericht en de trekker overgehaald, maar hij weet niet of het wapen toen is afgegaan. Vervolgens heeft hij twee keren gericht op de benen van aangever geschoten.
Het alternatieve scenario van verdachte
Tegenover het door de officier van justitie geschetste scenario van een door de verdachte gepleegde ‘
ripdeal’ heeft de verdachte een alternatief scenario geschetst. Dat alternatieve scenario komt er in de kern op neer dat de verdachte de partij wiet eerder die dag aan aangever “op de pof” aan aangever had geleverd en dat was afgesproken dat aangever de afgenomen partij wiet later die dag zou betalen. Daartoe hadden partijen een afspraak gemaakt op de parkeerplaats bij de KFC. Toen aangever kwam aanrijden stapte de verdachte als bijrijder in zijn auto, waarna tussen aangever en verdachte onenigheid ontstond over de kwaliteit van de wiet en de prijs daarvan. Aangever zou in de auto de partij wiet, die in een witte tas zat, aan de verdachte hebben (terug)gegeven en laten weten af te willen zien van de aankoop tegen het door de verdachte gewenste bedrag. De verdachte wilde vervolgens het voertuig van aangever verlaten met de aan hem toebehorende tas met wiet, waarna hij tijdens het verlaten van het voertuig uit het niets werd aangevallen door aangever.
De rechtbank zal eerst onderzoeken of dit alternatieve scenario voldoende aannemelijk is geworden.
De overwegingen van de rechtbank
Op de camerabeelden is te zien dat aangever op de parkeerplaats voor de KFC uit zijn voertuig stapte en in de KFC een zwartkleurig voorwerp overhandigd kreeg van [naam 1] . Dit zwartkleurig voorwerp is vermoedelijk (gezien het feit dat de auto eerder op de camerabeelden zichtbaar door [naam 1] werd afgesloten) de autosleutel van de Fiat Doblo. Aangever haalde vervolgens de tas met verdovende middelen uit de auto van [naam 1] en nam deze mee naar zijn eigen auto, waarin de verdachte als bijrijder zat. Deze feiten en omstandigheden, die uit de camerabeelden naar voren komen, passen niet bij de verklaring van de verdachte dat hij de partij wiet eerder die dag al aan de aangever had overhandigd. Het is blijkens de camerabeelden immers niet het slachtoffer, maar [naam 1] die in het bezit was van de partij drugs. Het slachtoffer moest de partij drugs immers uit de auto van [naam 1] halen. Voorts valt niet in te zien waarom aangever de wiet mee zou nemen naar de afgesproken plek bij de KFC, als er alleen nog voor de drugs betaald moest worden, terwijl bovendien bezwaarlijk valt in te zien waarom aangever (zoals door de verdachte verklaard) eerst de tas met verdovende middelen in de auto aan de verdachte zou overhandigen om vervolgens, uit het niets, over te gaan tot geweld als de verdachte met de tas wiet het voertuig wil verlaten.
Voorts is door een getuige gehoord dat aangever vlak nadat hij was beschoten, aan het bellen was en in de Marokkaanse taal aan de telefoon zei dat iemand hem bestolen had. Bovendien zijn in de telefoon van [naam 1] Whatsapp-berichten aangetroffen waarin aan [naam 1] werd gevraagd of er een ‘
ripdeal’ had plaatsgevonden, waarop [naam 1] een bevestigend antwoord gaf. De lezing die de verdachte heeft gegeven, vindt derhalve geen steun in de overige feiten en omstandigheden zoals die blijken uit het dossier en is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden.
Tussenconclusies
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat er geen andere conclusie mogelijk is dan dat de verdachte met een doorgeladen vuurwapen naar de parkeerplaats van de KFC in Roermond is gegaan onder het voorwendsel om een partij wiet te “kopen” van aangever, maar met het eigenlijke doel er met die drugs vandoor te gaan, waartoe de vluchtauto met daarin medeverdachte [medeverdachte] klaarstond om weg te rijden. Verdachte werd echter door aangever tegengehouden en heeft in het daaropvolgende gevecht met aangever met zijn pistool meermalen in de richting van aangever heeft geschoten om weg te kunnen komen met de tas met verdovende middelen, als gevolg waarvan aangever twee schotwonden heeft opgelopen.
Op grond van bovenstaande ziet de rechtbank onvoldoende bewijs om te kunnen concluderen dat de tas met verdovende middelen van aangever [slachtoffer] was, zoals primair ten laste is gelegd, maar het is naar haar oordeel van de rechtbank wel vast komen te staan dat de tas in elk geval niet van de verdachte was.
Juridische kwalificatie van de handelingen van de verdachte
Nu het primair tenlastegelegde om hiervoor genoemde reden niet bewezen kan worden verklaard, zal verdachte daarvan worden vrijgesproken. Vervolgens is de vraag die de rechtbank moet beantwoorden, of de door de verdachte toegepaste geweldshandeling is te duiden als een poging tot doodslag, dan wel als (een poging tot) het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Voor een bewezenverklaring van een ten laste gelegde poging tot doodslag moet de rechtbank de vraag beantwoorden of de verdachte opzet heeft gehad op de dood van aangever. Niet is gebleken dat de verdachte de geweldshandeling heeft verricht met als doel om aangever te doden; er is derhalve geen sprake van ‘vol’ opzet.
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden, is of er sprake is van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van dodelijk letsel. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt:
De rechtbank acht de verklaring van verdachte, dat hij eerst op de grond, toen in de lucht en tenslotte 2 keren gericht in de benen van de aangever heeft geschoten, onaannemelijk. Op de camerabeelden is te zien dat de verdachte in ieder geval éénmaal schiet terwijl hij en aangever met elkaar in gevecht zijn en de verdachte onophoudelijk rake klappen krijgt. Het is daarbij onmogelijk geweest om gericht in de benen van aangever te kunnen schieten, zoals door de verdachte is beweerd. Aangever is dan ook niet alleen in zijn bovenbeen, maar ook in zijn arm geraakt. De bewijsmiddelen bieden verder ook geen enkele steun voor de verklaring van de verdachte. Met name het schot in de lucht is op de camerabeelden niet te zien en tijdens het bekijken van de camerabeelden ter terechtzitting weet de verdachte dat moment ook niet aan te wijzen. De rechtbank gaat er derhalve vanuit dat de verdachte richting het lichaam van aangever heeft geschoten om zich (met de tas) weg te kunnen maken, zonder daarbij specifiek te (kunnen) richten op de benen van aangever. Door met een vuurwapen, met daarin .22 ‘
hollowpoint’ kogelpatronen die bestemd zijn om extra schade te veroorzaken, op zo’n korte afstand naar en in het lichaam van aangever te schieten, heeft de verdachte een aanmerkelijke kans op het intreden van fataal letsel bij aangever veroorzaakt. Het handelen van de verdachte is naar uiterlijke verschijningsvorm zodanig gericht geweest op het toebrengen van dodelijk letsel bij aangever, dat het niet anders kan dan dat de verdachte door op dergelijke wijze te handelen de aanmerkelijke kans op dit gevolg welbewust heeft aanvaard. De verdachte heeft met zijn handelen dus in ieder geval voorwaardelijk opzet gehad op het doden van [slachtoffer] .
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van vorenstaande acht de rechtbank bewezen dat de verdachte op 26 januari 2020 in Roermond opzettelijk heeft geprobeerd om [slachtoffer] van het leven te beroven door meermalen met een vuurwapen naar hem te schieten.
De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte dit feit tezamen en in vereniging met [medeverdachte] heeft gepleegd. De verdachte wordt daarvan partieel vrijgesproken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Subsidiair
op 26 januari 2020 in de gemeente Roermond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet
meermalen met een vuurwapen in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de verdachte

4.1
Het standpunt van de verdediging
Ter terechtzitting heeft de raadsman aangevoerd dat er sprake is van noodweer aangezien de verdachte werd aangevallen door [slachtoffer] en er geen andere mogelijkheid bestond om zich aan die aanval te onttrekken. De verdachte dient volgens de raadsman te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep op noodweer moet worden verworpen, omdat niet aan de proportionaliteits- en subsidiariteitsvereisten wordt voldaan. De verdachte heeft met zijn vuurwapen geschoten tijdens een schermutseling waarin hij werd geslagen en getrapt. Bovendien had de verdachte de tas los kunnen laten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Wil sprake zijn van noodweer dan dient vast komen te staan dat verdachte zich heeft verdedigd tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding en dat deze verdediging noodzakelijk is geweest, waarbij naast aan de eis van subsidiariteit, ook aan het proportionaliteitsvereiste moet zijn voldaan. [15]
Nu de verdediging een beroep doet op noodweer, mag van de verdachte worden verwacht dat hij een navolgbare verklaring geeft over wat er precies is voorgevallen, waardoor de noodweersituatie aannemelijk wordt. Zoals hierboven is beschreven in paragraaf 3.3 gaat de rechtbank uit van het scenario waarin de verdachte er met een niet aan hem toebehorende tas met verdovende middelen vandoor wilde gaan en daarbij door het slachtoffer werd tegengehouden. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het slachtoffer hierop een klap heeft gegeven. Daarna werd hij door het slachtoffer hard geslagen en geschopt. Vervolgens heeft de verdachte zijn pistool getrokken en enkele schoten gelost in de richting van het slachtoffer. De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake was van een wederrechtelijke aanval door het slachtoffer richting de verdachte, nu het slachtoffer juist degene was die de tas beschermde waarover hij voordat hij in zijn auto instapte nog de beschikkingsmacht had. Bovendien is het de verdachte die, volgens zijn eigen verklaring, als eerste een klap uitdeelde. Daarbij ondersteunen de in de telefoon van [naam 1] aangetroffen Whatsapp-berichten het scenario dat het om een zogenoemde ‘
ripdeal’ door de verdachte gaat en is het dus juist de verdachte geweest die in deze situatie als de agressor heeft te gelden.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte de hem verweten gedragingen niet heeft verricht in een situatie waarin en op een tijdstip waarop voor hem de noodzaak bestond tot verdediging van eigen lijf tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, dan wel het onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor. De rechtbank verwerpt dan ook het beroep op noodweer.
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
poging tot doodslag.
De verdachte is strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.

5.De straf

5.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich – geheel subsidiair – op het standpunt gesteld dat bij een strafoplegging rekening moet worden gehouden met de jonge leeftijd van de verdachte, het positieve reclasseringsrapport en het feit dat hij geen relevant strafblad heeft. De raadsman verzoekt de rechtbank om in het geval van oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf tot een duur van maximaal 36 maanden te beslissen.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Over de ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag van [slachtoffer] . In de vooravond van zondag 26 januari 2020 zou er een verkoop van een partij verdovende middelen plaatsvinden op de parkeerplaats van de KFC in Roermond. De verdachte heeft een met .22 ‘
hollowpoint’ munitie doorgeladen vuurwapen, welke munitie bedoeld is om extra schade mee te veroorzaken, meegenomen en heeft die ook gebruikt toen hij tijdens het ontstane gevecht om de tas waarin de verdovende middelen zaten het onderspit delfde. Hij heeft drie keer met zijn vuurwapen geschoten en heeft het slachtoffer daarbij twee keren geraakt. Het is niet aan de verdachte te danken dat de afgevuurde kogels geen vitale organen hebben geraakt. Daarnaast heeft dit incident voor grote maatschappelijke onrust gezorgd, omdat het in de vroege avond op een overvolle parkeerplaats heeft plaatsgevonden, waar ook gezinnen met kinderen liepen. Hierdoor heeft de verdachte niet alleen het slachtoffer, maar ook omstanders in gevaar gebracht, omdat de kogels ook een ander dan het beoogde doelwit hadden kunnen raken. De rechtbank rekent de verdachte dit zwaar aan. Voorts zorgen ‘
ripdeals’, en het (doorgaans zware) geweld dat daarmee gepaard gaat, in hun algemeenheid ook voor gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 21 december 2021. Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld wegens geweldsdelicten. Wel is de verdachte eerder veroordeeld wegens Opiumwet gerelateerde feiten. De rechtbank moet rekening houden met het feit dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is in verband met een veroordeling door de politierechter ná de datum waarop de verdachte het onderhavige strafbare feit pleegde.
Het reclasseringsrapport van 5 januari 2022 stelt dat de kans op herhaling van het plegen van een soortgelijk feit wordt ingeschat als gemiddeld. Het gebrek aan legale inkomsten, het sociale netwerk van de verdachte en het ontbreken van een zinvolle dagbesteding zijn belangrijke risico verhogende factoren. Ook het risico op letselschade en het risico op onttrekking aan voorwaarden wordt ingeschat als gemiddeld. Volgens de reclassering lijkt er sprake te zijn van gedragsproblematiek in die zin dat de verdachte in het verleden veelal pro criminele keuzes maakte. De gepleegde delicten waren vooral gericht op financieel gewin. De rechtbank volgt de reclassering in haar bevindingen en conclusies. Het is van belang dat de verdachte leert om betere, niet pro criminele keuzes te maken.
Ook onderhavige zaak heeft zich afgespeeld in een crimineel milieu. Het vond immers plaats in verband met drugsdeal. Voorts is de verdachte – na méér dan een jaar ondergedoken te hebben gezeten – vlak voor zijn aanhouding in een hennepkwekerij aangetroffen, waarbij hij een groot geldbedrag bij zich had en een kostbaar Rolex horloge droeg. Het baart de rechtbank zorgen dat de verdachte zich op zo’n jonge leeftijd (diep) in het criminele drugsmilieu lijkt te bevinden.
De straf
Gelet op de ernst van het feit en vanuit het oogpunt van een juiste normhandhaving is de rechtbank van oordeel dat deze zaak niet anders kan worden afgedaan dan met een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op de aard van het door de verdachte toegepaste geweld en de gewelddadige context waarin het feit zich heeft afgespeeld, alsmede het gegeven dat de verdachte zich op een zondagavond gewapend met een doorgeladen pistool naar de parkeerplaats van de KFC heeft begeven en daar een uiterst gevaarlijke situatie heeft gecreëerd.
De rechtbank heeft zich voor de straftoemeting mede georiënteerd op de voor soortgelijke strafbare feiten gebruikelijke straffen. Voor het bepalen van de strafmaat voor het plegen van doodslag bestaan geen algemene oriëntatiepunten. Uit de jurisprudentie blijkt dat bij een voltooide doodslag doorgaans gevangenisstraffen van 6 tot 8 jaren worden opgelegd. De rechtbank zal de hoogte van deze straffen als uitgangspunt nemen. Bij het bepalen van de strafmaat zal de rechtbank er in strafverminderende zin rekening mee houden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag en dat er geen sprake is van een voltooid delict. Ook de zeer jonge leeftijd waarop de verdachte het feit heeft gepleegd, en die de verdachte ook thans nog heeft, dient naar het oordeel van de rechtbank in belangrijke mate mee te wegen, zulks in het voordeel van verdachte. Gelet op het reclasseringsrapport hoopt de rechtbank dat de verdachte zich tijdens zijn detentie en resocialisatie in positieve zin kan ontwikkelen en in de toekomst geen pro criminele keuzes meer zal maken.
Alles afwegende zal de rechtbank de verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
De tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

6.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

6.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich door het indienen van een vordering tot vergoeding van een schade tot een bedrag van € 7.000,- wegens immateriële schade gevoegd in het strafgeding. Voorts vordert [slachtoffer] vergoeding van de proceskosten van een bedrag van € 500,21.
6.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde [slachtoffer] tot een bedrag van € 5.000,-, mede gelet op het feit dat de benadeelde zelf ook risico heeft genomen door zich in de betreffende situatie te begeven. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd voor het aan de benadeelde toe te wijzen bedrag.
6.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering tot schadevergoeding moet worden afgewezen, omdat hij vrijspraak dan wel ontslag van alle rechtsvervolging van de verdachte heeft bepleit. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat enige onderbouwing van de schade ontbreekt en dat tevens onduidelijk is wat de schade in de toekomst zal zijn. Er is geen sprake van zwaar lichamelijk letsel en het is niet vastgesteld dat er nog een kogel in het lichaam van de benadeelde zit. De raadsman stelt dat bij enig toe te kennen bedrag een bedrag van hooguit enkele honderden euro’s aan de orde is. Omtrent de vordering ten aanzien van de proceskosten heeft de raadsman aangevoerd dat hij toewijzing van het gevorderde bedrag van € 500,21 prefereert boven toekenning aan de hand van het liquidatietarief.
6.4
Het oordeel van de rechtbank
Immateriële schade
De vordering tot immateriële schadevergoeding bestaat uit vergoeding in verband met psychische klachten en fysiek letsel (bestaande uit het voelen zitten van de kogel, het voelen van tintelingen en het verlies van kracht in de rechterarm- en hand). De rechtbank overweegt dat de benadeelde partij in zowel zijn arm als zijn been is geschoten. Uit de stukken is onvoldoende duidelijk geworden of er nog een restant van de kogel in het lichaam van de benadeelde zit. Voorts ontbreekt de onderbouwing voor het door de benadeelde gestelde (tot op heden voortdurende) verlies van kracht in zijn rechterarm- en hand. Uit de medische stukken en de foto’s in het dossier blijkt wel dat sprake is van in- en uitschot van de kogels en dat de benadeelde bloed heeft verloren. Hij is voor behandeling overgebracht naar het ziekenhuis in Venlo. Het is daarnaast aannemelijk dat hij ook psychische klachten heeft opgelopen als gevolg van het feit dat hij van dichtbij door verdachte is beschoten. De rechtbank zal de vordering in verband met het fysieke letsel en psychische schade slechts gedeeltelijk toewijzen, nu onvoldoende is gebleken wat de medische eindtoestand van de benadeelde partij is. Wat betreft de hoogte van het toe te kennen bedrag heeft de rechtbank verder acht geslagen op de omstandigheden waaronder het feit heeft plaatsgevonden.
Alles afwegende acht de rechtbank een bedrag van € 5.000,- wegens immateriële schade billijk. Voor het meerdere zal de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan dit deel van zijn vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Om te bevorderen dat de verdachte de benadeelde partij daadwerkelijk schadeloos stelt, zal de rechtbank over het toegewezen bedrag de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Proceskosten
De benadeelde partij is bijgestaan door een advocaat. De rechtbank is daarom op grond van artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering gehouden een vergoeding toe te kennen voor de gemaakte kosten van rechtsbijstand. De kosten worden begroot op basis van het liquidatietarief voor kantonzaken. Voor het opstellen en indienen van het voegingsformulier en de behandeling ter terechtzitting kent de rechtbank telkens een punt toe, zodat aan proceskosten zal worden toegewezen een bedrag van (2 x € 311,-=) € 622,-.
Dit bedrag is hoger dan gevorderd, maar gelet op hetgeen is overwogen in het arrest van de Hoge Raad van 26 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1857, staat dat aan toewijzing niet in de weg.

7.De vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 03/178531-19

Ter terechtzitting is gelijktijdig behandeld de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, waartoe de verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg van 11 november 2019, gewezen onder parketnummer 03/178531-19, maar waarvan werd bepaald dat deze straf onder voorwaarden vooralsnog niet zal worden tenuitvoergelegd.
De vordering tot tenuitvoerlegging voldoet aan alle wettelijke eisen. Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De rechtbank zal de gevorderde tenuitvoerlegging toewijzen, nu de verdachte een nieuw strafbaar feit heeft gepleegd en zich daarmee niet aan de voorwaarden heeft gehouden. De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 2 weken.

8.Het beslag

Van het in beslag genomen pistool en de munitie zal de onttrekking aan het verkeer worden bevolen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c, 36d, 36f, 45, 63 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4.3 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt tot heden begroot op € 622,-;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van
  • bepaalt dat, in zoverre de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 03/178531-19
- gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Limburg d.d. 11 november 2019, gewezen onder parketnummer 03/178531-19, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken;
Beslag
- onttrekt aan het verkeer de volgende in beslag genomen voorwerpen:
  • 1 STK Vuurwapen (pistool), Walther Tph .22 Lr (goednummer PL2300-2020014268-1285131);
  • 3 STK munitie (kogelpatronen), CCI ‘hollowpoint’ in het kaliber .22 Lr (goednummers PL2300-2020014268-1285153, PL2300-2020014268-1285159 en PL2300-2020014268-1289934).
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P.A. Bisscheroux, voorzitter, mr. C.G.A. Wouters en mr. dr. D.L.F. de Vocht, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.J.A. Colen, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 2 februari 2022.
Buiten staat
Mr. dr. D.L.F. de Vocht is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 26 januari 2020 in de gemeente Roermond tezamen
en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering
van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf
om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet
meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen in de richting van het
lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben geschoten, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan
van enig strafbaar feit, te weten diefstal met geweld van een tas (met
inhoud), geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , gepleegd
op 26 januari 2020 in de gemeente Roermond, ten opzichte van die [slachtoffer]
,
en welke poging tot doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de
uitvoering van dat feit (die diefstal met geweld) voor te bereiden,
gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan
zichzelf en/of aan andere deelnemers aan dat feit straffeloosheid en/of
het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 januari 2020 in de gemeente Roermond tezamen
en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering
van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf
om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet
meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen in de richting van het
lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben geschoten, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 januari 2020 in de gemeente Roermond tezamen
en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een tas (met
inhoud), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer]
, heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met
het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of
om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan
het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
en welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat
hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) meermalen, althans eenmaal:
- aan de tas van die [slachtoffer] heeft/hebben getrokken en/of
- die [slachtoffer] (meermalen) heeft/hebben geslagen en/of
- met een vuurwapen in de richting van het lichaam van die [slachtoffer]
heeft/hebben geschoten;
meer meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 januari 2020 in de gemeente Roermond tezamen
en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel te weten een slapend gevoel en/of
tintelingen in zijn hand en/of krachtverlies in zijn arm heeft toegebracht,
door met dat opzet meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen in
de richting van het lichaam van die [slachtoffer] te schieten;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 januari 2020 in de gemeente Roermond tezamen
en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering
van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf
om [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat
opzet meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen in de richting
van het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben geschoten, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van Politie Eenheid Limburg, Districtsrecherche Noord-Midden Limburg, registratienummer LB1R020009-2020014268, gesloten d.d. 16 juni 2020, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 755.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 februari 2020, pagina’s 27 en 28.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 januari 2020, pagina’s 29 en 30.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 januari 2020, pagina’s 29 en 30.
5.Proces-verbaal relaas d.d. 20 mei 2020, pagina’s 47 en 48.
6.Proces-verbaal d.d. 2 maart 2020, pagina 82.
7.Proces-verbaal relaas d.d. 20 mei 2020, pagina’s 47 en 48.
8.Proces-verbaal relaas d.d. 20 mei 2020, pagina 46.
9.Een ander geschrift, zijnde een letselrapportage forensische geneeskundige GGD Limburg-Noord d.d. 27 januari 2020, pagina’s 274 tot en met 278.
10.De rechtbank zal de tijdstippen vermelden zoals op de camerabeelden weergegeven, met dien verstande dat de daadwerkelijke tijd 8 minuten later is (zie proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2020, pagina 446).
11.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2020, pagina’s 446 tot en met 473, in samenhang bezien met het proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 januari 2020, pagina 442, en de eigen waarneming van de rechtbank in het (bij appèl uit te werken) proces-verbaal van terechtzitting d.d. 19 januari 2022.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige nummer [nummer] d.d. 27 januari 2020, pagina 344.
13.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 februari 2020, pagina 527.
14.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 februari 2020, pagina’s 506 tot en met 512, met als bijlage een ‘Extraction Report’ op pagina’s 518 en 519.
15.HR 22 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:456.