ECLI:NL:RBLIM:2022:7214

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 september 2022
Publicatiedatum
23 september 2022
Zaaknummer
308039 KG ZA 22-305
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot inzage in administratie failliete onderneming in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 23 september 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Sylvan Nederland B.V. en de curator van Substraatbedrijf Horst B.V. Sylvan vorderde inzage in de administratie van de failliete onderneming, omdat zij meende dat er gefraudeerd was met het broed voor de teelt van paddenstoelen. De rechtbank oordeelde dat Sylvan voldoende aannemelijk had gemaakt dat er een onrechtmatige daad had plaatsgevonden, maar dat de vordering op basis van artikel 3:15j BW werd afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat Sylvan rechtmatig belang had bij inzage in bepaalde bescheiden, met name die betrekking hebben op de inkopen en verkopen van Substraatbedrijf Horst in de jaren 2016 en 2017. De curator werd veroordeeld om binnen twee weken inzage te verlenen in de gevraagde documenten en om kopieën daarvan te verstrekken. Tevens werd de curator in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
zaaknummer / rolnummer: C/03/308039 / KG ZA 22-305
Vonnis in kort geding van 23 september 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SYLVAN NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Horst,
eiseres,
advocaat mr. M.A. Poelman te Amsterdam,
tegen
Mr. A.F.Th.M. HEUTINK
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Substraatbedrijf Horst B.V,
kantoorhoudende te Gennep,
gedaagde,
advocaat mr. P.G.M. Brouwer te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Sylvan en de curator genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van Sylvan
  • de pleitnota van de curator.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Substraatbedrijf Horst B.V., verder te noemen Substraatbedrijf Horst, heeft voorafgaand aan haar faillissement per 21 november 2017 een onderneming geëxploiteerd die zich bezig hield met de productie van substraat ten behoeve van de teelt van paddenstoelen, in het bijzonder oesterzwammen.
2.2.
De productie van substraat is in drie fases verdeeld. In fase 1 wordt stro verhakseld en met water en hulpstoffen gefermenteerd. In fase 2 wordt het uit fase 1 voortgekomen substraat gepasteuriseerd waarna het wordt geënt met schimmelsporen (‘broed’) van het gewenste ras. Het met broed geënte substraat wordt vervolgens in pakketten verpakt. In fase 3 wordt het substraat gedurende enige dagen bewaard om schimmeldraden te laten ontwikkelen. Vervolgens worden de pakketten afgeleverd aan de telers.
2.3.
Sylvan is de enige licentiehouder in Nederland van het oesterzwammenras Spoppo, een ras dat geen sporenvorming kent en daardoor geen allergische reacties veroorzaakt bij de telers. Substraatbedrijf Horst heeft gedurende enige jaren Spoppo-broed ingekocht bij Sylvan en met Spoppo-broed geënt substraat geleverd aan de telers.
2.4.
Verschillende telers hebben geklaagd over het door Substraatbedrijf Horst geleverd substraat dat in de weken 41 tot en met 46 van 2016 zou moeten zijn geënt met Spoppo-broed. Deze klachten ontstonden in week 45 (7 tot en met 13 november 2016). De oesterzwammen zouden kleurverschillen en misvormingen vertonen, achterblijven in groei en sporenvorming hebben.
2.5.
Er is een procedure gevoerd bij de rechtbank Gelderland tussen enerzijds Sylvan en een aantal andere partijen (telers en toeleveranciers) en anderzijds Substraatbedrijf Horst en haar (indirecte) aandeelhouders (zaak- en rolnummer C/05/318821 HAZA 17-198) en tussen enerzijds Substraatbedrijf Horst en genoemde aandeelhouders en anderzijds Sylvan en genoemde andere partijen (zaak- en rolnummer C/05/326423 HA ZA 17-491). Na het faillissement van Substraatbedrijf Horst per 21 november 2017 is deze procedure overgenomen door de curator.
2.6.
In deze procedure heeft Sylvan gesteld dat Substraatbedrijf Horst onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door niet direct te melden dat de klachten over de oesterzwammen werden veroorzaakt doordat Substraatbedrijf Horst fraude had gepleegd door – heel kort samengevat – niet alleen te enten met Spoppo-broed maar ook te enten met BETA 4-broed, door Sylvan ‘nep-Spoppo’ genoemd, en te zeggen dat de oorzaak van de problemen bij Sylvan lag. Sylvan heeft gesteld hierdoor schade te hebben geleden bestaande uit gemaakte onderzoekskosten en reputatieschade. Substraatbedrijf Horst heeft op haar beurt gesteld dat Sylvan jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld door haar negatief in de markt af te schilderen als oplichter en fraudeur. Daardoor zou Sylvan tevens zijn tekort geschoten in de nakoming van haar contractuele verplichting om zich neutraal en terughoudend op te stellen. Ook zou Sylvan de telers hebben bewogen om niet tot een minnelijke regeling met Substraatbedrijf Horst te komen. Sylvan zou met haar beschuldiging van fraude hebben bewerkstelligd dat de afnemers geen vertrouwen meer in Substraatbedrijf Horst hadden, waardoor een zeer groot omzetverlies is geleden, de waarde van het bedrijf is gedaald en waardoor volgens de curator het faillissement lijkt te zijn veroorzaakt. Als voorschot op de schade heeft de Substraatbedrijf Horst € 800.000,- van Sylvan gevorderd.
2.7.
Op 5 december 2018 is in deze procedure een tussenvonnis gewezen en op 14 oktober 2020 een eindvonnis. In het eindvonnis is overwogen dat Substraatbedrijf Horst substraat aan de telers heeft geleverd dat (deels) was voorzien van ander broed dan Spoppo (r.o. 2.17). Voorts is overwogen dat Substraatbedrijf Horst daarvoor verantwoordelijk moet worden gehouden (r.o. 2.23). Omdat niet is komen vast te staan dat Substraatbedrijf Horst bewust of opzettelijk met ander broed dan Spoppo heeft geënt (r.o. 2.30), is de door Sylvan gestelde ‘Spoppo-fraude’ waarop zij haar vordering uit hoofde van onrechtmatige daad heeft gebaseerd, niet komen vast te staan (r.o. 2.35). Op grond daarvan is de vordering van Sylvan afgewezen. De vordering van Substraatbedrijf Horst om te verklaren voor recht dat Sylvan onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door haar publiekelijk van oplichting en fraude te betichten, is wel toegewezen evenals de vordering om voor recht te verklaren dat Sylvan aansprakelijk is voor de schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet (r.o. 2.62). Het gevorderde voorschot op de schadevergoeding is afgewezen (r.o. 2.63).
2.8.
Sylvan is inmiddels in hoger beroep gegaan evenals de (indirecte) aandeelhouders van Substraatbedrijf Horst die de vordering van de curator hebben overgenomen.

3.Het geschil

3.1.
Sylvan vordert samengevat – om de curator te veroordelen bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
om medewerking te verlenen aan een onderzoek door Sylvan in de volledige administratie van Substraatbedrijf Horst zoals die ter beschikking staat aan de curator en Sylvan in de gelegenheid te stellen op eigen kosten kopieën te maken daarvan in de zin van artikel 3:15j BW en/of inzage te verlenen in de administratie en afschriften of uittreksels daarvan te verschaffen als bedoeld in artikel 843a Rv;
in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De curator voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Algemeen toetsingskader

4.1.
De vordering strekt tot onderzoek in de administratie van het failliete Substraatbedrijf Horst in de zin van artikel 3:15j onder d BW of afgifte van bescheiden in de zin van artikel 843a Rv. Een dergelijke vordering is in kort geding toewijsbaar als voldoende aannemelijk is dat de vordering in de bodemprocedure – in dit geval in de appelprocedure – zou worden toegewezen en als van de eisende partij niet kan worden gevergd dat deze de uitkomst in de bodemprocedure afwacht.
Spoedeisend belang
4.2.
Sylvan stelt dat zij in de appelprocedure in bewijsnood verkeert ten aanzien van de onderbouwing van haar vordering in conventie en de onderbouwing van haar verweer tegen de reconventionele vordering van Substraatbedrijf Horst. Voor beiden gaat het om haar stelling dat Substraatbedrijf Horst bewust of opzettelijk substraat met een ander broed dan Spoppo heeft geënt. Zij stelt dat zij een spoedeisend belang heeft nu de appelprocedure reeds aanhangig is en er op 12 september 2022 een mondelinge behandeling in een incident plaatsvindt. Doordat het onderhavige kort geding is aangehouden in afwachting van de uitkomst van schikkingsoverleg – wat niet in een schikking heeft geresulteerd - is deze datum inmiddels verstreken. De voorzieningenrechter is evenwel van oordeel dat het spoedeisend belang in deze zaak hoe dan ook is gegeven nu het belang van Sylvan is gelegen in het goed en voortvarend in hoger beroep kunnen procederen.
Artikel 3:15 j onder d BW
4.3.
Op grond van artikel 3:15 j onder d BW kan een schuldeiser in het geval van faillissement ten aanzien van de boekhouding van de failliet openlegging van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers vorderen voor zover die schuldeiser daarbij een rechtstreeks en voldoende belang heeft. Daarvan is sprake als de schuldeiser inzage verlangt teneinde zijn rechtsbetrekking met de failliet nader te doen vaststellen, bijvoorbeeld met betrekking tot de hoogte, de aard of de inhoud van zijn vordering (ECLI:NL:HR:2016:612). In het onderhavige geval beoogt Sylvan met de openlegging van de administratie echter niet de hoogte, de aard of de inhoud van haar vordering vast te stellen. Sylvan beoogt daarmee te onderbouwen dat zij een vordering heeft. Daarvoor is artikel 3:15 j onder d BW niet bedoeld. De vordering van Sylvan zal dan ook worden afgewezen voor zover deze is gebaseerd op artikel 3:15 j onder d BW.
Artikel 843a Rv
4.4.
Op grond van artikel 843a Rv kan degene die daarbij rechtmatig belang heeft op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij partij is van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft.
a.
Rechtsbetrekking
4.5.
Ook een rechtsbetrekking uit onrechtmatige daad valt binnen de reikwijdte van artikel 843a Rv. Als maatstaf voor de beoordeling van een vordering op de voet van artikel 843a Rv heeft te gelden dat het bestaan van de rechtsbetrekking waarop de vordering ziet voldoende aannemelijk moet zijn. Die maatstaf stelt de rechter in staat een evenwicht te vinden tussen het belang van eiser om de waarheid te kunnen achterhalen en zijn bewijspositie te versterken, en het belang van verweerder om geen vertrouwelijke informatie prijs te hoeven geven en om verschoond te blijven van de ingrijpende maatregel die exhibitie niet zelden is. Degene die inzage, afschrift of uittreksel van bewijsmateriaal verlangt om een door hem vermoede onrechtmatige daad te kunnen aantonen, zal derhalve gemotiveerd zodanige feiten en omstandigheden dienen te stellen en met eventueel reeds voorhanden bewijsmateriaal moeten onderbouwen, dat voldoende aannemelijk is dat die onrechtmatige daad zich heeft voorgedaan of dreigt voor te doen. De vraag wat in het kader van een vordering uit hoofde van artikel 843a Rv bij een gestelde onrechtmatige daad als een ‘voldoende’ mate van aannemelijkheid kan worden beschouwd, kan niet in algemene zin worden beantwoord. Het komt steeds aan op een waardering van de stellingen en verweren van partijen en de overtuigingskracht van het eventueel reeds overgelegde bewijsmateriaal (ECLI:NL:HR:2020:1251).
4.6.
De door Sylvan gestelde onrechtmatige daad is gebaseerd op de stelling dat Substraatbedrijf Horst – heel kort samengevat - de zogenaamde Spoppo-fraude heeft gepleegd: ze heeft substraat wat (mede) met BETA-4, zogenaamde ‘nep-Spoppo’ was geënt, verkocht als Spoppo-substraat en toen daaruit klachten ontstonden naar Sylvan als schuldige gewezen, aldus Sylvan. Volgens Sylvan heeft Substraatbedrijf Horst steeds een vaste hoeveelheid Spoppo-broed bij haar afgenomen en steeds een vaste hoeveelheid met Spoppo-broed geënt substraat aan dezelfde telers geleverd. Voorafgaand aan de periode waarin de klachten van de telers ontstonden, kocht Substraatbedrijf Horst volgens Sylvan opeens minder Spoppo-broed in, terwijl dezelfde hoeveelheid als met Spoppo-broed geënt substraat aan de telers werd geleverd. Hieruit volgt logischerwijs, aldus Sylvan, dat er opzettelijk/bewust met ander broed is geënt. Sylvan heeft ter verdere onderbouwing een data-analyse in het geding gebracht waaruit volgt dat er ook een groot gat is tussen de inkoop van broed en de inkoop van fase 1 substraat (productie 4 dagvaarding, productie 4a memorie van grieven). De terugloop in inkoop van Spoppo-broed bij Sylvan voorafgaand aan de entweken waaruit het geënte substraat kwam waarover de telers hebben geklaagd, het niet teruggaan van de inkoop van fase 1 substraat en van de verkoop van met Spoppo geënt substraat en voorts de inkoop van ander broed dan Spoppo-broed van een omvang die het gat, tussen de verminderde inkoop van Spoppo-broed en de als met Spoppo-broed geënt verkochte substraat, opvult, wil Sylvan met behulp van de verzochte bescheiden – waarover later meer - aantonen. Sylvan heeft verder aangevoerd dat in de bij de rechtbank Gelderland gevoerde procedure is komen vast te staan, dat de substraten waarover klachten zijn ontstaan (mede) geënt waren met ander broed dan Spoppo en dat Substraatbedrijf Horst hiervoor verantwoordelijk is. Sylvan heeft voorts aangevoerd dat het onderzoeksinstituut Naktuinbouw heeft geconstateerd dat in een monster van een geënt substraat waarover is geklaagd BETA-4 broed aanwezig was. Ook heeft Sylvan erop gewezen dat de curator in de procedure bij de rechtbank erkent dat er BETA 4- broed is ingekocht door Substraatbedrijf Horst en wel voor het laatst op 14 september 2016 (week 37), al is dat volgens de curator een onvoldoende hoeveelheid om de ontstane problemen te verklaren (antwoordconclusie na enquête nr. 52).
4.7.
Sylvan heeft hiermee naar het oordeel van de voorzieningenrechter gemotiveerd zodanige feiten en omstandigheden gesteld en met reeds voorhanden bewijsmateriaal onderbouwd dat voldoende aannemelijk is in de zin van artikel 843a Rv dat de door Sylvan gestelde onrechtmatige daad zich heeft voorgedaan.
b.
Rechtmatig belang
4.8.
De voorzieningenrechter vindt het aannemelijk dat een rechtmatig belang aanwezig is. De rechtbank Gelderland houdt in haar eindvonnis van 14 oktober 2020 Substraatbedrijf Horst ervoor verantwoordelijk dat substraat aan de telers is geleverd dat (deels) was voorzien van ander broed dan Spoppo. De rechtbank Gelderland overweegt dat niet is komen vast te staan dat Substraatbedrijf Horst opzettelijk of bewust met een ander broed heeft geënt. Het rechtmatig belang van Sylvan om in hoger beroep aanvullend bewijs te leveren is direct en concreet nu hetgeen zij in eerste aanleg heeft aangedragen in eerste aanleg onvoldoende is bevonden. De verzochte bescheiden kunnen Sylvan baat brengen bij haar bewijspositie.
c.
Bepaalde bescheiden
4.9.
Sylvan vordert inzage, afschrift en uittreksel van de gehele administratie van Substraatbedrijf Horst. Dit is op grond van artikel 843a Rv niet mogelijk nu inzage, afschrift en uittreksel op grond van artikel 843a Rv slechts ten aanzien van bepaalde bescheiden kan worden gevorderd. Een zogenaamde fishing expedition is uit hoofde van dit artikel niet toegestaan.
4.10.
Sylvan geeft echter ook nader aan welke bescheiden zij specifiek van belang acht. Sylvan stelt dat voor haar relevant zijn alle documenten (fysiek of elektronisch) die direct of indirect betrekking hebben op de inkopen, waaronder de inkopen van broed, stro en fase 1 substraat door Substraatbedrijf Horst in de kalenderjaren 2016 en 2017. Sylvan wil op deze manier vaststellen wat precies is ingekocht, in welke hoeveelheden en van wie. Voorts wenst zij aanvullende informatie uit de financiële administratie met betrekking tot deze inkopen, zoals bankafschriften. Sylvan stelt dat voorts voor haar relevant zijn alle documenten (fysiek of elektronisch) die direct of indirect betrekking hebben op de verkoop van substraat door Substraatbedrijf Horst in de kalenderjaren 2016 en 2017. Sylvan wil hiermee vaststellen hoeveel substraat is verkocht, in welke hoeveelheden en aan wie, alsmede met welk broed dit substraat werd geënt.
4.11.
De voorzieningenrechter beschouwt als voldoende bepaald alle documenten (fysiek of elektronisch) die direct of indirect betrekking hebben op de inkopen van broed, stro en fase 1 substraat door Substraatbedrijf Horst en op de verkoop door Substraatbedrijf Horst van substraat in 2016 en in 2017 tot aan de datum van faillissement. Het verstrekken van aanvullende informatie uit de financiële administratie zoals bankafschriften vindt de voorzieningenrechter vooralsnog te ver gaan.
d.
Gewichtige redenen
4.12.
Degene die de bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, is niet gehouden aan een inzagevordering te voldoen als daarvoor gewichtige redenen zijn. De curator heeft gesteld dat deze gewichtige redenen er zijn en daaruit bestaan dat Sylvan kennis zal kunnen nemen van privacygevoelige informatie zoals de personeelsadministratie en concurrentiegevoelige informatie zoals de voorwaarden waaronder Substraatbedrijf Horst haar gebouwen en de machines huurt van haar aandeelhouder. Nu de voorzieningenrechter slechts beperkt inzage in bepaalde bescheiden zal toestaan, zal Sylvan echter geen kennis kunnen nemen van deze informatie zodat dit verweer geen doel treft.
E. Gegevens nodig?
4.13.
Aan een inzagevordering hoeft ook niet te worden voldaan, als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd. De curator heeft aangevoerd dat dit het geval is omdat bewijs ook kan worden geleverd door middel van getuigenverhoren. Nu gegevens uit de administratie wel degelijk bewijs bovenop getuigenverhoren kunnen leveren, mist deze stelling van de curator feitelijke grondslag. Ook dit verweer treft geen doel.
Slotsom
4.14.
De slotsom is dat aan de vereisten van artikel 834a Rv is voldaan voor wat betreft de onder r.o. 4.11. genoemde bescheiden. Nu de curator stelt dat de documenten kunnen worden ingezien op zijn kantoor en dat de rechtbank ook het meest praktisch voorkomt, zal de voorzieningenrechter de vordering toewijzen zoals onder 5.1 en 5.2 is verwoord.
4.15.
De curator heeft verzocht om Sylvan bij toewijzing van de vordering een voorschot te laten betalen op de kosten van het verstrekken van inzage en kopieën uit het oogpunt van bescherming van de boedel. De curator stelt dat de inzage dient te geschieden onder toezicht van een medewerker van de curator, voor wiens uren een vergoeding moet worden betaald.
Nu de curator niet heeft aangegeven welke omvang het voorschot dient te hebben en waarop het is gebaseerd, zal de rechtbank geen te betalen voorschot vaststellen. Wel zal Sylvan de (redelijke) kosten dienen te dragen van het opzoeken van de documenten in de administratie door een juridisch medewerker en van het maken van de kopieën door een administratief medewerker. Het vergoeden van de uren van een medewerker die toezicht houdt tijdens de inzage, vindt de voorzieningenrechter niet redelijk. Indien inzage in enkel de toegewezen bescheiden wordt verschaft, is dat niet nodig.
4.16.
De curator heeft verzocht deze uitspraak niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren omdat inzage onomkeerbaar is en hiermee de belangen van de boedel worden geschaad. Dit verzoek is onvoldoende onderbouwd en zal niet worden gehonoreerd. Anders dan dat de bepaalde bescheiden mogelijk bijdragen aan bewijs tegen de failliet, is niet kenbaar gemaakt welke belangen worden geschaad.
4.17.
De curator zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Sylvan worden begroot op:
  • dagvaarding € 103,33
  • griffierecht € 676,00
  • salaris advocaat € 1.524,00
Totaal € 2.303,33
4.18.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
gebiedt de curator om binnen twee weken na betekening van dit vonnis inzage te verlenen op zijn kantoor in alle documenten (fysiek of elektronisch) die direct of indirect betrekking hebben op de inkopen van broed, stro en fase1 substraat door Substraatbedrijf Horst en op de verkoop door Substraatbedrijf Horst van substraat in 2016 en in 2017 tot aan de datum van faillissement,
5.2.
gebiedt de curator om van de documenten ten aanzien waarvan Sylvan dit wenst kopieën aan Sylvan te verschaffen tijdens de inzage of binnen een week daarna,
5.3.
verstaat dat de (redelijke) kosten van de inzage en het maken van de kopieën door Sylvan aan de curator moeten worden vergoed,
5.4.
veroordeelt de curator in de proceskosten aan de zijde van Sylvan tot op heden begroot op € 2.303,33,
5.5.
veroordeelt de curator in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat de curator niet binnen twee weken na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koster-van der Linden en in het openbaar uitgesproken op 23 september 2022. [1]

Voetnoten

1.type: AK