ECLI:NL:RBLIM:2022:7127

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 september 2022
Publicatiedatum
20 september 2022
Zaaknummer
ROE 22/1712
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake sluiting woning wegens aantreffen van Benzaldehyde gerelateerd aan drugshandel

Op 20 september 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekers en de burgemeester van de gemeente Heerlen. Verzoekers hadden een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen tegen de sluiting van hun woning voor de duur van twaalf maanden, opgelegd door de burgemeester op basis van artikel 13b van de Opiumwet. De sluiting was het gevolg van het aantreffen van een aanzienlijke hoeveelheid Benzaldehyde in de kelder van de woning, een stof die kan worden gebruikt voor de productie van synthetische drugs, in combinatie met nitroethaan. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om de sluiting op te leggen, gezien de omstandigheden waaronder de stof was aangetroffen en de melding van verzoekers aan de politie over bedreigingen door personen uit het drugsmilieu. Verzoekers betwistten de noodzaak en evenredigheid van de sluiting, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de sluiting noodzakelijk was ter bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, met de overweging dat de sluiting van de woning voor twaalf maanden niet onevenredig was in verhouding tot de ernst van de overtreding.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 22/1712
uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 september 2022 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[naam 1]verzoeker en
[naam 2], verzoekster te [woonplaats] , tezamen verzoekers
(gemachtigde: mr. F.E.L. Teerling),
en

de Burgemeester van de gemeente Heerlen, verweerder

(gemachtigde: mr. [naam gemachtigde] ).

Procesverloop

Bij besluit van 28 juli 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet aan verzoekers een last onder bestuursdwang opgelegd in de vorm van sluiting van de woning, gelegen aan [adres] ( hierna: de woning), voor de duur van twaalf maanden met ingang van 16 augustus 2022.
Verzoekers hebben tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 september 2022. Verzoekers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Is sprake van een spoedeisend belang?
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist. De voorzieningenrechter neemt, gelet op de aard van de zaak, een woningsluiting, het spoedeisend belang aan en gaat over tot inhoudelijke behandeling van het verzoek.
3. De voorzieningenrechter zal zich daarbij een voorlopig oordeel dienen te vormen over de rechtmatigheid van het besluit inzake de woningsluiting en het te verwachten besluit op bezwaar. Daarbij acht de voorzieningenrechter de volgende feiten van belang.

Feiten

4. Verzoekers huren de woning aan [adres] van Stichting Wonen Zuid. In de bestuurlijke rapportage van de politie, gedateerd 25 mei 2022, is samengevat vermeld dat de politie op 5 mei 2022, naar aanleiding van een melding van de bewoners dat een aantal personen de woning wilden binnendringen en dat dit te maken had met drugshandel waarbij eveneens door de bewoners werd aangegeven dat er in de woning grondstoffen opgeslagen zouden liggen voor de productie van harddrugs, een onderzoek ingesteld in de woning. Daarbij werden in de kelder van de woning 20 blauwe volle jerrycans met telkens 20 liter vloeistof, 3 witte volle jerrycans met telkens 10 liter en 101 flesjes met telkens 0,5 liter vloeistof aangetroffen. De totale hoeveelheid aangetroffen vloeistof bedraagt 480,5 liter. Uit onderzoek van het Landelijk Faciliteit Ontmantelen (LFO) is gebleken dat de vloeistof Benzaldehyde betrof, zijnde een vloeistof die in combinatie met onder andere nitroethaan kan worden omgezet in amfetamine. Verder wordt vermeld dat Benzaldehyde niet vermeld staat op lijst I of II van de Opiumwet, echter in deze hoeveelheid geen legitiem doel dient in een normaal huishouden.
5. Bij brief van 29 juni 2022 heeft verweerder verzoekers alsmede de verhuurder (Stichting Wonen Zuid) in kennis gesteld van het voornemen tot sluiting van de woning voor twaalf maanden. Verzoekers hebben op 4 juli 2022 hun zienswijze gegeven. De verhuurder heeft laten weten geen gebruik te willen maken van de mogelijkheid tot het indienen van een zienswijze.
6. Verweerder heeft bij het bestreden besluit sluiting van de woning gelast voor de duur van twaalf maanden met ingang van 16 augustus 2022. Verweerder heeft overwogen dat indien in een woning of lokaal goederen worden aangetroffen die strafbaar zijn gesteld onder artikel 10a en/of 11a van de Opiumwet deze situatie volgens verweerders Damoclesbeleid Heerlen (het Beleid), vastgesteld op 17 december 2019, wordt gelijkgesteld met de situatie waarin er daadwerkelijk drugs zijn aangetroffen. Hieronder vallen ook de gevallen waarin er bijvoorbeeld sprake is van de productie/opslag van halffabricaten ten behoeve van harddrugsproductie. Verweerder acht het derhalve aannemelijk dat de woning een rol vervult in de keten van drugshandel. Verweerder is dan ook bevoegd om met toepassing van artikel 13b van de Opiumwet de sluiting van de woning te gelasten, aldus verweerder. Verweerder overweegt verder in het bestreden besluit dat tevens uit het Beleid volgt dat bij het aantreffen van opslag van halffabricaten ten behoeve van de harddrugsproductie bestuursrechtelijke maatregelen getroffen worden, waarbij ingevolge artikel 1 sub II, onder a van het Beleid het uitgangspunt geldt dat bij het aantreffen van harddrugs in een woning direct tot sluiting voor een periode van twaalf maanden zal worden overgegaan. Verweerder vindt de sluiting van de woning noodzakelijk en evenredig.
7. Verzoekers hebben aangevoerd dat verweerder niet bevoegd was om tot sluiting over te gaan, dat de sluiting niet noodzakelijk was en dat de sluiting niet evenredig is. Verzoekers stellen bedreigd en gedwongen te zijn geworden bepaalde goederen in huis op te slaan. De aangetroffen vloeistof is via internet besteld. Verzoekers gingen er dan ook vanuit dat dit niet strafbaar was. Door de politie werd eveneens gezegd dat het niet per definitie illegaal was deze vloeistof op te slaan, echter dat dit anders kan zijn onder bepaalde omstandigheden omdat in combinatie met andere grondstoffen, synthetische drugs ermee bereid kan worden. De vloeistof is door de bedreigers in de kelder gezet. Verzoekers hadden er verder geen bemoeienis mee en wisten op dat moment ook niet wat het doel of de bestemming van de vloeistof was. Toen vervolgens het “verzoek” kwam dat verzoekers azijnzuur moesten bestellen, is verzoeker op onderzoek uitgegaan en tot de conclusie gekomen dat deze stof in combinatie met de eerder bestelde stof gebruikt kan worden om drugs te bereiden. Verzoeker heeft toen de bedreigers laten weten dat ze de vloeistof moesten komen ophalen, waarna de sfeer grimmiger werd en verzoekers zelf de politie gebeld hebben. De politie heeft met toestemming van verzoekers de kelder doorzocht, waar de vloeistof is aangetroffen. Verzoekers hebben aldus zelf de melding gedaan en open kaart gespeeld. Hiermee dient door verweerder rekening te worden gehouden. Voorts heeft de Officier van Justitie op 3 augustus 2022 de zaken tegen verzoekers geseponeerd. Verzoekers overleggen hiertoe de sepotbrieven. Hiermee staat vast dat verzoekers geen strafbare feiten hebben gepleegd. Ten aanzien van de bevoegdheid van verweerder om tot sluiting over te gaan verwijzen verzoekers naar de Memorie van Toelichting van de totstandkoming van de verruiming van de sluitingsbevoegdheid op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Volgens verzoekers blijkt hieruit dat -kort gezegd- sprake dient te zijn van een strafbaar feit alvorens de bevoegdheid ontstaat om op grond van artikel 13b van de Opiumwet tot sluiting over te gaan. Voorts dient er sprake te zijn van wetenschap of een ernstige reden om te vermoeden dat het voorwerp of de stof bestemd is voor onder meer het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs, respectievelijk voor grootschalige of bedrijfsmatige illegale hennepteelt. Hier is in het geval van verzoekers geen sprake van. De bewijslast in deze ligt aldus bij verweerder. Onder verwijzing naar de overzichtsuitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) [1] stellen verzoekers verder dat verweerder niet in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen. Ten aanzien van de noodzakelijkheid betogen verzoekers dat deze ontbreekt. In de kelder is namelijk enkel de vloeistof aangetroffen en zijn geen feiten of omstandigheden bekend geworden dat de woning daadwerkelijk een belangrijke schakel zou vormen in het drugscircuit. Verzoekers stellen zich op het standpunt dat derhalve enkel hun eigen woon- en leefklimaat is aangetast en niet dat van omwonenden. Dat, zoals door verweerder gesteld, er door deze situatie onrust in de buurt zou leven heeft verweerder niet met de nodige verificatoire stukken onderbouwd. De door verweerder aangehaald ontploffing staat los van onderhavige situatie. Overigens brengt het puur opslaan van deze vloeistof geen ontploffingsgevaar met zich mee. Ook bestaat er geen enkele aanwijzing om te veronderstellen dat in de woning van verzoekers daadwerkelijk drugs zou worden geproduceerd. Met betrekking tot de evenredigheid brengen verzoekers naar voren dat de beoordeling van de verwijtbaarheid dient te gebeuren in het kader van de strafrechtelijke verwijtbaarheid. Omdat de strafbaarheid ontbreekt bij verzoekers gelet op de sepots, kan hen derhalve ook niets verweten worden. In ieder geval dient er sprake te zijn van verminderde verwijtbaar gelet op de omstandigheden. Daarnaast is het verlies van de woonruimte een ingrijpende gebeurtenis waar rekening mee gehouden dient te worden. Met betrekking tot de belangenafweging stellen verzoekers dat in ieder geval, gelet op de voorgaande gang van zaken, de duur van de sluiting verkort dient te worden. In ieder geval dient de termijn van de sluiting te worden verkort op basis van het beleid van verweerder waarin de bijzondere omstandigheid is opgenomen dat er in het geval van een concrete eigen melding harddrugs wordt aangetroffen wordt volstaan met een kortere sluitingsduur, niet korter dan zes maanden. Daarnaast zou de sluitingsduur nog verder teruggebracht kunnen worden of zelfs kunnen worden volstaan met het geven van een waarschuwing.

Wat is het toetsingskader?

8. Artikel 13b, eerste lid, onder b, van de Opiumwet luidt als volgt:
De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is.
9. Op grond van artikel 5:21 van de Awb wordt onder een last onder bestuursdwang verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
b. de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
10. Ter uitvoering van artikel 13b van de Opiumwet heeft verweerder het eerdergenoemde Damoclesbeleid Heerlen vastgesteld. Volgens dit Beleid wordt de woning voor de duur van twaalf maanden gesloten indien sprake is van het aantreffen van harddrugs. Ingevolge artikel 1, sub III van het Beleid wordt, indien in een woning of lokaal goederen worden aangetroffen die strafbaar zijn gesteld onder artikel 10a en/of 11a van de Opiumwet, deze situatie gelijkgesteld met de situatie waarin er daadwerkelijk drugs zijn aangetroffen. Hieronder vallen ook, voor zover van toepassing, de gevallen waarin er bijvoorbeeld sprake is van de productie/opslag van halffabricaten ten behoeve van harddrugsproductie. Er wordt gehandeld naar de maatregelen zoals bedoeld onder I en II van dit artikel. Hieronder vallen ook de gevallen waarin er bijvoorbeeld sprake is van een hennepplantage in opbouw of de productie/opslag van halffabricaten ten behoeve van harddrugsproductie. Maar ook als uit een strafrechtelijk onderzoek, bijvoorbeeld door observaties, tapgesprekken en/of verklaringen, voldoende blijkt dat een woning of lokaal gebruikt wordt voor de handel in drugs.
11. Op grond van artikel 4:84 van de Awb handelt verweerder overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Zoals de Afdeling al vaker heeft overwogen moet verweerder daarbij alle omstandigheden van het geval betrekken, ongeacht of die in de beleidsregel zijn verdisconteerd. Daarbij moet worden bezien of deze op zichzelf dan wel tezamen met andere omstandigheden moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden die maken dat het handelen overeenkomstig het beleid gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met het beleid te dienen doelen. De voorzieningenrechter neemt daarbij in de eerste plaats de overzichtsuitspraak van de Afdeling [2] in acht.

Wat vindt de voorzieningenrechter?

De bevoegdheid
12. Door verzoekers wordt de bevoegdheid van verweerder betwist om tot sluiting van de woning over te gaan. De voorzieningenrechter overweegt dat deze grond niet slaagt. Vaststaat dat in de woning 480,5 liter Benzaldehyde is aangetroffen. En alhoewel Benzaldehyde niet op lijst I of lijst II van de Opiumwet staat vermeldt, kan, blijkens de bestuurlijke rapportage van 25 mei 2022, deze stof in combinatie met nitroethaan
worden omgezet in amfetamine. Voorts blijkt uit deze rapportage dat Benzaldehyde, en al helemaal niet in deze hoeveelheid, geen legitiem doel dient in een normale huishouding. Daarnaast blijkt uit de door verzoekers gedane melding bij de politie dat er sprake was van een dreiging van andere personen die de woning binnen wilden gaan en dat dit gerelateerd was aan de handel in drugs. Gelet hierop heeft verweerder mogen concluderen dat de aangetroffen hoeveelheid Benzaldehyde deel uitmaakt van het drugscircuit waarbij het aannemelijk is dat het uiteindelijke doel was om drugs te produceren. Hiermee is de bevoegdheid om tot sluiting van de woning over te gaan op grond van de Opiumwet en het door verweerder vastgestelde Beleid gegeven. Dat, zoals verzoekers stellen, Benzaldehyde ‘gewoon’ via internet besteld kan worden, doet aan het vorenstaande niet af. Ten aanzien van de stelling van verzoekers dat er geen sprake zou zijn van strafbare feiten omdat de zaken tegen verzoekers op 3 augustus 2022 door de Officier van Justitie zijn geseponeerd overweegt de voorzieningenrechter dat, in tegenstelling tot hetgeen verzoekers hieromtrent naar voren hebben gebracht, verweerder dienaangaande ter zitting heeft toegelicht dat de sepotbeslissingen zien op het ontbreken van de strafrechtelijke verwijtbaarheid van verzoekers. Hiermee is echter niets gezegd over de strafbaarheid ter zake van de bij verzoekers aangetroffen hoeveelheid Benzaldehyde. De door verzoekers in dit verband naar voren gebrachte gronden treffen derhalve geen doel.
De noodzakelijkheid
13. Verzoekers hebben hierover – samengevat – aangevoerd dat verweerder niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken, omdat de noodzaak van de sluiting in dit geval ontbreekt. In de kelder is namelijk enkel de vloeistof aangetroffen en zijn geen feiten of omstandigheden bekend geworden dat de woning daadwerkelijk een belangrijke schakel zou vormen in het drugscircuit. Verzoekers stellen zich op het standpunt dat derhalve enkel hun eigen woon- en leefklimaat is aangetast en niet dat van omwonenden. Dat er sprake zou zijn van onrust in de buurt heeft verweerder niet met de nodige verificatoire stukken onderbouwd. De door verweerder aangehaald ontploffing staat los van onderhavige situatie. Ook bestaat er geen enkele aanwijzing om te veronderstellen dat in de woning van verzoekers daadwerkelijk drugs zou worden geproduceerd.
14. De voorzieningenrechter overweegt dat bij de beoordeling van de noodzaak van een sluiting de vraag aan de orde is of verweerder met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan omdat het beoogde doel ook daarmee kan worden bereikt. [3] Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet worden beoordeeld of sluiting van de woning voor (in dit geval) twaalf maanden noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Daarbij is van belang of vanuit de woning werd gehandeld: met een sluiting wordt immers de bekendheid van de woning als drugspand weggenomen en wordt de loop naar de woning eruit gehaald, waarmee wordt beoogd om de woning aan het drugscircuit te onttrekken. Ook andere omstandigheden, bijvoorbeeld de ligging van een pand in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk, moeten daarbij worden betrokken.
15. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder het standpunt heeft kunnen innemen dat de noodzaak bestaat de woning te sluiten en dat de verweerder niet hoefde te volstaan met een waarschuwing. In de kelder van de woning is een grote hoeveelheid Benzaldehyde, een stof benodigd voor de productie van synthetische drugs, aangetroffen. In combinatie met onder andere nitroethaan worden dit omgezet worden in amfetamine. Uit informatie van de politie is voorts, overigens onbetwist, gebleken dat uit deze combinatie 162-208 kilogram natte onversneden amfetamine pasta kan worden geproduceerd. Verder is er sprake van een aanzienlijke hoeveelheid, waarbij wordt opgemerkt dat de voorzieningenrechter met verweerder van oordeel is dat deze hoeveelheid Benzaldehyde geen legitiem doel in een normale huishouding heeft.
16. Voorts is van belang dat, voorafgaande aan het aantreffen van voormelde stof, door verzoekers bij de politie is gemeld dat er een aantal personen probeerden de woning binnen te dringen. Door verzoekers is hierbij tevens aangegeven dat een en ander gerelateerd was aan de handel in drugs en dat in de woning grondstoffen lagen opgeslagen voor de productie van harddrugs. Verder blijkt uit de door verzoekers afgelegde verklaring bij de politie dat zij bedreigd werden door personen uit het drugsmilieu. Ook zouden zij worden gedwongen om grondstoffen voor drugs aan te kopen en/of op te slaan in hun woning. Dit, omdat verzoekers blijkbaar een schuld zouden hebben bij drugshandelaren waar zij regelmatig drugs kochten. De in de kelder aanwezige hoeveelheid Benzaldehyde hebben verzoekers besteld in opdracht van de drugshandelaren, zo blijkt uit hun verklaring. Voorts hebben verzoekers verklaard dat de dag ervoor door de drugshandelaren zeven rollen aluminiumfolie naar de woning zijn gebracht. Hier moesten verzoekers kleine bolletjes aluminium van maken, die door de drugshandelaren de dag erna weer opgehaald zouden worden. Verzoekers zijn door de gang van zaken zo bang geworden dat ze niet meer over straat durfden te lopen en reeds sinds weken de lampen in de woning uit lieten om de indruk te wekken dat zij niet thuis waren. Dit betekent dat mag worden aangenomen dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel, ook al is ter plaatse geen feitelijke drugshandel geconstateerd. Verweerder heeft daarbij ook kunnen betrekken dat zichtbare sluiting van de woning een signaal is dat wordt opgetreden tegen drugscriminaliteit, een veel voorkomend probleem in deze grensgemeente. Daarbij wijst verweerder er terecht op dat de woning is gelegen in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk waar de leefbaarheid en de veiligheid onder druk staan, en dat in de nabije omgeving van de woning al meerdere registraties en bestuursrechtelijk maatregelen bekend zijn in verband met drugsdelicten.
Verweerder heeft daarom de sluiting van de woning noodzakelijk kunnen vinden ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.
Naast noodzakelijk moet de sluiting ook evenredig zijn. De voorzieningenrechter zal hierna beoordelen of een sluiting van twaalf maanden in dit geval evenredig is.
Evenredigheid van de sluiting: verwijtbaarheid
17. Verzoekers hebben – samengevat – betoogd dat zij zelf een melding hebben gedaan bij de politie om een einde aan de situatie te maken en dat dit dient te leiden tot een kortere sluitingsduur. Daarnaast is het verlies van de woonruimte zeer ingrijpend.
18. De vraag of verzoekers een verwijt van de overtreding kan worden gemaakt, kan aan de orde komen bij de beoordeling van de evenredigheid van de sluiting. Het ontbreken van iedere betrokkenheid bij de overtreding kan afzonderlijk of tezamen met andere omstandigheden maken dat verweerder niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Zo kan bijvoorbeeld verzoekers geen verwijt van de overtreding worden gemaakt als zij niet op de hoogte waren en evenmin redelijkerwijs op de hoogte konden zijn van de aanwezigheid van de vloeistof in woning. De voorzieningenrechter is van oordeel dat van die situatie hier geen sprake is. Verzoekers hebben zelf verklaard de Benzaldehyde te hebben gekocht op internet en dat zij dit moesten bestellen in opdracht van drugshandelaren vanwege een schuld die verzoekers bij deze drugshandelaren hebben. Dat verzoekers zelf een melding hebben gedaan bij de politie, kan niet leiden tot een ander oordeel. Zoals uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, hebben verzoekers eerst een melding gedaan bij de politie omdat een aantal personen de woning trachtten binnen te dringen. Daarnaast is gebleken dat verzoekers al langer bang waren in verband met de situatie waarin ze zaten. In tegenstelling tot hetgeen verzoekers naar voren hebben gebracht is er dan ook geen sprake van een bijzondere omstandigheid zoals neergelegd in verweerders beleid onder II, sub d. Zoals de Afdeling in haar overzichtsuitspraak overweegt, is persoonlijke verwijtbaarheid overigens niet vereist voor toepassing van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet. Dit betoog slaagt dan ook niet in dit verband.
Evenredigheid van de sluiting: gevolgen
19. Bij de beoordeling van een besluit tot sluiting van een woning op grond van de Opiumwet moeten volgens de overzichtsuitspraak ook de gevolgen daarvan worden betrokken. Kort gezegd: de nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig. [4]
20. Verzoekers hebben dienaangaande naar voren gebracht dat het verlies van woonruimte een zeer ingrijpende gebeurtenis is en ze nog geen vervangende woonruimte hebben.
21. Inherent aan een sluiting van een woning is dat een bewoner de woning moet verlaten en dit op zichzelf vormt dan ook geen bijzondere omstandigheid die maakt dat sluiting onevenredig zou zijn In verhouding tot de met het beleid te dienen doelen. Dit wordt anders als de betrokkene, in dit geval de bewoners, een bijzondere binding hebben met de woning. Dit is echter nergens uit gebleken. Uit het gespreksverslag met verzoekers en het Expertiseteam op 27 juni 2022 blijkt overigens dat zij hebben aangegeven dat huren boven de huursubsidiegrens geen probleem hoeft te zijn voor hen omdat zij beiden een inkomen hebben. Ook zou er sprake zijn van een netwerk waar zij terecht kunnen. Ter zitting hebben verzoekers nog naar voren gebracht dat zij wellicht op korte termijn een andere woning kunnen betrekken. Dat er voorst sprake zou zijn van bijzondere omstandigheden die een sluiting van de woning onevenredig maken is de voorzieningenrechter niet gebleken.
Belangenafweging
22. Verzoekers hebben naar voren gebracht dat de sluitingsuur verkort dient te worden gelet op de door hen geschetste gang van zaken.
23. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het feit dat verzoekers tijdelijk hun woning moeten verlaten en er waarschijnlijk niet meer naar kunnen terugkeren vanwege het zero tolerance beleid van de verhuurder, afgezet tegen de ernst van de overtreding en de met deze woningsluiting te dienen algemene belangen, in hun omstandigheden niet zo zwaarwegend is dat sluiting van twaalf maanden onevenredig is. Een verkorting van de sluitingsduur is dan ook niet aan de orde.
Conclusie
24. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter zal het sluitingsbevel in bezwaar in stand blijven. Voor het treffen van een voorlopige voorziening bestaat dan geen grond. Het verzoek daartoe moet dan ook worden afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.A.G.M. Vluggen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. Y.M.H. Simonis, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 september 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 20 september 2022

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Uitspraak van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912.
3.Zie bijvoorbeeld ook de uitspraak van 27 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2106.
4.Zie bijvoorbeeld ook de uitspraak van de Afdeling van 20 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2068.