ECLI:NL:RVS:2022:2106

Raad van State

Datum uitspraak
27 juli 2022
Publicatiedatum
22 juli 2022
Zaaknummer
202203045/1/A3 en 202203045/2/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van een woning op grond van de Opiumwet na aantreffen hennepkwekerij

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening en hoger beroep van [verzoeker] tegen de burgemeester van Leeuwarden. De burgemeester had op 4 februari 2022 besloten om de portiekwoning van [verzoeker] voor drie maanden te sluiten op basis van artikel 13b van de Opiumwet, nadat de politie op 4 januari 2022 een hennepkwekerij in de woning had aangetroffen. De rechtbank had eerder het beroep van [verzoeker] ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep ging.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten, gezien de aangetroffen hoeveelheid hennepplanten en de professionele apparatuur die duidde op een criminele betrokkenheid. [verzoeker] voerde aan dat de hennep voor eigen gebruik was, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de hoeveelheid en de omstandigheden wezen op een kweek voor verkoop. De burgemeester had ook de noodzaak van de sluiting onderbouwd, ondanks dat er geen directe aanwijzingen waren voor drugshandel vanuit de woning.

De voorzieningenrechter concludeerde dat de sluiting van de woning niet onevenwichtig was, gezien de ernst van de overtreding en de gevolgen voor de openbare orde. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202203045/1/A3 en 202203045/2/A3.
Datum uitspraak: 27 juli 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend te Leeuwarden,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord­-Nederland (hierna: de rechtbank) van 11 mei 2022 in zaken nrs. 22/1406 en 22/1408 in het geding tussen:
[verzoeker]
en
de burgemeester van Leeuwarden.
Procesverloop
Bij besluit van 4 februari 2022 heeft de burgemeester besloten de portiekwoning aan [locatie] te Leeuwarden voor drie maanden te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet.
Bij besluit van 21 april 2022 heeft de burgemeester het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 11 mei 2022 heeft de rechtbank het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld.
Tevens heeft [verzoeker] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 16 juni 2022, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. H.L. Thiescheffer, advocaat te Leeuwarden, en de burgemeester, vertegenwoordigd door E. Verdoorn en A. Posthuma, via een videoverbinding zijn verschenen.
Overwegingen
1.       In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
Inleiding
2.       [verzoeker] huurt een portiekwoning in een appartementenflat aan de [locatie] te Leeuwarden. Naar aanleiding van twee meldingen via Meld Misdaad Anoniem dat zich in de woning een hennepkwekerij bevond, heeft de politie op 4 januari 2022 onderzoek verricht. De politie heeft in de woning inderdaad een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. In twee van de drie slaapkamers stonden in totaal 192 hennepplanten. Ook trof de politie 41 gram henneptoppen aan. De derde slaapkamer lag vol met benodigdheden voor en afval van hennepkweek. In de badkamer kon de douche niet gebruikt worden omdat daar een watervat voor de hennepkweek stond. De keuken was gedeeltelijk nog ingericht als keuken en voor het overige ten behoeve van de hennepkweek. De woonkamer werd kennelijk wel als woonruimte gebruikt. De bij woning behorende opslagruimte in de kelder stond vol benodigdheden voor de hennepteelt. Buiten de elektriciteitsmeter van de woning was volgens de politie een illegale aansluiting gemaakt die niet aan de voorgeschreven norm voldeed. De politie heeft haar bevindingen neergelegd in de bestuurlijke rapportage van 13 januari 2022. De burgemeester heeft daarop besloten de woning voor drie maanden te sluiten.
Aangevallen uitspraak
3.       De rechtbank heeft overwogen dat in de woning een professionele hennepkwekerij is aangetroffen. Naast de drugs werden namelijk ook 13 armaturen, 13 aangesloten assimilatielampen, 1 schakelbord, 2 snelheidsregelaars, 11 tijdschakelaars, 13 transformatoren, 5 koolstoffilters, 3 slakkenhuizen, 8 ventilatoren, 2 kachels, 1 temperatuurventilatieregelaar, 3 pompen, 1 verwarmingselement, 14 stuks groeimiddelen en 6 hygro-/thermometers aangetroffen. De hoeveelheid drugs, de aanwezigheid van een technisch complexe installatie en de kosten daarvan duiden volgens de rechtbank op betrokkenheid uit het criminele circuit. De rechtbank heeft geoordeeld dat het niet om productie voor eigen gebruik gaat. De rechtbank acht de sluiting daarnaast niet onevenwichtig. [verzoeker] heeft geen bijzondere omstandigheden naar voren gebracht en de burgemeester heeft voldoende toegelicht welke inspanningen verricht zullen worden om verzoeker te helpen bij het voorkomen van dakloosheid.
Hoger beroep
Bevoegdheid
4.       [verzoeker] voert aan dat de hennep werd gekweekt voor eigen gebruik. De wiet kan zeker een aantal jaren worden bewaard. De apparatuur was nodig om kwalitatief goede hennep voor toekomstig eigen gebruik te krijgen. [verzoeker] stelt over aanzienlijke kennis over hennepplanten te beschikken. Hij betwist dat hij hulp vanuit het drugscircuit heeft gehad om de apparatuur te installeren en te bekostigen.
4.1.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in haar uitspraak van 22 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1765), kan als uitgangspunt worden aanvaard dat bij aanwezigheid van meer dan vijf planten softdrugs (het door het openbaar ministerie gehanteerde criterium voor eigen gebruik) de aangetroffen hoeveelheid softdrugs in beginsel (mede) bestemd wordt geacht voor de verkoop, aflevering of verstrekking. Dit is anders als het gaat om een geringe overschrijding van de grens van 5 gram of vijf planten softdrugs en zich feiten en omstandigheden voordoen waaruit volgt dat het zou kunnen gaan om een hoeveelheid voor eigen gebruik, of althans om een hoeveelheid die niet voor verkoop, verstrekking of aflevering aanwezig was. Een dergelijke situatie doet zich echter bij [verzoeker] niet voor. Gelet op de aangetroffen hoeveelheid van 192 planten en 41 gram henneptoppen gaat het hier om een forse overschrijding van de 5 gram of vijf-planten-grens. Deze overschrijding in combinatie met de aangetroffen technisch complexe en professionele apparatuur voor de hennepkwekerij rechtvaardigt de conclusie dat het hier niet om kweek louter voor eigen gebruik gaat, maar om kweek van softdrugs die (mede) bestemd wordt voor de verkoop, aflevering of verstrekking aan derden. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter de kosten van de gebruikte apparatuur en het feit dat [verzoeker] heeft verklaard rond te moeten komen van een sociale minimumuitkering. De stelling van [verzoeker] ter zitting dat hij de apparatuur van iemand heeft gekregen, zonder dat daar iets tegenover stond, acht de voorzieningenrechter niet geloofwaardig. De rechtbank heeft dan ook terecht aannemelijk geacht dat het niet om productie voor eigen gebruik gaat. De burgemeester was dus bevoegd om de woning te sluiten.
Het betoog slaagt niet.
Geen noodzaak
5.       Dat sluiting van de woning een geschikte methode is om aan de overtreding een einde te maken, is tussen partijen niet in geschil. Wel betoogt [verzoeker] dat de woningsluiting niet noodzakelijk is. Er was namelijk geen handel vanuit de woning. De burgemeester heeft onvoldoende bewezen dat de woning deel uitmaakt van de keten van drugshandel en op die manier bekend staat. Er was volgens [verzoeker] geen "loop" van criminelen en verslaafden. Er is ook geen noodzaak een signaal in de woonwijk af te geven. De MMA-meldingen hadden slechts betrekking op geur, niet op overlast. Verder stond de woning stond niet zo vol met hennepplanten dat een gewoon leven daar niet meer mogelijk was. Alle planten en apparatuur zijn uit de woning verwijderd. Het alsnog sluiten van de woning heeft geen reparatoir karakter, maar voegt alleen nog leed toe. De burgemeester had daarom moeten volstaan met een minder zwaar alternatief, zoals een waarschuwing, aldus [verzoeker].
5.1.    Uit de uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285, volgt dat bij de beoordeling van de noodzaak van een sluiting de vraag aan de orde is of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan, omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. In de overzichtsuitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912 (hierna: de overzichtsuitspraak), is de Afdeling ingegaan op de beoordeling van de noodzaak van een sluiting. In de uitspraken van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1910, ECLI:NL:RVS:2022:1911, ECLI:NL:RVS:2022:1913 en ECLI:NL:RVS:2022:1916, is het toetsingskader verduidelijkt. Daaruit volgt dat alle relevante omstandigheden in ogenschouw moeten worden genomen. Daarbij gaat het om de vraag of vanuit de woning werd gehandeld, maar ook om andere omstandigheden, zoals de ligging van een pand in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk. In dit geval hebben de politie noch de burgemeester "loop" naar de woning waargenomen. Concrete aanwijzingen dat de softdrugs in of vanuit het pand werden verhandeld zijn er niet. Toch heeft de burgemeester naar het oordeel van de voorzieningenrechter de sluiting van de woning op goede gronden noodzakelijk geacht ter bescherming van het woon- en leefklimaat en om de openbare orde te herstellen. Allereerst betrof het hier een ernstige situatie als bedoeld in de Beleidsregels Opiumwet 13b. De burgemeester heeft daartoe terecht de professionele uitrusting van de hennepkwekerij in aanmerking genomen. Dat een gewoon leven in de woning nog mogelijk was, wat daarvan verder ook zij, neemt niet weg dat de woning tot het maximaal mogelijke voor de hennepkwekerij was ingericht en een aanzienlijke omvang had. Ook had vermoedelijk in één van de kweekruimtes al een eerdere oogst had plaatsgevonden, omdat daar alweer nieuwe stekjes waren geplaatst. De burgemeester heeft verder meegewogen dat hij de woon- en leefomgeving wil beschermen en een signaal wil afgeven dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit. Hierbij heeft hij zich op het standpunt gesteld dat de woning van [verzoeker] in een kwetsbare wijk ligt. De burgemeester mocht daarbij van belang achten dat enkele maanden voordat de hennepkwekerij in de woning van [verzoeker] werd aangetroffen een andere woning in hetzelfde appartementencomplex is gesloten op grond van de Opiumwet. Gezien de MMA-meldingen acht de voorzieningenrechter aannemelijk dat er omwonenden waren die overlast ondervonden. [verzoeker] heeft verder niet betwist dat de aangepaste elektriciteitsinstallatie brandgevaarlijk was, zodat de burgemeester en de rechtbank ook die omstandigheid terecht in hun afweging over de noodzaak tot sluiting hebben betrokken. Gelet op het voorgaande, in samenhang bezien, heeft de burgemeester de noodzaak tot sluiting van de woning aanwezig mogen achten en was hij niet gehouden om te volstaan met een waarschuwing.
Het betoog slaagt niet.
Evenwichtigheid
6.       [verzoeker] betoogt dat de gevolgen van de woningsluiting niet in verhouding staan tot de met dat besluit te dienen doelen. Hij heeft immers toegegeven dat hij een fout heeft gemaakt. Verder heeft hij eraan meegewerkt de illegale situatie te beëindigen. Hij voert aan dat hij als gevolg van de sluiting in zijn huisrecht wordt aangetast en hij vreest dat hij dakloos zal worden. Hij heeft bij het wijkteam om hulp gevraagd, maar zij konden hem niet aan een andere woning helpen.
6.1.    De Afdeling heeft in de overzichtsuitspraak overwogen dat bij het gebruik van de bevoegdheid tot sluiting van een woning op grond van de Opiumwet, ook de gevolgen daarvan voor de betrokken bewoner(s) moeten worden betrokken. Het is inherent aan een sluiting dat de bewoners de woning moeten verlaten. Sluiting van een woning maakt inbreuk op het huisrecht en het privéleven, beschermd door artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
6.2.    De voorzieningenrechter is het met [verzoeker] eens dat de sluiting van de woning verstrekkende gevolgen voor hem heeft, maar is het ook eens met de burgemeester en nadien de rechtbank, dat deze gevolgen in dit geval niet onevenwichtig zijn. In de Beleidsregels Opiumwet 13b wordt in gevallen waarin een handelshoeveelheid softdrugs of hennep wordt aangetroffen, in beginsel uitgegaan van een sluitingsperiode van drie maanden. Er kan, passend bij de ernst van de situatie, maatwerk worden geleverd door de termijn van drie maanden te verlengen of te bekorten. Bij verzwarende omstandigheden, zoals een combinatie van indicatoren, kan de termijn worden verlengd. De burgemeester heeft in dit geval gekozen voor de kortste sluitingsperiode die in de Beleidsregels Opiumwet 13b is opgenomen. Niet is gebleken van omstandigheden die voor de burgemeester aanleiding hadden moeten zijn een kortere sluitingsduur te kiezen. Niet in geschil is dat [verzoeker] een fout heeft gemaakt door in een huurwoning illegaal een hennepkwekerij te exploiteren. Hij heeft de sluiting van de woning aan zichzelf te wijten. De gevolgen van die sluiting komen voor zijn rekening en risico. [verzoeker] is zelf verantwoordelijk voor het vinden van vervangende woonruimte. Hij heeft geen afdwingbaar recht op een andere, vervangende woning via de gemeente. Wel mag [verzoeker] verwachten dat de burgemeester rekening houdt met zijn woonsituatie. Dat heeft de burgemeester ook gedaan. Hij heeft bij zijn besluitvorming betrokken dat [verzoeker] de enige bewoner is van de woning. Verder heeft de burgemeester aangegeven dat [verzoeker] kan rekenen op ondersteuning door de gemeente bij het vinden van vervangende huisvesting, bijvoorbeeld via het Sociaal Wijkteam Noord-Oost. Verder is [verzoeker] geattendeerd op de daklozenopvang die ondersteuning biedt bij dreigende dakloosheid. Ter zitting heeft de burgemeester nog gewezen op opvangorganisatie Wender, die [verzoeker] ook kan bijstaan bij het vinden van vervangende huisvesting. De burgemeester heeft zich aldus de woonbelangen van [verzoeker] voldoende aangetrokken. Het besluit tot sluiting is niet onevenwichtig.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie en proceskosten
7.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
8.       De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.E.E. Konings, griffier.
w.g. Van Ettekoven
voorzieningenrechter
w.g. Konings
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 juli 2022
612