ECLI:NL:RBLIM:2022:6929

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 september 2022
Publicatiedatum
12 september 2022
Zaaknummer
ROE 21/3265
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de vaststelling van de uitlooptermijn van de WGA-loongerelateerde uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 12 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het UWV over de vaststelling van de uitlooptermijn van de WGA-loongerelateerde uitkering. Eiser, die eerder een WGA-loonaanvullingsuitkering had ontvangen, was het niet eens met de herbeoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid door het UWV, die zijn mate van arbeidsongeschiktheid op 36,61% had vastgesteld. Eiser stelde dat zijn medische situatie slechter was en dat hij meer beperkingen had dan het UWV had aangenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de uitlooptermijn van de loongerelateerde uitkering ten onrechte op twee maanden na de beslissing op bezwaar had vastgesteld, terwijl deze op grond van de Wet WIA 24 maanden zou moeten zijn. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd voor zover het de uitlooptermijn betreft en zelf in de zaak voorzien door de uitlooptermijn vast te stellen op 24 maanden, met een aanvangsdatum van 1 november 2021. Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die door het UWV moet worden betaald. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/3265

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Ouwerkerk-Hoogendonk),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. L.J.G.G. Reijnen).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Securitas BV, uit Badhoevedorp,
(gemachtigde: E.P.C. Bergsma).

Procesverloop

Met het besluit van 22 januari 2021 (het primaire besluit) heeft het UWV per 4 april 2021 aan eiser een WGA-loonaanvullingsuitkering toegekend op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 80-100%.
Met het besluit van 1 november 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van de ex-werkgever gegrond verklaard, het primaire besluit herroepen en de restverdiencapaciteit van eiser opnieuw vastgesteld. De mate van arbeidsongeschiktheid is per 4 april 2021 bepaald op 36,61%. Eiser krijgt vanaf 3 januari 2022 een WGA-vervolguitkering naar dit percentage.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De ex-werkgever van eiser, Securitas BV, heeft verklaard als derde-partij aan het geding te willen deelnemen. Eiser heeft geen toestemming gegeven om medische gegevens te delen met zijn ex-werkgever. De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beslist dat alleen de gemachtigde van de ex-werkgever van de medische stukken kennis mag nemen.
Met toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Geen toestemming delen medische gegevens

1. De rechtbank zal in de uitspraak geen medische informatie opnemen, om te voorkomen dat de ex-werkgever alsnog kennisneemt van de medische situatie van eiser.

Wat er aan deze procedure voorafging

2. Eiser werkte als coördinator/centralist. Hij heeft zich op 6 april 2017 wegens medische klachten ziekgemeld voor dit werk.
3. Eiser had een WGA-loongerelateerde uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100%. Met het primaire besluit van 22 januari 2021 heeft het UWV de uitkering per 4 april 2021 omgezet naar een WGA-aanvullingsuitkering.
4. Op verzoek van de ex-werkgever van eiser heeft het UWV een herbeoordeling gedaan van eisers arbeidsgeschiktheid.
5. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiser onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn per 9 februari 2021. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er drie functies zijn die eiser, met zijn beperkingen, nog zou kunnen uitvoeren. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiser met de middelste van deze functies 62,92% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 37,08%.
6. Eiser heeft hiertegen zijn bezwaren kenbaar gemaakt. Een arts bezwaar en beroep [1] en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiser gekeken. Volgens de arts bezwaar en beroep is eiser meer beperkt dan de verzekeringsarts heeft aangenomen. Hij heeft een nieuwe FML opgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vervolgens nieuwe functies geduid en de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 36,61%. Nadat het UWV hierover een voornemen heeft verstuurd aan partijen, heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiser vindt

7. Eiser is het niet met het UWV eens. Hij voert aan dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest. Volgens eiser is zijn medische situatie slechter en heeft hij meer beperkingen dan het UWV heeft aangenomen.

Waarover het gaat in deze zaak

8. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser voor 36,61% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 4 april 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

9. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser voor 36,61% arbeidsongeschikt is (en dus recht heeft op een WIA-uitkering naar dat percentage). De rechtbank zal dat uitleggen.
10. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
11. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiser bestudeerd. Hij heeft eiser op het spreekuur gezien en onderzocht. Hij beschrijft (onder andere) de klachten van eiser, het dagverhaal, de diagnose en de prognose.
12. De arts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in zijn rapporten van 3 augustus 2021 en 17 september 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier en informatie van de behandelaars bestudeerd. Ook heeft hij eiser gesproken op de hoorzitting. De arts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom hij aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts.
13. Eiser vindt dat het onderzoek onzorgvuldig is omdat de beoordeling in bezwaar niet door een verzekeringsarts heeft plaatsgevonden. Ook was er ten onrechte geen verzekeringsarts bezwaar en beroep bij de hoorzitting aanwezig.
14. De rechtbank volgt eiser niet. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep volgt dat het medisch onderzoek zorgvuldig is te achten als een geregistreerde verzekeringsarts het rapport van een niet als verzekeringsarts geregistreerde arts beoordeelt, waarbij de verzekeringsarts de beschikking heeft over het gehele dossier en het rapport mede ondertekent. [2] Deze rechtspraak ziet weliswaar op de beoordeling door de primaire (verzekerings-)arts, maar de rechtbank ziet geen aanleiding om deze rechtspraak niet ook van toepassing te achten op een verzekeringsarts bezwaar en beroep die een rapport van een arts bezwaar en beroep mede ondertekent. Omdat de hoorzitting onderdeel uitmaakt van het onderzoek en bij de beoordeling is betrokken, kan ook de grond dat er ten onrechte geen verzekeringsarts bezwaar en beroep aanwezig was bij de hoorzitting niet slagen.
15. De arts bezwaar en beroep heeft verder alle klachten van eiser en de informatie van de behandelaars betrokken in zijn beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De arts bezwaar en beroep heeft bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe zijn beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat het rapport aan de drie voorwaarden voldoet.

De medische beoordeling

16. De verzekeringsarts heeft aangenomen dat eiser beperkt wordt door medische klachten. In de FML heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen voor sociaal en persoonlijk functioneren, en werktijden.
17. De arts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 3 augustus 2021 uiteengezet op welke punten hij tot een andere conclusie dan de verzekeringsarts komt. Eiser wordt in de FML meer en/of aanvullend beperkt geacht voor een voorspelbare werksituatie, mate van zelfstandigheid, conflicthantering, samenwerken, werk waarin doorgaans weinig of geen rechtstreeks contact met klanten is vereist, werk waarin doorgaans weinig of geen contact met patiënten of hulpbehoevende is vereist, en werk dat geen leidinggevende aspecten bevat. Bovendien wordt eiser beperkt op fysieke omgevingseisen (item 3.8 van de FML). In het aanvullend rapport van 17 september 2021 ziet de arts bezwaar en beroep geen aanleiding om zijn standpunt te wijzigen, omdat er geen nieuwe medisch inhoudelijke argumenten naar voren zijn gebracht in het aanvullend bezwaarschrift.
18. Eiser voert aan dat het UWV ten onrechte niet meer en andere beperkingen heeft aangenomen. Verder vindt eiser dat hij niet in staat is om voltijds te werken. Een urenbeperking had daarom aangenomen moeten worden.
19. De rechtbank vindt dat de arts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. Als iemand het niet eens is met een oordeel van een arts, dan moet hij of zij dat onderbouwen met (andere) medische stukken. Eiser heeft dit niet gedaan. Ook heeft eiser niet met medische stukken onderbouwd dat een urenbeperking nodig is. Bovendien heeft de arts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd waarom eiser in deze mate beperkt wordt op samenwerken. Eiser moet in staat worden geacht een solitaire functie te vervullen met passende taken en instructies. Ook is hij in staat om werkcontacten te onderhouden, maar hij kan geen werk verrichten met leidinggevende aspecten. Verder heeft de arts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd waarom de aangevoerde klachten van eiser niet tot meer functionele beperkingen leiden. Dat een urenbeperking nodig is heeft eiser niet met medische stukken onderbouwd. Gelet hierop ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische onderbouwing van het besluit.
De arbeidskundige beoordeling
20. Uitgaande van de juistheid van de bij eiser vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
21. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiser met de middelste van de geduide functies 63,39% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende als coördinator/centralist, zodat eiser voor de overige 36,61% arbeidsongeschikt is.
22. Het UWV heeft tijdens de beroepsfase in zijn brief van 6 juli 2022 aangegeven dat de uitlooptermijn van de loongerelateerde uitkering ten onrechte op twee maanden na de beslissing op bezwaar is vastgesteld, te weten 3 januari 2022. De uitlooptermijn is op grond van artikel 60, derde lid, van de Wet WIA in dit geval 24 maanden en vangt aan op 1 november 2021. Daarmee staat vast dat aan het bestreden besluit een gebrek kleeft.

De conclusie van de rechtbank

23. Het beroep is daarom gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit.
24. De rechtbank zal, met in achtneming van de brief van het UWV van 6 juli 2022, zelf in de zaak voorzien door het primaire besluit te herroepen voor zover het de uitlooptermijn van de WGA-loongerelateerde uitkering betreft. De rechtbank bepaalt dat de uitlooptermijn van de WGA-loongerelateerde uitkering wordt vastgesteld op 24 maanden, met aanvangsdatum op 1 november 2021. Deze uitspraak zal in de plaats treden van het vernietigde bestreden besluit.
25. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Het UWV moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting met een waarde per punt van € 541,- per 1 januari 2022, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met de waarde per punt van € 759,-), bij een wegingsfactor 1. De rechtbank stelt de vergoeding vast op € 1.300,- Daarnaast bepaalt de rechtbank dat het UWV het door eiser betaalde griffierecht moet vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit [voor zover het de uitlooptermijn van de WGA-loongerelateerde uitkering betreft];
  • herroept het primaire besluit [voor zover daarbij is beslist dat eiser een WGA-loongerelateerde uitkering tot en met 3 april 2021 ontvangt.], bepaalt dat de uitlooptermijn van de WGA-loongerelateerde uitkering wordt vastgesteld op 24 maanden, met aanvangsdatum op 1 november 2021 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.300,-.
Deze uitspraak is gedaan op 12 september 2022 door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op 12 september 2022.
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Dit medisch oordeel is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts bezwaar en beroep.
2.Zie uitspraak van 2 februari 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:431) en 15 januari 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:39).