3.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Op 26 april 2021 doet [slachtoffer] aangifte. Hij verklaart dat hij op 25 april 2021 is mishandeld en bedreigd door [verdachte] . Hij werd eerder die dag gebeld door [voornaam medeverdachte] die in een kleine gele auto rijdt en in Cuijk woont (de rechtbank begrijpt de medeverdachte [medeverdachte 1] ). [voornaam medeverdachte] wilde chillen en kwam naar [slachtoffer] toe in Venlo op het adres [adres 2] . Op een gegeven moment is [voornaam medeverdachte] weer naar buiten gegaan en naar haar auto gelopen. Daarna kwam ze teruglopen samen met [verdachte] en een neefje van [verdachte] (de rechtbank begrijpt verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 2] ). [verdachte] kwam binnen door de voordeur. Hij had een ijzeren knuppel vast. [verdachte] zei tegen hem dat hij hem moest hebben. Hierop zag en voelde hij dat [verdachte] hem met kracht duwde en hoorde hem zeggen dat dit voor [naam] was. Hij voelde en zag dat [verdachte] hem met de knuppel op zijn lichaam begon te slaan. [voornaam medeverdachte] heeft de deur geopend voor [verdachte] en [voornaam medeverdachte] heeft ook alles gefilmd binnen. Het neefje van [verdachte] was spullen in een grote bigshopper aan het inladen. Dit waren onder andere kleren, de Apple I-phone en de portemonnee van [slachtoffer] met daarin geld, zijn bankpas, zijn kentekenkaart en zijn id-kaart.
De mishandeling duurde al met al 15 tot 20 minuten.
Ten gevolge van de mishandeling heeft hij een klaplong opgelopen en gekneusde dan wel gebroken ribben. Ze hebben in het ziekenhuis bij hem een drain geplaatst.
[verdachte] zei tegen hem dat hij vandaag terug zou komen voor nog eens € 1.000,00 en hij zei dat als hij de politie zou bellen dat hij hem dan wist te vinden en dat hij hem dan zou pakken. Hij zei dat hij dit dan wel deed als hij vrijkwam, aldus de aangever.
Uit de letselrapportage van [slachtoffer] van de GGD blijkt dat [slachtoffer] een drain heeft gehad vanwege een klaplong aan zijn linkerzijde en dat hij een scheurwond heeft bij zijn linker wenkbrauw. De schatting van de duur van de genezing is 7 dagen.
Door een verbalisant werden de beelden op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] bekeken.
Video twee
De persoon die filmde liep over een trottoir. De persoon doeg zwart/roze vans met witte veters. Een manspersoon(stem 1) zei: 'Hey jongen, ga naar binnen. Naar binnen. Zitten'. Er kwam een persoon in beeld die qua signalement overeenkwam met de NN3 verdachte in het proces verbaal van de cameraspecialisten. NN3 ging de woning binnen.
0:20 seconden: Verbalisant zag de persoon die filmde door middel van een spiegel. Deze persoon droeg een roze trui. Naar aanleiding van het onderzoek herkende verbalisant deze persoon als verdachte [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] maakte de voordeur achter zich dicht en betrad ook de woning.
0:25 seconden: [verdachte] heeft een grijze honkbalknuppel in zijn rechterhand.. Hij droeg zwarte handschoenen.
0:50 seconden: het beeld is zwart. Verbalisant hoort gerommel alsof er geslagen/gevochten wordt.
0:53 seconden: [verdachte] heeft nog steeds de grijze honkbalknuppel vast. [verdachte] legt de honkbalknuppel weg. [slachtoffer] ligt in elkaar gekropen op de bank en heeft zijn benen opgetrokken en probeert met zijn armen zijn hoofd te beschermen.
0:58 seconden: [verdachte] gaat boven op de bank staan en geeft enkele stoten in de richting van [slachtoffer] . Een manspersoon(stem 2) zegt: 'Nee’ Een manspersoon(stem 1) zegt: 'Mij verschut zetten?'
1:03 seconden: [slachtoffer] heeft een wond ter hoogte van zijn linker wenkbrauw en er stroomt bloed langs zijn gezicht.
Video drie
De film start direct waarbij [verdachte] verschillende stoten geeft aan [slachtoffer] . Deze stoten gebeuren met gebalde vuist en met kracht. [verdachte] slaat minimaal 10 keer, waarbij meerdere keren op de linkerzij van [slachtoffer] ter hoogte van zijn nieren. [slachtoffer] maakt zich klein en tracht met zijn armen zijn hoofd te beschermen.
Uit het onderzoeksverslag beschrijving camerabeelden blijkt het volgende:
05:32 NN2 zei: "Geeft geld, alles wat je hebt".
05:45 een vrouwenstem zei: "Je zei net nog dat je geld had".
05:48 een vrouw zei: "Net je zei je nog, je had toch geld.
05:49 NN2 zei: "Je had toch geld zeker, anders zouden we niet komen".
05:50 NN2 hield een zwarte portemonnee in beide handen.
05:51 NN2 zei: "Waar is je geld dan?".
05:53 NN2 zei: "Waar is je geld dan?".
06:08 NN2 zei: "Snap je, je gaat alles aan mij betalen vuile kankerlijer die je bent".
06:22 NN2 zei: "Jij gaat mij vijfduizend euro geven maat".
06:28 NN2 zei: "Nee luister ikke, ikke, luister, ik kom, jij gaat mij elke maand, ik kom hier elke keer geld halen, ik ga, snap je? Anders sla ik je nu dood".
06:54 NN2 zei: "Jij gaat zo snel mogelijk wat geld regelen".
07:17 NN2 zei: "Jij gaat mij morgen duizend euro geven”
11:30 NN2 zei: "Normaal, normaal ga je er aan maat".
Still 16: NN2 sloeg met de knuppel die hij in zijn rechterhand hield tegen de linkerarm van NNl.
Still 17: NN2 hield een zwarte portemonnee in beide handen.
Still 18: NN2 reikte met drie bankpassen in zijn rechterhand richting de camera.
Still 19: NN2 sloeg met de knuppel in zijn rechterhand tegen het linker scheenbeen van NNl Still 20: NN2 sloeg met zijn rechterhand tegen het gezicht van NNl.
De camerabeelden welke werden gemaakt op zondag 25 april 2021 aan de [adres 2] te Venlo werden getoond aan een verbalisant. De persoon die te zien was op de camerabeelden, werd door hem ambtshalve herkend als [verdachte] geboren
[geboortegegevens] .
De verbalisant herkende [verdachte] van eerdere controles, alwaar de laatste controle in mei
2019 was. Verbalisant herkent [verdachte] aan zijn lichaamsbouw, opvallende oren, platte
neus, kort krullend kapsel en getinte huid.
Ter terechtzitting heeft de verdachte -kort en zakelijk weergegeven- verklaard dat hij boos was en [slachtoffer] een lesje wilde leren en verhaal wilde halen. Hij heeft [voornaam medeverdachte] (de rechtbank begrijpt medeverdachte [medeverdachte 1] ) verzocht om contact met [slachtoffer] op te nemen en hij is met [voornaam medeverdachte] (in haar auto) en medeverdachte [medeverdachte 2] naar de woning van [slachtoffer] gereden. Hij had een knuppel bij zich. Die zat in de tas. Medeverdachte [medeverdachte 1] ging als eerste de woning van de aangever binnen, verdachte volgde haar. Hij heeft 2 telefoons van [slachtoffer] , kleren (trainingspak), schoenen, een bankpasje en een ID-kaart meegenomen. Voornoemde goederen -behalve de 2 telefoons- heeft hij, nadat hij de aangever daartoe de opdracht had gegeven, van de aangever ook gekregen. De telefoons heeft hij zelf gepakt en meegenomen. De aangever moest wel zijn telefoon geven zodat de verdachte [naam] kon bellen. Hij heeft hem twee keer met de honkbalknuppel geslagen, één keer tegen zijn scheenbeen en één keer tegen zijn arm. De verdachte heeft [slachtoffer] een tik gegeven in zijn gezicht en met zijn vuist geslagen in zijn zij. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft het voorval gefilmd. De verdachte weet niet waarom.
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft bij de politie -kort en zakelijk weergegeven- verklaard dat hij mee was gegaan naar de woning van de aangever, met medeverdachte [verdachte] en een vrouw, dat hij in de woning van de aangever was samen met de medeverdachte [verdachte] en die vrouw, dat hij een boodschappentas bij zich had en dat hij, indien de medeverdachte [verdachte] dat wilde, daarin de spullen van de aangever moest stoppen. Die vrouw wees ook aan welke spullen hij moest pakken. Hij durfde ook tegen haar niet te zeggen dat hij dit niet wilde doen.
Overwegingen met betrekking tot feit 1
De vraag die de rechtbank zal moeten beantwoorden is of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en/of afpersing. Wat afpersing betreft is de vraag die beantwoord moet worden
in concretoof de verdachte de aangever door geweld of bedreiging met geweld heeft gedwongen tot de afgifte van de goederen die uiteindelijk uit de woning van de aangever zijn meegenomen. Uit de voornoemde bewijsmiddelen constateert de rechtbank dat de verdachte fors geweld jegens de aangever heeft uitgeoefend en te midden van dit geweld de aangever heeft gesommeerd aan hem een trainingspak, schoenen, een bankpasje, een kentekenkaart en een ID-kaart te overhandigen. De rechtbank oordeelt in dit verband dat er een onlosmakelijk verband aanwezig is tussen het geweld en de afgifte van de voornoemde goederen. Het uitoefenen van geweld (dan wel dreigen met dat geweld) waardoor de afgifte van de genoemde goederen door aangever werd bewerkstelligd kan moeilijk anders worden betiteld dan als afpersing. En dit geldt ook voor de telefoons. De rechtbank ziet geen aanleiding om daarover anders te oordelen dan over de andere door aangever afgegeven goederen. De rechtbank acht echter niet alle goederen die in de tenlastelegging worden genoemd onderdeel uitmaken van de afpersingshandelingen. Wat betreft het bedrag van € 175,00 de laptop, de winterjas en de witgouden schakelketting zal de rechtbank de verdachte partieel vrijspreken, nu de aangever in zijn aangifte wel verklaart over die goederen, maar die aangifte op deze punten niet door enig steunbewijs wordt ondersteund. De verdachte ontkent ook deze goederen te hebben meegenomen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de aan de verdachte onder feit 1 tenlastegelegde afpersing wettig en overtuigend bewezen.
Overwegingen met betrekking tot feit 2
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte de aangever heeft gepoogd te dwingen tot afgifte van een bedrag van € 5.000,00. Daarbij is sprake van een poging in de zin van artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht, nu het voornemen bij de verdachte om een misdrijf te plegen zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard. Immers, de feitelijke handelingen van de verdachte moeten naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf, en wel afpersing. Het aan de verdachte onder feit 2 tenlastegelegde acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Overwegingen met betrekking tot feit 3
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel of aan de subsidiair tenlastegelegde poging daartoe. Om die vraag te beantwoorden zal de rechtbank eerst het letsel dat de aangever heeft opgelopen moeten beoordelen. Meer specifiek gaat het dan om de vraag of dat letsel als zwaar lichamelijk letsel dient te worden aangemerkt. De rechtbank overweegt in dit verband als volgt.
volgt dat als algemene gezichtspunten voor de beantwoording van de vraag of van zwaar lichamelijk letsel sprake is, in elk geval kunnen worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. De beoordeling kan ook op een combinatie van deze gezichtspunten worden gebaseerd. Bij een veelvoud van verwondingen kan in voorkomende gevallen de beoordeling worden betrokken op de verwondingen in hun totaliteit. De vaststelling aan de hand van deze gezichtspunten of sprake is van zwaar lichamelijk letsel, zal vaak worden gegrond op gegevens van medische aard. In evidente gevallen kan bij die vaststelling ook in aanmerking worden genomen hetgeen algemene ervaringsregels omtrent die gezichtspunten leren.
De rechtbank stelt vast dat de aangever -als gevolg van het door de verdachte uitgeoefende geweld- in ieder geval een klaplong heeft opgelopen. Dat de aangever daarbij eveneens gebroken ribben heeft opgelopen is voor de rechtbank niet voldoende vast komen te staan. Uit het rapport van de GGD van 29 april 2021 volgt in ieder geval niet de vaststelling dat bij de aangever sprake zou zijn van gebroken ribben. Dit volgt evenmin uit de namens de aangever -in het kader van de vordering benadeelde partij- ingediende rapport van VieCuri Medisch Centrum, nu dit tegenstrijdigheden hieromtrent bevat. Waar in het betreffende rapport eerst wordt aangegeven dat er geen evidente ribfracturen zijn geconstateerd, wordt later in dat rapport het tegenovergestelde vermeld. Dit zo zijnde zal de rechtbank bij de beoordeling of er sprake is van zwaar lichamelijk letsel enkel uitgaan van de bij de aangever geconstateerde klaplong en een scheurwond. Gelet op het hiervoor geschetste toetsingskader kunnen enkel een klaplong en een scheurwond bij de wenkbrauw en de daarbij horende genezingsduur van 7 dagen niet leiden tot de gevolgtrekking dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Nu er geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het onder feit 3 primair tenlastegelegde.
Dan de vraag of er sprake is van een poging tot zware mishandeling. Voor een bewezenverklaring daarvan moet volgens vaste rechtspraak sprake zijn van opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer.
Gelet op de grote hoeveelheid -met kracht uitgeoefende- geweld gericht tegen het lichaam van de aangever, is de rechtbank van oordeel dat de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel zeker aanwezig is geweest. Dat het geweld krachtig is geweest blijkt alleen al uit de klaplong die de aangever als gevolg van dat geweld heeft opgelopen. Naar het oordeel van de rechtbank duiden de handelingen van de verdachte er naar hun uiterlijke verschijningsvorm op dat de verdachte geacht kan worden deze handelingen doelbewust en opzettelijk te hebben gepleegd. De rechtbank acht op basis van het voorgaande de tenlastegelegde poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen.
Rest nog de vraag of de verdachte de bewezenverklaarde poging
met voorbedachten radeheeft gepleegd.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' moet komen vast te staan, dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Voor de bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' acht de rechtbank in het bijzonder de volgende feiten en omstandigheden redengevend.
De verdachte is met zijn medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] naar [slachtoffer] gereden om hem een lesje te leren. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij boos was op [slachtoffer] , omdat hij al een jaar werd getreiterd, werd vernederd en er spullen van hem werden gestolen en dat zijn auto werd beschadigd. Medeverdachte [medeverdachte 1] had hem de dag ervoor verteld dat het [slachtoffer] was die hem al een jaar lastigviel. Daarop heeft de verdachte aan medeverdachte [medeverdachte 1] gevraagd om een ontmoeting te regelen. Zij heeft hem in haar auto naar [slachtoffer] gebracht. In de auto waarin verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zaten, lag een tas met een honkbalknuppel. De verdachte heeft die knuppel zelf meegenomen. Eenmaal in de woning heeft hij [slachtoffer] mishandeld en gedwongen om spullen af te geven.
Uit deze feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat de verdachte het vooropgezette plan had het slachtoffer een lesje te leren door hem (zwaar) te mishandelen. De rechtbank neemt op grond hiervan als vaststaand aan dat de verdachte vóór de uitvoering van zijn daad, heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan daadwerkelijk rekenschap heeft gegeven. Van enige ogenblikkelijke gemoedsopwelling waarin verdachte zou hebben gehandeld is niet gebleken. Evenmin is gebleken van andere contra-indicaties die het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld.
Overweging met betrekking tot het tenlastegelegde medeplegen
Bij alle feiten die aan de verdachte zijn tenlastegelegd is naast het plegen van die delicten eveneens de variant medeplegen tenlastegelegd. De rechtbank zal hieronder het medeplegen voor alle feiten gezamenlijk bespreken.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Bij de vorming van haar oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechtbank rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De rechtbank is op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting van oordeel dat er bij alle ten laste van de verdachte bewezenverklaarde feiten sprake was van medeplegen. De verdachte was de initiator; hij was leidend tijdens het optreden in de woning van de aangever. Echter, medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben beiden een wezenlijke rol gespeeld in deze door de verdachte geïnitieerde criminele onderneming. Het was de medeverdachte [medeverdachte 1] die de verdachte heeft verwittigd over het feit dat het de aangever was die hij moest hebben en die hem het leven zuur zou hebben gemaakt. Vervolgens heeft zij de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] binnengelaten in de woning van de aangever en heeft zo de gehele criminele actie mogelijk gemaakt. Zij heeft bovendien de spullen aangewezen die mee dienden te worden genomen. Medeverdachte [medeverdachte 2] was er om de aangewezen spullen in de tas te stoppen en mee te nemen. Bij dit alles komt de gezamenlijkheid van het optreden van de verdachte en medeverdachten, zoals die tot uitdrukking komt in hun komst naar en hun vertrek uit de woning van de aangever. De uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van de verdachte en medeverdachten wijst daarbij op het bestaan van een gezamenlijke plan om de aangever te bezoeken -waarbij iedereen wetenschap had van de aanwezigheid van de knuppel- en om hem een lesje te leren. En zo had iedereen een wezenlijke rol in dit criminele gebeuren. De rechtbank is derhalve van oordeel dat bij alle feiten sprake is van medeplegen.
Eendaadse samenloop
Voor de eendaadse samenloop komt het vooral aan op de vraag of de bewezenverklaarde gedragingen in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren dat de verdachte daarvan (in wezen) één verwijt wordt gemaakt. Voor het aannemen van eendaadse samenloop is niet alleen vereist dat de betrokken strafbepalingen in één fysiek gebeuren zijn overtreden, doch ook dat zij qua strekking niet uiteenlopen. De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van de verdachte een dermate samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren, dat de verdachte daarvan (in wezen) één verwijt wordt gemaakt. Wat betreft de kwalificatie van het bewezenverklaarde in geval van eendaadse samenloop heeft de Hoge Raad al eerder geoordeeld (vergelijk o.a. ECLI:NL:HR:2017:1114) dat het in beginsel aan de feitenrechter is om de vraag te beantwoorden of hij in geval van eendaadse samenloop het bewezenverklaarde enkelvoudig kwalificeert (onder de zwaarste strafbepaling) dan wel of hij meervoudig kwalificeert en vervolgens de zwaarste strafbepaling toepast bij de straftoemeting. De rechtbank zal tot meervoudige kwalificatie overgaan, maar zal wel bij de strafmaat rekening houden met het bestaan van eendaadse samenloop. Tussen de feiten 1, 2 en 3 subsidiair is sprake van eendaadse samenloop.