Uitspraak
RECHTBANK limburg
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 juli 2022 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
de Belastingdienst Toeslagen, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
.
Beslissing
.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 1 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de Belastingdienst Toeslagen over de terugvordering van zorgtoeslag en huurtoeslag voor het jaar 2019. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de besluiten van de Belastingdienst, waarin hij als toeslagpartner van [naam] werd aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de hoorplicht in bezwaar was geschonden, maar dat dit gebrek kon worden gepasseerd omdat eiser in beroep alsnog zijn bezwaren had kunnen inbrengen. De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst terecht eiser als toeslagpartner had aangemerkt in de periode van 1 januari 2019 tot 10 maart 2019, en dat de terugvordering van de teveel betaalde toeslagen terecht bij eiser was gedaan. Eiser had aangevoerd dat hij niet over de financiële middelen beschikte om de terugvorderingen te voldoen, maar de rechtbank oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren om van terugvordering af te zien. De rechtbank kende eiser een schadevergoeding toe van € 1.000,- wegens overschrijding van de redelijke termijn en veroordeelde de Belastingdienst tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van de hoorplicht en de verantwoordelijkheden van de aanvrager van toeslagen.