ECLI:NL:RBLIM:2022:4151

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
30 mei 2022
Zaaknummer
C/03/300757 / HA ZA 22-21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident betreffende exceptio plurium litis consortium in erfzaak

In deze zaak, die zich afspeelt in het civiele recht, heeft de Rechtbank Limburg op 25 mei 2022 een vonnis gewezen in een incident. De zaak betreft een erfkwestie waarbij de eiseres in de hoofdzaak, die tevens verweerster in het incident is, aanspraak maakt op haar legitieme portie uit de nalatenschap van haar overleden moeder, de erflaatster. De erflaatster heeft in haar testament twee gedaagden benoemd als erfgenamen en executeurs, terwijl de eiseres en andere legitimarissen zijn onterfd. De eiseres vordert dat de rechtbank de legitieme massa en haar legitieme portie vaststelt.

De gedaagde in het incident, die ook eiseres in het incident is, heeft de exceptio plurium litis consortium ingeroepen. Dit houdt in dat de eiseres in de hoofdzaak niet alle legitimarissen in het geding heeft betrokken, wat volgens de gedaagde noodzakelijk is voor een bindende beslissing over de legitieme massa. De rechtbank heeft in haar beoordeling verwezen naar eerdere uitspraken van de Hoge Raad, waarin is vastgesteld dat in gevallen van processueel ondeelbare rechtsverhoudingen alle betrokken partijen in het geding moeten worden geroepen.

De rechtbank oordeelt dat er inderdaad sprake is van een rechtsverhouding waarbij een beslissing over de legitieme massa bindend moet zijn voor alle legitimarissen. Daarom heeft de rechtbank de exceptie toegewezen en de eiseres in de hoofdzaak in de gelegenheid gesteld om de andere legitimarissen, waaronder de kleinzoon en dochter van de erflaatster, in het geding te betrekken. De kosten van het incident worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij haar eigen kosten draagt. De verdere beslissing is aangehouden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/300757 / HA ZA 22-21
Vonnis in incident van 25 mei 2022
in de zaak van
[eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident],
wonend te [woonplaats 1] ,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. J.M.H. Devis,
tegen

1.[gedaagde, eiseres in het incident sub 1] ,

wonend te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
eiseres in het incident,
advocaat mr. A.J.L.J. Pfeil,
2.
[gedaagde sub 2],
wonend te [woonplaats 3] ,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] , [gedaagde, eiseres in het incident sub 1] en [gedaagde sub 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 23
  • de conclusie van antwoord tevens houdend exceptio plurium litis consortium met
  • de conclusie van antwoord in het incident.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten2.1. Op [overlijdensdatum] is de moeder van partijen [erflaatster] (hierna: erflaatster) te [overlijdensplaats] overleden.

2.2.
Erflaatster is in eerste echt gehuwd geweest met de [naam echtgenoot] , van wie zij is gescheiden. Uit dat huwelijk zijn - naast partijen - geboren: [naam dochter] (hierna: [naam dochter] ) en [naam zoon] (hierna: [naam zoon] ).
2.3.
Bij testament van 10 september 2012, verleden voor mr. R.M.E.S. Smeets, notaris te Kerkrade, heeft erflaatster over haar nalatenschap beschikt. In haar testament zijn [gedaagde, eiseres in het incident sub 1] en [gedaagde sub 2] tot enig erfgenamen en tevens tot executeurs van de nalatenschap benoemd. [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] , [naam dochter] en [naam kleinzoon] , zijnde de zoon en plaatsopvolger van de vooroverleden [naam zoon] , zijn onterfd.
3. Het geschil
in de hoofdzaak
3.1.
[eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] maakt aanspraak op haar legitieme portie. [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- voor recht zal verklaren dat de legitieme massa € 338.945,84 is, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, en voor recht zal verklaren dat de legitieme portie van [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] (1/10e deel van de legitieme massa minus de schenkingen die zij reeds heeft ontvangen) € 23.254,60 is, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag.
in het incident
3.2.
[gedaagde, eiseres in het incident sub 1] stelt dat [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] heeft verzuimd alle legitimarissen in rechte te betrekken. Behalve door [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] is, aldus [gedaagde, eiseres in het incident sub 1] , ook door [naam kleinzoon] voornoemd aanspraak gemaakt op de legitieme portie. Voor [naam dochter] geldt dat de termijn ex art. 4:85 BW volgens [gedaagde, eiseres in het incident sub 1] nog niet is verstreken. [gedaagde, eiseres in het incident sub 1] doet derhalve een beroep op de
exceptio plurium litis consortium, zodat ook de andere legitimarissen aan het geding deel kunnen nemen en derhalve daartoe worden opgeroepen. Immers, het vaststellen van de legitieme massa kan alleen bindend geschieden voor alle legitimarissen.
3.3.
[eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] verzet zich primair tegen het opgeworpen incident. Zij betwist dat [naam kleinzoon] zijn legitieme portie heeft opgeëist. Indien de vordering door de rechtbank wordt aangemerkt als een processueel ondeelbare vordering, verzoekt [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] in de gelegenheid te worden gesteld de andere legitimarissen in het geding te betrekken onder de bepaling dat de adresgegevens van [naam kleinzoon] door de executeur-testamentairs aan haar moeten worden verstrekt.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
Bij arrest van 10 maart 2017 heeft de Hoge Raad beslist dat in geval van een vordering die een rechtsverhouding betreft waarbij het rechtens noodzakelijk is dat een beslissing daarover in dezelfde zin luidt ten aanzien van alle bij die rechtsverhouding betrokkenen (een zogeheten processueel ondeelbare rechtsverhouding), de rechter de beslissing over die vordering slechts kan geven in een geding waarin allen die bij die rechtsverhouding zijn betrokken, partij zijn, zodat de rechterlijke beslissing hen allen bindt. Dat geldt zowel in eerste aanleg als na aanwending van een rechtsmiddel. Wanneer een partij een dergelijke beslissing wil uitlokken, dienen dan ook alle bij de rechtsverhouding betrokken partijen in het geding te worden geroepen, zowel in eerste aanleg, als in volgende instanties (ECLI:NL:HR:2017:411. Zie ook ECLI:NL:HR:2021:177).
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van een rechtsverhouding waarbij het rechtens noodzakelijk is dat een beslissing over (de omvang van) de legitieme massa van onderhavige nalatenschap in de zelfde zin luidt ten aanzien van alle legitimarissen van de nalatenschap.
4.3.
Gelet hierop slaagt de opgeworpen exceptie en zal de vordering in het incident worden toegewezen. Dit betekent dat [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] in de gelegenheid zal worden gesteld om [naam kleinzoon] en [naam dochter] alsnog als partij in het geding te betrekken door oproeping op de voet van art. 118 Rv. Nu het adres van [naam kleinzoon] kennelijk niet bij haar bekend is, zal er een langere termijn voor deze oproeping worden bepaald. Deze oproeping dient derhalve tegen de roldatum van 17 augustus 2022 te geschieden.
4.4.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de kosten van het incident tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
stelt [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] in de gelegenheid om [naam kleinzoon] en [naam dochter] alsnog als partij in het geding te betrekken door oproeping op de voet van art. 118 Rv om op de rolzitting van
17 augustus 2022in het geding te verschijnen, met dien verstande dat:
- deze oproeping middels deurwaardersexploot dient te geschieden,
- een afschrift van de oproeping aan de griffie van de rechtbank dient te worden gezonden,
- bij de oproeping een kopie moet worden gevoegd van alle tot heden gewisselde procestukken,
- de oproeping moet vermelden dat partijen niet in persoon kunnen verschijnen, maar zich dienen te doen vertegenwoordigen door een advocaat en dat zij bij verschijning griffierecht verschuldigd zijn,
5.2.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
in de hoofdzaak
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.J.M. Provaas en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: AH