ECLI:NL:RBLIM:2022:3231
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Deelname aan een criminele organisatie en het aanwezig hebben van cocaïne met integrale vrijspraak
Op 26 april 2022 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie en het aanwezig hebben van cocaïne. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 15 maart 2022, waarbij de verdachte en haar raadsvrouw aanwezig waren. De officier van justitie stelde dat er onvoldoende bewijs was voor deelname aan de criminele organisatie, maar dat de aanwezigheid van cocaïne wel bewezen kon worden. De verdediging pleitte voor vrijspraak van beide feiten, stellende dat er geen bewijs was voor deelname aan de organisatie en dat de verdachte geen wetenschap had van de aanwezigheid van de cocaïne.
De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte deel uitmaakte van de criminele organisatie. De rechtbank benadrukte dat er geen bewijs was dat de verdachte een aandeel had in of ondersteuning bood aan de gedragingen van de organisatie. Wat betreft de cocaïne, oordeelde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de cocaïne in haar woning. De rechtbank sprak de verdachte vrij van beide ten laste gelegde feiten, omdat niet bewezen kon worden dat zij deel uitmaakte van de organisatie of dat zij wetenschap had van de drugs.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was ook aanwezig. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet schuldig was aan de ten laste gelegde feiten en sprak haar vrij.