3.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak voor het primair ten laste gelegde
Aan de verdachte is primair ten laste gelegd dat hij [slachtoffer] heeft vermoord door hem met een mes in diens buik te steken. Voor een bewezenverklaring van moord dient te worden vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer van het leven heeft beroofd met voorbedachte raad. De rechtbank zal de verdachte daarvan vrij spreken. Omdat zij dat mede motiveert aan de hand van de hierna te bespreken bewijsmiddelen, zal zij de vrijspraak nader motiveren na de opsomming van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen
Op 23 januari 2021 om 13:52 uur ontving de politie een melding dat het slachtoffer van een steekincident gewond op de [adres 1] te Heerlen, nabij de kruising met de [adres 2] , zou liggen. De betrokken verbalisanten zijn ter plaatse gegaan en zagen midden op het wegdek van de [adres 2] te Heerlen een persoon liggen die hevig bloedde. Links naast deze persoon zat een man die met een hand op de ontblote en bebloede buik van het slachtoffer drukte. De verbalisanten hebben de verzorging van het slachtoffer overgenomen en hem gevraagd wie dit had gedaan. Het slachtoffer antwoordde daarop “ [verdachte] ” en zei vervolgens “hij is een vriend, uit het niets stak hij mij”. Een van de verbalisanten sprak ter plaatse een mogelijke getuige, [getuige 1] , die verklaarde dat hij had gezien dat twee jongens ruzie hadden. Een van hen had een mes bij zich en was weggerend richting Brunssum.Twee andere verbalisanten die ter plaatse zijn gekomen hoorden een onbekend gebleven getuige verklaren dat hij het voorval of een deel daarvan had gezien. Volgens hem was de verdachte van dit voorval weggerend richting Brunssum en hij omschreef hem als ongeveer 1,75 meter lang, donkere huidskleur, smal postuur en een zwarte jas met capuchon dragend. Vervolgens zagen verbalisanten dat een man kwam aanrennen, die verklaarde dat hij de vader was van [verdachte] en dat [verdachte] bij hem in de auto zat en in een psychotische toestand verkeerde. Verbalisanten zijn samen met deze man naar diens auto gegaan en zagen op de achterbank een persoon zitten die voldeed aan voornoemd signalement. De verdachte is vervolgens aangehouden. Verbalisanten zagen dat de verdachte vermoedelijk bloed op zijn schoenen en handen had.Uit nader onderzoek is gebleken dat de verdachte woonde in de flat op de [adres 2] [huisnummer] .
De moeder van de verdachte heeft verklaard dat de verdachte die dag omstreeks 13:50 uur met zijn mobiele telefoon naar haar huistelefoon heeft gebeld. Hij zei tegen haar “
mama kom mij nu halen” en “
Je moet nu komen, je moet nu komen. Ik heb iets gedaan wat niet mag.” De verdachte was in paniek en vertelde waar hij stond. Zijn ouders zijn meteen naar hem toegereden. De moeder van de verdachte heeft telefonisch nog gevraagd of hij iemand had verwond, waarop de verdachte “
ja”antwoordde. Vervolgens is de verdachte bij zijn ouders in de auto gestapt en heeft hij onder andere tegenover zijn vader verklaard dat [slachtoffer] (de rechtbank begrijpt: het slachtoffer, [slachtoffer] ) naar hem toe was gekomen. Even later is verdachtes vader naar een agent gerend.
Verbalisanten zijn diezelfde dag naar het ziekenhuis gegaan en hebben met de SEH-arts gesproken. De arts deelde de verbalisanten mede dat het slachtoffer [slachtoffer] betrof en dat hij in kritieke toestand naar de operatiekamer was gebracht. Hij was de spoedeisende hulp binnengebracht in reanimatiesetting en zijn toestand was zeer zorgelijk. Hij had een forse buikwond.Het slachtoffer [slachtoffer] is op de spoedeisende hulp gereanimeerd, vervolgens geopereerd en in de vroege ochtend van 24 januari 2021 overleden.
Drs. D.J. Rijken, als forensisch arts en forensisch patholoog verbonden aan het Nederlands Forensisch Instituut (NFI), heeft een sectie uitgevoerd op het stoffelijk overschot van het slachtoffer. Blijkens de door Rijken verkregen medische gegevens was er bij het slachtoffer sprake van een klieving van de onderrand van de lever, een perforatie aan de voor- en achterzijde van de maag, een doorsnijding van de alvleesklier en een doorsnijding van de vaatsteel van de linker nier. De genoemde letsels aan de lever en de maag werden bij sectie bevestigd, evenals de chirurgische verwijdering van de alvleesklier, de linker nier en de linker bijnier. Op basis hiervan kan volgens Rijken het ernstige bloedverlies, de hartfunctiestoornissen, de reanimatiebehoeftige toestand, de noodzaak tot medisch handelen en het uiteindelijke overlijden worden verklaard. De lokalisatie en het aspect van de (verhaalde en vastgestelde) letsels passen bij steekletsel in het kader van perforerende krachtinwerking met één of meerdere scherprandige voorwerpen (zoals een mes). De letsels kunnen zijn opgeleverd door één (naar links, rug- en voetwaarts gerichte) steekbeweging. Er waren volgens Rijken geen ziekelijke afwijkingen die het overlijden kunnen verklaren, of die hiervoor van betekenis kunnen zijn geweest. Rijken concludeert, mede op basis van de verkregen medische gegevens, dat het overlijden van [slachtoffer] wordt verklaard door verwikkelingen van (minstens) één steekletsel in de buik.
Verbalisanten hebben beelden bekeken die afkomstig zijn van diverse beveiligingscamera’s, aanwezig op het adres [adres 2] en de hoek met de [adres 1] te Heerlen. Op de beelden is te zien dat een persoon (NN1 genoemd) aanbelt bij de centrale toegangsdeur van het complex en vervolgens de hal inloopt en de trap omhoog loopt naar de eerste verdieping. Op beelden van een camera die gericht is op de galerij waaraan de flat van de verdachte ligt is te zien dat NN1 de trap op komt gelopen en de galerij op loopt om 13:45:16 uur. Vervolgens is op de beelden van diezelfde camera te zien dat de deur van de galerij om 13:45:40 uur hard en snel open gaat en dat NN1 snel de trap afrent. Hij wordt gevolgd door een tweede persoon (NN2 genoemd) die een schoppende beweging en met zijn linker arm een duwende of trekkende beweging maakt richting NN1. Zodra NN1 en NN2 door de deur van de galerij komen zijn er op de lichte tegelvloer een aantal donkere vlekken zichtbaar die eerder niet aanwezig waren, volgens de betrokken verbalisanten vermoedelijk bloedvlekken. Op de beelden is te zien dat NN1 daarna, gevolgd door NN2, naar beneden rent. Wederom zijn op de vloer donkerkleurige vlekken zichtbaar waarvan de verbalisanten vermoeden dat het bloedvlekken zijn. NN2 heeft een donkerkleurig lang voorwerp achter zijn rug ter hoogte van zijn linker hand. Vervolgens rennen beide personen de centrale toegangsdeur uit.
De politie heeft op de plaats delict een forensisch onderzoek ingesteld. Daarbij is een bloedspoor aangetroffen van de plaats waar het slachtoffer is aangetroffen naar de voordeur van de woning [adres 2] [huisnummer] . Vooral op de vloer van de open galerij nabij de voordeur van de woning [adres 2] [huisnummer] waren in het bloedbeeld stukjes weefsel zichtbaar. Gelet op de plaats van aantreffen van het slachtoffer, het beschreven letsel en het aantroffen bloedbeeld, heeft het slachtoffer zich volgens de betrokken verbalisanten zeer waarschijnlijk bloedend van de voordeur van de woning [adres 2] [huisnummer] naar de plaats van aantreffen verplaatst.
Verbalisanten hebben de woning [adres 2] [huisnummer] betreden. Aan de buitenzijde van de voordeur, onder het raam, zaten meerdere langgerekte ellipsvormige rood en geel gekleurde aftekeningen van een vloeistof, volgens de verbalisanten aftekeningen van onder andere bloed. Op de vloer van de woning waren voor en achter de voordeur soortgelijke ellipsvormige aftekeningen zichtbaar. Diverse aftekeningen zijn onderzocht met indicatieve tetrabase bloedtesten. Ten aanzien van een groot aantal aftekeningen die zowel op de deur als op de vloer zijn aangetroffen gaven deze testen een positieve indicatie voor de aanwezigheid van bloed. Tegenover de voordeur stond op de vloer tegen de muur een schoenenrekje met daarop op het onderste rekje een paar witte en een paar zwarte schoenen. Op de hak van de linker schoen van het witte paar was een nagenoeg verticale ellipsvormige aftekening van bloed zichtbaar en tussen de twee zwarte schoenen lagen twee stukjes rood weefsel. Deze stukjes weefsel reageerden bij een gehouden Tetrabase test positief op bloed. Gelet op het bloedbeeld en de stukjes weefsel die op de vloer van de open galerij nabij de voordeur van de woning [adres 2] [huisnummer] lagen en de verkregen informatie over het letsel van het slachtoffer, zijn de rode en gele aftekeningen van een vloeibare stof op de voordeur volgens de betrokken verbalisanten zeer waarschijnlijk onder andere bloed, afkomstig uit de verwonding van het slachtoffer. De bloedsporen concentreren zich met name op en nabij de voordeur. Gelet op het ontbreken van bloed op de vloeren en muren in de rest van de woning is het onwaarschijnlijk dat het slachtoffer zich met het aangetroffen buikletsel in de woning heeft bevonden. In de woning werden geen sporen waargenomen die duidden op een handgemeen in de woning.
Op een nachtkastje dat in de slaapkamer van de woning van de verdachte stond is een zwart vleesmes aangetroffen met een lemmet van ongeveer 18 centimeter lang.Het mes is nader onderzocht door het NFI. Op het lemmet zijn twee bloedsporen aangetroffen met DNA dat afkomstig kan zijn van het slachtoffer [slachtoffer] . De aangetroffen DNA-profielen zijn volgens de onderzoeker meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van slachtoffer [slachtoffer] , dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurige niet aan het slachtoffer verwante persoon. Op het heft van het mes is zowel DNA aangetroffen dat afkomstig kan zijn van het slachtoffer als DNA dat afkomstig kan zijn van de verdachte. Voor beide overeenkomsten geldt volgens de onderzoeker dat de aangetroffen DNA-profielen meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker zijn wanneer de bemonstering DNA bevat van het slachtoffer, respectievelijk de verdachte, en één willekeurige onbekende persoon, dan wanneer de bemonsteringen DNA bevatten van twee willekeurige onbekende personen.
Vrijspraak
Zoals reeds overwogen, spreekt de rechtbank de verdachte vrij van het bestanddeel “met voorbedachte raad” en daarmee van moord. De rechtbank komt hiertoe om de navolgende redenen. Voorop staat dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachte raad’ moet komen vast te staan, dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen (HR 28 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BR2342, HR 15 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:963, HR 23 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2761). De rechtbank is op grond van het verhandelde ter terechtzitting en de stukken die zich in het dossier bevinden van oordeel dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte wist dat het slachtoffer op 23 januari 2021 naar zijn woning zou komen. Er is immers niet gebleken dat het slachtoffer de verdachte van tevoren heeft laten weten dat hij bij hem langs zou komen. Evenmin is komen vast te staan dat de verdachte wist dat het slachtoffer degene was die bij de centrale toegangsdeur van het flatgebouw aanbelde en kort daarna voor zijn voordeur stond. De verdachte heeft hierover zelf ter terechtzitting verklaard dat hij de centrale toegangsdeur via zijn intercom altijd opende als er werd aangebeld, zonder zich er eerst van te vergewissen wie er beneden aan de deur stond. Het dossier bevat geen aanknopingspunten om aan die verklaring te twijfelen. Nu ervan uitgegaan moet worden dat het slachtoffer zijn bezoek aan de verdachte niet had aangekondigd, is het onwaarschijnlijk dat de verdachte een vooropgezet plan had om het slachtoffer die dag van het leven te beroven.
De vraag waarvoor de rechtbank zich vervolgens nog gesteld ziet, is of de verdachte desondanks voorafgaand aan het gewelddadig handelen voldoende tijd voor beraad en gelegenheid tot bezinning heeft gehad. Uit de camerabeelden, waarop te zien is hoe het latere slachtoffer via het trappenhuis naar de galerij loopt waaraan de woning van de verdachte is gelegen en zeer kort daarna (slechts 24 seconden later) terug rent, en uit het forensisch onderzoek in de woning van de verdachte leidt de rechtbank af dat de verdachte zijn voordeur heeft geopend en vrijwel direct de persoon die daarvoor stond heeft gestoken. Op het moment dat hij de voordeur opende wist hij mogelijk nog niet wie er voor zijn deur stond. Daaruit leidt de rechtbank af dat de besluitvorming en de uitvoering van de messteek tot stand zijn gekomen in een zodanig korte tijdspanne, dat niet kan worden bewezenverklaard dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van de primair ten laste gelegde moord.
Bewijsoverweging over het subsidiaire feit (doodslag)
Aan de verdachte is subsidiair ten laste gelegd dat hij het slachtoffer [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd door hem met een mes in diens buik te steken. De rechtbank dient daarom te beoordelen of de verdachte opzet had op het doden van het slachtoffer.
Op basis van de gebezigde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte een vleesmes met een lemmet van ongeveer 18 centimeter heeft gepakt, de voordeur van zijn woning heeft geopend en met dat mes tenminste eenmaal met kracht in de buik van het slachtoffer heeft gestoken. Het slachtoffer heeft daardoor een diepe, hevig bloedende wond opgelopen waaraan hij uiteindelijk is overleden.
De verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij zich niet kan herinneren dat hij het slachtoffer heeft gestoken. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de uiterlijke verschijningsvorm van verdachtes handelen echter dat hij opzettelijk heeft gestoken en dat zijn opzet daarbij was gericht op het doden van het slachtoffer. De rechtbank acht daarmee bewezen dat de verdachte het slachtoffer [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd.