Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
[naam onderbewindgestelde],
Rechtbank Limburg
In deze zaak, die zich afspeelt in de Rechtbank Limburg, betreft het een kort geding dat is aangespannen door VMWM B.V., die optreedt als bewindvoerder over het vermogen van de 85-jarige vader, tegen zijn dochter. De vader en dochter zijn gezamenlijk eigenaar van een woning, waarbij de vader voor 2/3 en de dochter voor 1/3 eigenaar is. De dochter heeft eerder een vonnis verkregen dat VMWM verplicht om mee te werken aan de verkoop van de woning. VMWM vordert nu schorsing van de uitvoerbaarverklaring van dat vonnis, omdat zij van mening is dat het vonnis berust op een juridische misslag en dat de uitvoering ervan de vader in een noodtoestand zou brengen, gezien zijn dementie en de zorgbehoefte.
De voorzieningenrechter oordeelt dat het eerdere vonnis geen scheiding en deling inhoudt, maar enkel een verplichting tot medewerking aan de verkoop. De rechter stelt vast dat de belangen van de dochter, die financieel afhankelijk is van de verkoop, zwaarder wegen dan de emotionele bezwaren van de vader om te verhuizen. De rechter wijst de vordering van VMWM af en compenseert de proceskosten, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 10 maart 2022.