ECLI:NL:HR:2002:AE4380
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- J.B. Fleers
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Verkoop en eigendomsoverdracht van een aandeel in de woning in kort geding
In deze zaak heeft de man, verweerder in cassatie, de vrouw, eiseres tot cassatie, gedagvaard in kort geding voor de President van de Rechtbank te Almelo. De man vorderde dat de vrouw zou meewerken aan de verkoop en eigendomsoverdracht van haar aandeel in de voormalige echtelijke woning. De President heeft op 31 maart 2000 de vordering toegewezen, waarna de vrouw in hoger beroep ging bij het Gerechtshof te Arnhem. Het Hof bekrachtigde op 13 juni 2000 het vonnis van de President. Hierop heeft de vrouw cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de vordering van de man toewijsbaar was op basis van artikel 3:300 lid 2 BW. De Hoge Raad oordeelde dat de President in kort geding bevoegd was om te bepalen dat zijn uitspraak in de plaats zou treden van een noodzakelijke wilsverklaring van de vrouw, indien zij niet zou meewerken aan de verkoop. De Hoge Raad verwierp de middelen van de vrouw, die onder andere aanvoerde dat de voorzieningen in kort geding niet konden worden gegeven en dat het vonnis van de President niet had mogen worden bekrachtigd zonder voorafgaande betekening.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren J.B. Fleers, D.H. Beukenhorst, O. de Savornin Lohman en A. Hammerstein, en openbaar uitgesproken op 21 juni 2002.