Uitspraak
RECHTBANK limburg
uitspraak van de meervoudige kamer van 20 december 2021 in de zaak tussen
het college van gedeputeerde staten van de provincie Limburg, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
- de opslag van ongeveer 80 ton geuremitterende kunststoffen met euralcode 19 12 04 en aanvoer van deze stoffen met het doel deze ter plaatse op te slaan (overtreding van artikel 2.3, aanhef en onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in samenhang met voorschrift 3.7 van de vergunning van 27 mei 2008 en bijlage 3 bij die vergunning en van artikel 2.1, eerste lid onder e, van de Wabo);
- de opslag van voornoemde, verontreinigende en bodembedreigende stoffen anders dan boven een goedgekeurde vloeistofdichte voorziening (overtreding van artikel 2.9, eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer (Abm) in samenhang met artikel 2.1, eerste lid, van de Activiteitenregeling milieubeheer (Arm)).
het (...) aanwezige geuremitterende kunststofafval:
te (doen) verwerken in uw eigen installaties aan de [adres 2] te [vestigingsplaats 1] ; of
af te (doen) voeren naar een vergunninghouder en de afgiftebonnen aan ons te overleggen.”
geuremitterendafval met euralcode 19 12 04. Aan stap 1 als bedoeld in de uitspraak van de Afdeling van 29 mei 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1694) – kwalificeert de uitlating of gedraging als een toezegging – wordt dus niet voldaan omdat de uitlatingen die de toezichthouder beweerdelijk heeft gedaan, juridisch niet kunnen worden gekwalificeerd als een welbewuste standpuntbepaling dat verweerder tegen opslag van geuremitterend kunststofafval niet handhavend kon en ook niet zou optreden. Aan de tweede stap – kan de toezegging aan verweerder worden toegerekend – en de derde stap – moeten de gerechtvaardigd gewekte verwachtingen ook daadwerkelijk worden nagekomen – komt de rechtbank niet toe omdat geen sprake is van een toezegging en dus ook niet van gewekte verwachtingen. Terzijde merkt de rechtbank daarover nog op dat, ook indien de toezichthouder (ten onrechte) wel zou hebben gezegd dat opslag van geuremitterend afval met deze euralcode was vergund en dat daartegen niet handhavend zou worden opgetreden, dit daarna in elk geval is rechtgezet in het telefoongesprek, waaraan de toezichthouder heeft deelgenomen, op 3 december 2019 voorafgaand aan het handhavend optreden. Daarin is in elk geval, onbestreden, duidelijk richting [eiseres sub 1] gecommuniceerd dat de opslag niet was toegestaan. Mede gelet op de beginselplicht tot handhaving, zou daarom ook stap 3 niet zonder meer in het voordeel van [eiseres sub 1] kunnen worden beantwoord.
Beslissing
.De uitspraak is openbaar gemaakt op 20 december 2021.