12.1.Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is geen sprake van concreet zicht op legalisatie. Verzoeker overtreedt de vergunningvoorschriften en gelet op de geldende beginselplicht, treedt verweerder daar terecht handhavend tegen op. Dat verzoeker alsnog een melding heeft gedaan dat hij minder varkens gaat houden, betekent, zoals hiervóór is overwogen, niet dat de omgevingsvergunning van rechtswege vervalt. Zo lang de omgevingsvergunning niet is ingetrokken, geldt de omgevingsvergunning en moet verzoeker daaraan voldoen. Van concreet zicht op legalisatie is daarom vooralsnog geen sprake. Daarbij komt dat de herbeoordeling in bezwaar van een opgelegde last onder dwangsom in de regel ex tunc gebeurt. Dat wil zeggen dat gekeken wordt naar de feiten of omstandigheden ten tijde van het primaire besluit. Verder is er geen sprake van overtredingen van geringe aard of ernst. Dat verzoeker aanvoert dat hij eerder heeft verklaard bereid te zijn alle overtredingen op korte termijn tegelijk ongedaan te maken, levert geen bijzondere omstandigheid op om van handhavend optreden af te zien. Ook overigens heeft verzoeker geen bijzondere omstandigheden aangevoerd op grond waarvan geoordeeld zou moeten worden dat handhavend optreden onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen doelen. Hetgeen verzoeker in dit verband heeft aangevoerd, slaagt niet.
Zijn de begunstigingstermijnen te kort?
13. Verzoeker voert aan dat alle gestelde begunstigingstermijnen te kort zijn omdat hij onmogelijk op zo korte termijn aan de lasten kan voldoen. In dit verband acht verzoeker van belang dat hij lang op zijn vergunning heeft moeten wachten. De aanvraag omgevingsvergunning dateert van oktober 2019 en is pas op 21 juni 2021 onherroepelijk geworden. Verzoeker vindt het onredelijk dat hij binnen 6 dagen na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning al een vooraankondiging kreeg. Hij stelt dat hij er alles aan heeft gedaan om zo snel mogelijk na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning aan de vergunningvoorschriften te voldoen. Voor het aansluiten van een luchtwasser is volgens verzoeker meer tijd nodig en verzoeker heeft al eerder aangegeven de daken te gaan vervangen gelijktijdig met het plaatsen van de luchtwasser.
14. De voorzieningenrechter stelt voorop dat verweerder er terecht op heeft gewezen dat een begunstigingstermijn niet wezenlijk langer mag zijn dan nodig is om een overtreding te kunnen beëindigen. Een begunstigingstermijn mag bijvoorbeeld niet zijn afgestemd op de tijd die nodig is om een overtreding te kunnen legaliseren. Dat zou namelijk geen handhaven maar verkapt gedogen zijn. Verzoeker heeft niet aannemelijk gemaakt dat het niet mogelijk is binnen de gestelde begunstigingstermijnen aan de lasten te kunnen voldoen. Dat de vergunningverlening volgens verzoeker korter had kunnen duren, is – wat er overigens verder van die stelling zij – niet relevant voor de beoordeling of de begunstigingstermijnen lang genoeg zijn om de overtredingen op te heffen. Verzoeker moet nu eenmaal aan de voorschriften van de aan hem verleende omgevingsvergunning voldoen wil hij daarvan gebruik maken. Zoals hiervóór is vastgesteld heeft verzoeker al een aantal keren varkens gehouden maar was aan de daarvoor geldende voorschriften niet voldaan. Daarbij komt dat verweerder de termijn om de gaten in de daken te repareren heeft verlengd tot één week na de uitspraak van de voorzieningenrechter. Verweerder heeft er in dit verband verder terecht op gewezen dat verzoeker er uiteindelijk voor heeft gekozen om niet te stoppen met zijn bedrijf, maar middels een aanpassing van zijn bedrijf te voldoen aan de regels van het Beh. Verweerder heeft er verder terecht op gewezen dat pluimvee- en varkenshouderijen ofwel uiterlijk per 1 januari 2020 moesten voldoen aan de maximale emissiewaarde van het Beh voor ammoniak ofwel moesten zijn gestopt met de intensieve veetak die niet voldoet aan het Beh. Verzoeker zit al geruime tijd in dat traject en wist daarom al heel lang dat hij zich aan de voorschriften van de omgevingsvergunning zou moeten gaan houden zodat tevens alsnog zou worden voldaan aan het Beh indien hij zijn bedrijf wilde voortzetten. Voor zijn betoog dat hij er alles aan gedaan heeft om tijdig aan de geldende voorschriften te voldoen, kan in de gedingstukken geen steun worden gevonden.
15. Op grond van voorgaande overwegingen is de voorzieningenrechter van oordeel dat het primaire besluit een gerede kans maakt in de hoofdzaak in stand te kunnen blijven. Mede gezien het belang van verweerder dat vergunningvoorschriften worden nageleefd en het voorkomen van precedentwerking en het belang van de derde-partij bij beëindiging van de overtredingen en het krijgen van een beter woon- en leefklimaat dient het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen te worden.
16. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.