ECLI:NL:RBLIM:2021:9222

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 december 2021
Publicatiedatum
7 december 2021
Zaaknummer
03/659076-19, 03/702621-18 (ttz gev)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor langdurige belaging en bedreiging van meerdere slachtoffers

Op 7 december 2021 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van langdurige belaging (stalking) van haar ex-vriend, diens nieuwe vriendin, een vriendin en de (voormalig) advocaten van de verdachte. De verdachte, geboren in 1985, werd bijgestaan door advocaat mr. A. Carli. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 23 november 2021. De tenlastelegging omvatte onder andere het stelselmatig belagen van meerdere slachtoffers in de periode van 1 maart 2017 tot en met 17 december 2019. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan belaging en bedreiging, waarbij zij meerdere slachtoffers had lastiggevallen via anonieme telefoontjes, berichten op sociale media en brieven. De rechtbank achtte de feiten bewezen op basis van getuigenverklaringen en technisch bewijs, waaronder telefoongegevens en Facebook-berichten. De verdachte ontkende grotendeels de feiten, maar de rechtbank oordeelde dat haar verklaringen niet geloofwaardig waren. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 20 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals contactverboden met de slachtoffers. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder immateriële schadevergoeding voor de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers: 03/659076-19, 03/702621-18 (ttz gev)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 7 december 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 1985,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A. Carli, advocaat kantoorhoudende te Geleen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 november 2021. De verdachte en haar raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
in de zaak met parketnummer 03/702621-18:
Feit 1:[slachtoffer 1] in de periode van 1 maart 2017 tot en met 31 januari 2019 heeft belaagd (gestalkt);
Feit 2:[slachtoffer 2] in de periode van 1 december 2017 tot en met 31 januari 2019 heeft belaagd (gestalkt);
in de zaak met parketnummer 03/659076-19:
Feit 1:[slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] en het advocatenkantoor [naam advocatenkantoor] in de periode van 1 februari 2019 tot en met 17 december 2019 heeft belaagd (gestalkt);
Feit 2:[slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] in de periode van 15 augustus 2019 tot en met
15 december 2019 heeft bedreigd.

3.De voorvragen

In de zaak met parketnummer 03/659076-19 is onder feit 1 onder meer aan de verdachte ten laste gelegd dat hij de rechtspersoon [naam advocatenkantoor] heeft belaagd. De rechtbank zal de dagvaarding voor dit deel nietig verklaren. Een rechtspersoon kan immers, anders dan een natuurlijk persoon, niet in een persoonlijke levenssfeer worden aangetast (vgl. Gerechtshof Amsterdam, 4 oktober 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:3425).

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
in de zaak met parketnummer 03/702621-18:
De officier van justitie acht beide feiten bewezen. Uit de technische bewijsmiddelen volgt dat de verdachte degene is geweest die [slachtoffer 1] heeft belaagd door hem via Whatsapp en e-mail berichten te sturen, anoniem te bellen en onder andere brieven naar hem te sturen. Ook heeft de verdachte berichten gestuurd naar de werkgever, de buren en de schoonfamilie van [slachtoffer 1] . De officier van justitie gaat ten aanzien van [slachtoffer 1] uit van een pleegperiode vanaf september 2017, omdat uit het dossier blijkt dat de relatie tussen [slachtoffer 1] en de verdachte daarvoor nog niet definitief verbroken was. Ook volgt uit het technisch bewijs dat de verdachte [slachtoffer 2] heeft belaagd door haar Facebookberichten en brieven te sturen en haar werkgever te bellen en brieven te sturen.
in de zaak met parketnummer 03/659076-19:
De officier van justitie acht beide feiten bewezen. De verdachte is na 31 januari 2019 doorgegaan met de belaging van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Ook heeft de verdachte haar vriendin [slachtoffer 3] belaagd door haar 29 brieven te sturen in de periode van februari tot en met december 2019. Verder heeft de verdachte haar advocaat [slachtoffer 4] belaagd door haar
22 brieven te sturen in de periode van 21 mei 2019 tot en met 5 november 2019. Ook zijn advocaten [slachtoffer 6] en [slachtoffer 5] belaagd doordat de verdachte in de periode van maart 2019 tot en met 11 december 2019 29 brieven heeft gestuurd naar het advocatenkantoor waar zij werkzaam zijn.
4.2
Het standpunt van de verdediging
in de zaak met parketnummer 03/702621-18:
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd.
in de zaak met parketnummer 03/659076-19:
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte deels vrijgesproken moet worden van het onder 1 ten laste gelegde. Volgens de verdediging is immers geen sprake van belaging jegens de slachtoffers [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] , omdat de berichten die naar deze slachtoffers zijn gestuurd niet het oogmerk hadden om hen te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden of vrees aan te jagen.
Voor feit 2 (de bedreiging van advocaten [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] ) heeft de raadsvrouw eveneens vrijspraak bepleit. De geuite bedreigingen zijn immers onderdeel geweest van de belaging (feit 1), zodat sprake is van eendaadse samenloop. Het is niet mogelijk dat één handeling meerdere bewezenverklaarde strafbare feiten oplevert.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Aanleiding onderzoek: de verklaringen van [slachtoffer 1] uit 2017 en 2018 [1]
[slachtoffer 1] heeft op 13 juni 2017 voor het eerst aangifte gedaan tegen zijn ex-vriendin, de verdachte. [slachtoffer 1] verklaart dat zijn werkgever, zakelijke contacten en een oud-schoolgenoot van hem sinds het beëindigen van de relatie tussen [slachtoffer 1] en de verdachte anonieme berichten over hem ontvangen. Gelet op de inhoud van de berichten, die zien op [slachtoffer 1] , de relatiebreuk met de verdachte en hun zoon [minderjarige] , vermoedt [slachtoffer 1] dat de berichten van de verdachte afkomstig zijn. [2] [slachtoffer 1] heeft vervolgens op 1 november 2017, 14 februari 2018, 11 april 2018 en 14 mei 2018 wederom aangifte gedaan tegen de verdachte. [slachtoffer 1] verklaart in zijn aangiftes dat hij op 6 oktober 2017 op zijn nieuwe woonadres een envelop in zijn brievenbus vond, geadresseerd aan ‘Sexpaleis [slachtoffer 1] ’. Een vergelijkbare brief is bij de nieuwe buren van [slachtoffer 1] bezorgd. Het nieuwe adres is volgens [slachtoffer 1] alleen bekend bij zijn ouders, een paar goede vrienden en de verdachte. Ook wordt [slachtoffer 1] gedurende meerdere periodes dagelijks anoniem gebeld, soms wel 60 a 70 keer per dag, en krijgt hij berichten via telefoonnummers die hij niet kent. Zakenrelaties van [slachtoffer 1] krijgen ook berichten inhoudende dat ze voor [slachtoffer 1] moeten oppassen. Van december 2017 tot februari 2018 ontving [slachtoffer 1] minder brieven en telefoontjes, maar sinds een zitting over de omgangsregeling met zijn zoon [minderjarige] ontvangt [slachtoffer 1] weer dagelijks anonieme telefoontjes en Whatsapp-berichten. Ook een vriend van [slachtoffer 1] ontvangt telefoontjes en Whatsapp-berichten, een teamgenoot van [slachtoffer 1] wordt lastiggevallen via Facebook en een zakelijk contact van [slachtoffer 1] ontvangt berichten waarin [slachtoffer 1] zwart wordt gemaakt. [slachtoffer 1] en zijn werkgever, vrienden en familie worden ook lastiggevallen via Facebook en e-mails. In die berichten wordt [slachtoffer 1] zwartgemaakt. In april 2018 heeft [slachtoffer 1] een e-mail naar de verdachte gestuurd met daarin een nieuw prepaid-telefoonnummer als zijn nummer. Twee dagen later werd hij al anoniem gebeld op dit nummer. De verdachte is de enige die over dit nummer beschikt. [slachtoffer 1] is op dit prepaid-nummer veelvuldig anoniem gebeld en hij heeft op dit telefoonnummer berichten ontvangen. Verder ontvangt [slachtoffer 1] vele brieven en e-mails. [3]
Sinds mei 2018 wordt [slachtoffer 1] ook lastig gevallen op zijn nieuwe (abonnements)telefoonnummer. Dit telefoonnummer stond vermeld op papieren van de Raad voor de Kinderbescherming. Op twee inkomende oproepen op het (abonnements)telefoonnummer herkent [slachtoffer 1] de stem van de verdachte. [4]
Vanaf april 2018 ontvangt ook de nieuwe vriendin van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , berichten via een Facebookaccount met de naam ‘ [naam account 1] ’. Ook andere bekenden van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ontvangen berichten. Nadat [slachtoffer 2] het Facebook-account ‘ [naam account 1] ’ blokkeerde, ontving zij berichten van andere (nep-)accounts. [5] [slachtoffer 2] ontving ook brieven op haar werkadres en haar moeder heeft brieven ontvangen. Dit zijn deels dezelfde brieven als de brieven die [slachtoffer 1] zelf heeft ontvangen. [6]
De verklaringen van [slachtoffer 2]
heeft op 13 april 2018 en 30 juli 2018 aangifte gedaan tegen de verdachte. Zij verklaart dat zij sinds 7 april 2018 Facebookberichten ontvangt van een account met de naam ‘ [naam account 1] ’ waarin haar vriend [slachtoffer 1] zwart wordt gemaakt. [slachtoffer 2] ontvangt de berichten sinds [slachtoffer 1] een nieuw telefoonnummer heeft. Later is [slachtoffer 2] ook brieven gaan ontvangen. Ook de moeder, zusjes, een vriendin en collega’s van [slachtoffer 2] ontvangen chatberichten van verschillende Facebook-accounts. De werkgever van [slachtoffer 2] ontvangt telefoonoproepen, nepafspraken en brieven. In de periode dat de verdachte gedetineerd zat van 16 tot 18 juli 2018 ontving [slachtoffer 2] geen berichten, maar erna wel weer. [7]
Telefoongegevens
Uit de telefoongegevens van de iPhone van [slachtoffer 1] blijkt dat hij in de periode van 1 januari 2018 tot en met 15 mei 2018 2438 anonieme oproepen ontving. [8]
Uit analyse van de opgevraagde historische verkeersgegevens van de telefoons van [slachtoffer 1] en de verdachte en van de telefoonnummers waarmee [slachtoffer 1] veelvuldig is gebeld volgt dat bij de stalking gebruik is gemaakt van twee verschillende mobiele telefoons, te weten:
- Een Apple iPhone 4 met IMEI-nummer [IMEI-nummer 1] ;
- Een Apple iPhone 4 met IMEI-nummer [IMEI-nummer 2] .
In de iPhone met IMEI-nummer [IMEI-nummer 1] hebben in de periode van 22 december 2017 tot en met 1 juli 2018 minimaal 19 prepaid simkaartjes gezeten. 13 van deze simkaartjes zijn gebruikt voor het versturen van WhatsApp-berichten naar [slachtoffer 1] en met één van de simkaartjes is ook in de periode van 20 december 2017 tot en met 2 januari 2018 120 keer gebeld naar [slachtoffer 1] . De gebruiker van dit toestel en het woonadres van de verdachte bevonden zich steeds onder het bereik van dezelfde twee Cell ID’s.
In de iPhone met IMEI-nummer [IMEI-nummer 2] hebben in de periode van 16 januari 2018 tot en met 16 juli 2018 56 prepaid simkaartjes gezeten. Daarvan zijn 25 simkaartjes gebruikt voor het versturen van WhatsApp-berichten naar [slachtoffer 1] en met 25 van deze simkaartjes is [slachtoffer 1] in de periode van 19 januari 2018 tot en met 15 juli 2018 in totaal 4.095 keer gebeld en 9 keer gesmst. De gebruiker van dit toestel bevond zich in bijna alle gevallen onder het bereik van drie Cell ID’s die alle dekking geven over het woonadres van de verdachte. Verder bevond de gebruiker van deze telefoon zich tussen 22 juni 2018 en 30 juni 2018 vermoedelijk in het buitenland en op 22 juni 2018 om 14:52 uur op Schiphol.
De telefoon van de verdachte bevond zich op 22 juni 2018 tussen 13:49 uur en 16:31 uur eveneens op Schiphol. Voorts is uit onderzoek gebleken dat de iPhone en de telefoon van de verdachte zich op meerdere momenten op dezelfde plek bevonden.
Ook is uit onderzoek gebleken dat met 6 simkaartjes die in de iPhone met IMEI-nummer [IMEI-nummer 2] hebben gezeten in de periode van 11 april 2018 tot en met 15 juli 2018. 34 keer naar de werkgever van [slachtoffer 2] is gebeld, waarvan 15 keer op één dag. [9]
In de woning van de verdachte werden vier simkaartjes aangetroffen die in de iPhone met IMEI-nummer [IMEI-nummer 2] hebben gezeten en waarmee in de periode van 1 tot en met 6 juli 2018 gebeld is naar het privételefoonnummer van [slachtoffer 1] . [10]
In de periode van 17 augustus tot en met 17 september 2018 is [slachtoffer 1] 13 keer gebeld door het telefoonnummer van de verdachte. [11]
Facebookgegevens
Uit onderzoek van het Facebook-account van [slachtoffer 2] , is gebleken dat middels 3 verschillende actieve en 23 verwijderde en/of geblokkeerde Facebook-accounts vervelende/vreemde berichten zijn gestuurd naar [slachtoffer 2] .
Eén van deze Facebook-accounts met de naam ‘ [naam account 2] ’ is aangemaakt op 15 juli 2018. Dit Facebook-account is aangemaakt met een telefoonnummer dat in de iPhone met IMEI-nummer [IMEI-nummer 2] is gebruikt. Verder is op dit Facebook-account ingelogd met het IP-adres dat is gekoppeld aan het woonadres van de verdachte. Tijdens de inverzekeringstelling van de verdachte in juli 2018 is er niet op het account ingelogd, maar na de vrijlating van de verdachte wel weer.
Van de 26 Facebook-accounts bleken er nog 3 ook aangemaakt te zijn met een telefoonnummer dat in de iPhone met IMEI-nummer [IMEI-nummer 2] is gebruikt.
Van de overige Facebook-accounts waren geen gegevens beschikbaar. [12]
Aangifte [slachtoffer 1] 2020 [13]
Op 18 februari 2020 heeft [slachtoffer 1] wederom aangifte gedaan tegen de verdachte. In zijn aangifte verklaart [slachtoffer 1] dat hij nog steeds lastig wordt gevallen door de verdachte. Hij ontvangt weliswaar zelf geen brieven, Whatsappjes, telefoontjes of andere (social media-)berichten meer, maar personen uit zijn omgeving hebben wel berichten ontvangen, waaronder zijn werkgever en zijn vriendin [slachtoffer 2] . Zij ontvingen meerdere enveloppen met brieven waarin [slachtoffer 1] zwartgemaakt wordt. [14]
Aangifte [slachtoffer 2] 2020
[slachtoffer 2] heeft op 18 februari 2020 ook opnieuw aangifte gedaan tegen de verdachte. Zij verklaart dat zij, en mensen uit haar privéomgeving, nog steeds Facebookberichten van onbekenden ontvangen en dat zij daarnaast meerdere keren per week enveloppen met brieven ontvangt. Er worden ook brieven ontvangen op het werk van [slachtoffer 2] . [15]
Aangifte [slachtoffer 4]
Advocaat [slachtoffer 4] heeft de verdachte bijgestaan in de civiele zaak betreffende de omgang met haar zoon [minderjarige] . [slachtoffer 4] heeft op 14 juni 2019 voor het eerst aangifte gedaan, omdat zij bedreigende post had ontvangen op haar kantooradres en op haar privéadres. Ook heeft zij berichten via Facebook ontvangen over de verdachte en heeft haar man op LinkedIn van een onbekend account een bericht over [slachtoffer 1] ontvangen. [16]
[slachtoffer 4] ontving op 20 september 2019 op haar privéadres een brief met de tekst “advocaten zijn ook niet meer veilig”’. [17] Op 25 september 2019 ontving zij op haar privéadres een brief met onder andere de tekst “vrijdag knal ik jullie koppen eraf”. [18]
Op 7 november 2019 ontving zij een brief met de tekst “ik pak jullie, allemaal”. Op 15 november 2019 volgde een brief met de tekst “BAM BAM BAM DE politie denkt is al lang niet meer alert. Dreigen en niets doen, maar dan ineens BAM. Dit weekend”. [19]
Aangifte [slachtoffer 6]
Advocaat [slachtoffer 6] heeft op 15 januari 2020 aangifte gedaan. Hij verklaart in zijn aangifte dat op zijn kantoor in de periode van maart tot december 2019 meerdere brieven zijn ontvangen die betrekking hebben op de stalkingzaak van de verdachte. [slachtoffer 6] heeft de verdachte bijgestaan als advocaat in die zaak. In de brieven worden [slachtoffer 6] en zijn familieleden ook persoonlijk betrokken en bedreigd. [20]
[slachtoffer 6] ontving op zijn kantooradres een brief met de tekst “advocaten zijn ook niet meer veilig”, een brief met de tekst “Ik pak jullie allemaal” en een brief met de tekst “BAM BAM BAM DE politie denkt is al lang niet meer alert. Dreigen en niets doen, maar dan ineens BAM. Dit weekend”. [21]
Aangifte [slachtoffer 3]
, een vriendin van de verdachte, heeft op 3 mei 2019 aangifte gedaan. Zij verklaart in haar aangifte dat ze sinds februari 2019 regelmatig brieven ontvangt op haar woonadres in [woonplaats] . In de brieven worden de initialen van de verdachte en de naam [minderjarige] , het zoontje van de verdachte en [slachtoffer 1] , genoemd. Op 23 december 2019 heeft [slachtoffer 3] verklaard dat ze ook na haar aangifte nog brieven heeft ontvangen en een enveloppe met daarin handboeien. Ook heeft [slachtoffer 3] berichten via social media ontvangen. [22]
Aanhouding verdachte
Op 17 december 2019 werd de verdachte aangehouden. In haar broekzak werd een briefje aangetroffen met daarop zes adressen, te weten van aangeefster [slachtoffer 4] (privé-adres), [naam advocatenkantoor] , de werkgever van [slachtoffer 2] , [naam stichting] , Basisschool [naam basisschool] en Bureau Jeugdzorg Venlo. Op al deze adressen zijn ‘stalkingbrieven’ ontvangen. Alle ontvangers hebben hier melding van gemaakt, met uitzondering van Bureau Jeugdzorg Venlo. Bureau Jeugdzorg Venlo had in mei en oktober 2019 brieven ontvangen, maar hier bewust geen melding van gemaakt (ook niet bij [slachtoffer 1] of verdachte) of aangifte van gedaan. [23]
Tijdens de insluiting werd in de handtas van de verdachte een doorzichtig plastic zakje aangetroffen met daarin negen enveloppen met daarop witte adresstickers. De enveloppen waren onder andere gericht aan het privé-adres van [slachtoffer 4] , het werkadres van [slachtoffer 6] , het adres van de werkgever van [slachtoffer 2] en het adres van [slachtoffer 3] . Soortgelijke enveloppen en adresstickers werden aangetroffen bij diverse aangevers uit het dossier. [24]
De politie heeft kort na haar aanhouding onderzoek verricht naar de verklaring van de verdachte dat zij het zakje met enveloppen die ochtend onder de ruitenwisser van haar auto had gevonden. Het vochtbeeld bij de ruitenwissers aan de voor- en achterzijde van de auto van de verdachte leek niet aangetast, zodat het niet aannemelijk is dat brieven onder de ruitenwissers of op de ruit hebben gelegen. [25]
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij meermaals gebeld heeft naar het prepaid-telefoonnummer van [slachtoffer 1] . Ook heeft zij verklaard dat zij met nep- Facebookaccounts berichten heeft gestuurd naar [slachtoffer 1] en dat zij meerdere malen naar het werk van [slachtoffer 2] heeft gebeld.
Verder heeft de verdachte verklaard dat de telefoon die tegelijkertijd met haar telefoon aanstraalde rondom Schiphol, een telefoon was die zij gebruikte.
Overwegingen rechtbank
De rechtbank acht op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, bewezen dat de verdachte degene is geweest die de anonieme telefoontjes heeft gepleegd, de social media-berichten heeft verstuurd en ook de enveloppen met brieven naar de slachtoffers heeft gestuurd. De rechtbank ziet geen begin van aannemelijkheid voor de verklaringen die de verdachte heeft gegeven voor de aanwezigheid ten tijde van haar aanhouding van de enveloppen (die zou zij onder de ruitenwisser van haar auto hebben aangetroffen) en het briefje met adressen (ze zou de adressen van belaagde personen verzamelen om zelf een soort dossier op te bouwen waarmee ze een privédetective of de media kon voorzien van informatie) en gaat daarom aan deze verklaringen voorbij. Deze verklaringen worden ook weerlegd door de bevindingen van politie, zoals die hiervoor bij de bewijsmiddelen zijn weergegeven. Onder meer blijkt daaruit dat de verdachte (als zij niet de dader was) helemaal niet kon weten dat Bureau Jeugdzorg Venlo brieven had ontvangen, nu deze organisatie dat aan niemand had gemeld.
Het handelen van de verdachte levert niet alleen belaging op ten aanzien van de slachtoffers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] maar ook ten aanzien van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . Uit de bewijsmiddelen kan immers worden afgeleid dat de verdachte hen geen andere keuze liet dan het al dan niet aanvaarden van contact met de verdachte. Dit betekent dat de verdachte ook [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] feitelijk heeft gedwongen te dulden dat de verdachte stelselmatig contact had met hen en dat de verdachte aldus inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] (zie HR 31 januari 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU7080).
Uit de bewijsmiddelen volgt ook dat de verdachte [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] heeft bedreigd, zodat de rechtbank feit 2 onder parketnummer 03/659076-19 eveneens bewezen acht. Het verweer van de raadsvrouw dat vrijspraak moet volgen voor de bedreiging van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] omdat sprake is van eendaadse samenloop met de ten laste gelegde belaging van deze personen, slaagt niet. Wanneer één feit meerdere delictsomschrijvingen vervult, heeft dit namelijk niet tot gevolg dat voor een van deze feiten vrijspraak moet volgen, maar heeft dit alleen invloed op de kwalificatie (art. 55 Sr.)
Partiële vrijspraak feit 1 onder parketnummer 03/659076-19
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van de belaging van [slachtoffer 5] . Uit het dossier blijkt immers niet dat de verdachte het oogmerk had om [slachtoffer 5] te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel dat zij haar vrees wilde aanjagen. De verdachte stuurde weliswaar brieven naar het advocatenkantoor van [slachtoffer 6] , waar [slachtoffer 5] ook werkzaam is, maar uit de inhoud van de brieven volgt dat het oogmerk van de verdachte was gericht op de persoon van [slachtoffer 6] en niet op [slachtoffer 5] . In de brieven wordt immers niet naar haar verwezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
in de zaak met parketnummer 03/702621-18:
1.
in de periode van 1 september 2017 tot en met 31 januari 2019 in de gemeente Venray, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door:
- meermalen berichten (per mail en via WhatsApp) naar die [slachtoffer 1] en naar vrienden en
het werk en de schoonfamilie van die [slachtoffer 1] te sturen en
- meermalen anoniem telefonisch contact met die [slachtoffer 1] en/of vrienden van die [slachtoffer 1] op
te nemen en/of te zoeken en
- meermalen brieven naar die [slachtoffer 1] te sturen
in elk geval door veelvuldig direct en/of indirect contact te zoeken met voornoemde [slachtoffer 1] , met het oogmerk die [slachtoffer 1] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2.
in de periode van 1 december 2017 tot en met 31 januari 2019 in de gemeente Venray, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 2] , door:
- meermalen (onder valse namen) berichten (via Facebook) naar die [slachtoffer 2] en naar familie
en/of vrienden en/of collega’s en/of kennissen van die [slachtoffer 2] te sturen en
- meermalen brieven naar die [slachtoffer 2] te sturen en
- meermalen de werkgever van die [slachtoffer 2] te bellen en afspraken met die werkgever te maken en brieven naar die werkgever te sturen, in elk geval door veelvuldig direct en/of indirect contact te zoeken met voornoemde [slachtoffer 2] , met het oogmerk die [slachtoffer 2] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
in de zaak met parketnummer 03/659076-19:
1.
in de periode van 1 februari 2019 tot en met 17 december 2019 in de gemeente Venray en/of in de gemeente Bergen (L) en/of in de gemeente Venlo en/of elders in Nederland, meermalen, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] , door meerdere malen voornoemde personen en zakelijke en privé-contacten van voornoemde personen (ongewenst) (anoniem) (Facebook-, Messenger-, en/of e-mail-) berichten en/of brieven te sturen, met het oogmerk voornoemde personen te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen:
2.
in de periode van 15 augustus 2019 tot en met 15 november 2019 in de gemeente Venray en/of in de gemeente Bergen (L) en/of in de gemeente Venlo en/of elders in Nederland [slachtoffer 4] (advocaat) en [slachtoffer 6] (advocaat) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door:
- voornoemde [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] brieven toe te zenden met daarin de navolgende teksten: “Advocaten zijn ook niet meer veilig” en/of “Vrijdag knal ik jullie koppen eraf” en/of” lk pak jullie, allemaal”, en
- voornoemde [slachtoffer 4] een brief toe te zenden met daarin de navolgende tekst: “BAM BAM BAM DE politie denkt is al lang niet meer alert. Dreigen en niets doen, maar dan ineens BAM. Dit weekend!”.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
t.a.v. de feiten 1 en 2 onder parketnummer 03/702621-18:
belaging
t.a.v. de feiten 1 en 2 onder parketnummer 03/659076-19:
belaging, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De psycholoog drs. J. de Veth heeft over de geestvermogens van de verdachte op 9 maart 2020 een rapport uitgebracht. De psycholoog beschrijft dat er bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, in de zin van disfunctionele persoonlijkheidsdynamiek (borderline, vermijdende en afhankelijke kenmerken), zonder dat deze de grens van een persoonlijkheidsstoornis overschrijdt. Tevens is sprake van (interacterende) psychische, relationele en psychosociale problemen. Van de beschreven problematiek was ook sprake ten tijde van het ten laste gelegde, aldus de psycholoog. Aangezien de verdachte de ten laste gelegde feiten ontkent, kon niet onderzocht worden wat haar afwegingen waren en wat haar beleving/emoties, cognities en visies zijn (geweest) ten tijde van en voorafgaand aan het ten laste gelegde. Hierdoor kon ook niet vastgesteld worden of er sprake is van enige doorwerking van de problematiek en kon de psycholoog geen advies omtrent toerekening geven.
Dit betekent dat de rechtbank op basis van het psychologisch rapport niet tot de conclusie komt dat bij de verdachte sprake is van een omstandigheid die haar strafbaarheid geheel of gedeeltelijk uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. Er zijn ook geen andere feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

7.De straf en/of de maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 20 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijk strafdeel moeten de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, waaronder contactverboden met de slachtoffers en een locatieverbod ten aanzien van één van de slachtoffers worden toegevoegd. De contactverboden en het locatieverbod moeten dadelijk uitvoerbaar verklaard worden.
De officier van justitie eist een forse voorwaardelijke straf, gelet op de duur en omvang van de belaging en omdat de belaging, die volgens de slachtoffers nog steeds niet (volledig) is gestopt, echt moeten stoppen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat volstaan moet worden met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het reeds ondergane voorarrest. Daarnaast kan aan de verdachte een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden of een taakstraf opgelegd worden.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft meerdere personen uit haar omgeving gedurende een lange periode belaagd (gestalkt). Zo heeft ze haar ex-vriend en zijn nieuwe vriendin gedurende een periode van ongeveer drie jaren lastig gevallen door hen – en mensen uit hun omgeving – veelvuldig anoniem te bellen en/of brieven en berichten te sturen. De verdachte heeft hiermee op zeer indringende wijze langdurig inbreuk gemaakt op hun persoonlijke levenssfeer. De impact daarvan is enorm geweest. En helaas waren zij niet de enigen die door de verdachte bestookt werden met brieven. Ook een vriendin van de verdachte en de advocaten, die de verdachte nota bene bijstonden in procedures tegen haar ex-vriend, moesten het ontgelden. Zij hebben een lange tijd in angst en onzekerheid geleefd, omdat ze niet wisten wie er achter de brieven zat en ze waren bang dat hen, of één van hun geliefden, iets zou overkomen. Dit neemt de rechtbank de verdachte kwalijk. Deze gebeurtenissen zorgen bovendien niet alleen voor ernstige gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers, maar ook voor gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij.
Ondanks al het bewijs dat er ligt, blijft de verdachte vrijwel alle feiten ontkennen. Zij bekent alleen deels de belaging van haar ex-vriend en heeft verklaard dat zij geen andere uitweg zag dan contact zoeken met haar ex. Verder inzicht in de reden waarom zij deze feiten heeft gepleegd, heeft de verdachte niet gegeven. Hoewel het dossier doet vermoeden dat het motief van de verdachte erin was gelegen dat zij ervoor wilde zorgen dat haar ex-vriend als de ‘stalker’ gezien zou worden, blijft het gissen wat haar daadwerkelijk tot dit handelen heeft gedreven. Dit maakt het voor de rechtbank ook lastig om het recidiverisico in te schatten.
Gelet op de ernst van de feiten en de impact die deze feiten op de slachtoffers hebben gehad, kan naar het oordeel van de rechtbank slechts worden volstaan met een vrijheidsbenemende straf. De rechtbank heeft bij de vaststelling van de duur daarvan onder meer laten meewegen, dat de verdachte niet eerder door de strafrechter is veroordeeld.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het advies en het voortgangsverslag van de reclassering. De reclassering beschrijft dat de verdachte, ondanks haar ontkennende houding, meewerkt aan het reclasseringstoezicht openstaat voor behandeling. De verdachte heeft eerst op vrijwillige basis een traject gevolgd bij de forensische GGZ en zij staat nu op de wachtlijst bij de reguliere GGZ (de rechtbank heeft ter terechtzitting van de verdachte begrepen dat de eerste (intake-)gesprekken inmiddels zijn gestart). Gelet op de ontkennende houding van de verdachte kan de reclassering het recidiverisico niet inschatten en evenmin een advies geven over het opleggen van bijzondere voorwaarden. Subsidiair heeft de reclassering geadviseerd om het reclasseringstoezicht voort te zetten en daarnaast als bijzondere voorwaarden het volgen van een ambulante behandeling en contactverboden met de slachtoffers aan de verdachte op te leggen.
De rechtbank heeft geconstateerd dat in de zaak met parketnummer 03/702621-18 sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn ex artikel 6 EVRM. Uitgangspunt is namelijk dat een strafzaak in eerste aanleg dient te zijn afgerond met een vonnis binnen twee jaar vanaf het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens een verdachte een handeling is verricht waaraan deze redelijkerwijs de verwachting kan ontlenen dat tegen hem strafvervolging kan worden ingesteld. De redelijke termijn is in die zaak overschreden met één jaar. Daar zal de rechtbank bij de strafbepaling ten voordele van de verdachte rekening mee houden.
Alle feiten en omstandigheden bezien, vindt de rechtbank de eis van de officier van justitie passend, zodat de rechtbank deze eis zal volgen. Dit betekent dat aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden wordt opgelegd, waarvan 20 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De verdachte hoeft dus niet terug naar de gevangenis. Door een groot deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, wil de rechtbank de ernst van de door de verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen. Daarnaast hoopt de rechtbank dat deze forse stok achter de deur de verdachte ervan zal weerhouden om zich opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit, van welke aard dan ook. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden. Dit betekent dat de verdachte zich moet blijven melden bij de reclassering, dat zij een ambulante behandeling moet volgen indien de reclassering dit noodzakelijk acht, dat zij zich moet houden aan contactverboden met de slachtoffers en het locatieverbod ten aanzien van het slachtoffer [slachtoffer 3] en dat zij toestemming moet geven aan trajectrelevante instellingen om informatie te delen.
De officier van justitie heeft gevorderd om de contactverboden en het locatieverbod dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Hoewel de rechtbank begrijpt dat het wenselijk zou zijn dat deze voorwaarden direct na het wijzen van het vonnis van kracht zijn, zal de rechtbank niet aldus besluiten. Een bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid kan namelijk alleen gegeven worden indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen (artikel 14e Sr). Nu de feiten die verdachte heeft gepleegd, hoe ingrijpend ook voor de slachtoffers, niet zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, is niet voldaan aan dit vereiste.
Maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht
De rechtbank ziet echter aanleiding om de contactverboden en het locatieverbod niet alleen als bijzondere voorwaarden bij de voorwaardelijke gevangenisstraf aan de verdachte op te leggen, maar ook als vrijheidsbeperkende maatregel. Dat dit mogelijk is volgt onder andere uit de uitspraak van de Hoge Raad van 12 maart 2019 (ECLI:NL:HR:2019:338, NJ 2019/229). De rechtbank acht de oplegging van een dergelijke vrijheidsbeperkende maatregel wenselijk om te kunnen waarborgen dat de verdachte in de nabije toekomst geen contact met de slachtoffers zoekt en opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend jegens hen gedraagt. De vrijheidsbeperkende maatregel zal worden opgelegd voor de duur van drie jaren. De rechtbank zal bepalen dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van één week.
De rechtbank kiest ook voor de oplegging van deze maatregel, omdat deze maatregel wèl dadelijk uitvoerbaar verklaard kan worden. De rechtbank zal dan ook bevelen dat de contactverboden en het locatieverbod waaruit de maatregel bestaat, dadelijk uitvoerbaar zijn. Naar het oordeel van de rechtbank moet er immers reeds op grond van de aard van het bewezen verklaarde en de mededeling ter terechtzitting van de officier van justitie dat de slachtoffers nog steeds bij de politie melden dat zij lastig gevallen worden, ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een strafbaar feit jegens de slachtoffers zal begaan. Het voorgaande betekent dat de contactverboden en het locatieverbod ingaan op het tijdstip dat dit vonnis is uitgesproken.

8.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

8.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
Vier slachtoffers hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd.
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een bedrag van € 36.145,14 ter vergoeding van materiële schade en een bedrag van € 75.200,00 ter vergoeding van immateriële schade, beide vorderingen te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het gevorderde bedrag ter vergoeding van materiële schade is als volgt opgebouwd:
- € 32.859,22 aan gederfde inkomsten tot 1 december 2021;
- € 3.285,92 aan pensioenschade tot 1 december 2021.
De benadeelde partij [slachtoffer 6] vordert een bedrag van € 2.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij [naam advocatenkantoor] vordert een bedrag van € 4.600,00 ter vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het gevorderde bedrag is als volgt opgebouwd:
- € 2.100,00 voor het plaatsen van een camerasysteem;
- € 2.500,00 aan gederfde inkomsten.
De benadeelde partij [slachtoffer 5] vordert een bedrag van € 500,00 ter vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente,
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van [slachtoffer 6] en [slachtoffer 5] volledig toegewezen kunnen worden.
De vordering van [naam advocatenkantoor] is volgens de officier van justitie toewijsbaar ten aanzien van de gevorderde gederfde inkomsten. De gevorderde kosten van het camerasysteem moeten aan [slachtoffer 6] in privé toegerekend worden.
[slachtoffer 1] dient volgens de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard te worden in zijn vordering tot vergoeding van materiële schade omdat deze schade voor een deel buiten de ten laste gelegde periode valt en de vordering voor het overige een te zware belasting voor het strafproces vormt. De vordering tot vergoeding van immateriële schade acht de officier van justitie toewijsbaar tot een bedrag van € 5.000,00 en voor het meergevorderde dient een niet-ontvankelijkverklaring te volgen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de vorderingen van [slachtoffer 5] en van [naam advocatenkantoor] af te wijzen, gelet op de door haar bepleite vrijspraak.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 6] heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De materiële schadevordering van [slachtoffer 1] moet volgens de verdediging afgewezen worden wegens het ontbreken van een causaal verband tussen de belaging en het beëindigen van het dienstverband van [slachtoffer 1] . Het gevorderde bedrag aan immateriële schade moet gematigd worden tot een bedrag dat lager is dan € 3.500,00.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
T.a.v. de vordering van [slachtoffer 1]
vordert vergoeding van twee materiële schadeposten, te weten gederfde inkomsten en pensioenschade. De rechtbank zal [slachtoffer 1] ten aanzien van deze schadeposten niet-ontvankelijk verklaren. De rechtbank kan op grond van het dossier en hetgeen door de raadsman van [slachtoffer 1] naar voren is gebracht onvoldoende vaststellen dat er causaal verband bestaat tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de gestelde schade. Immers is niet duidelijk of het baanverlies van [slachtoffer 1] (enkel) het gevolg is van de belaging door de verdachte. Bovendien kan de rechtbank de daadwerkelijke omvang van de schade niet vaststellen. Ter terechtzitting heeft de raadsman van [slachtoffer 1] bijvoorbeeld verklaard dat hij niet weet of [slachtoffer 1] bij het beëindigen van zijn dienstverband nog een geldbedrag van zijn werkgever heeft ontvangen. De benadeelde partij nogmaals de gelegenheid bieden om de vordering verder inzichtelijk te maken en te onderbouwen, zou leiden tot een onevenredige belasting van het strafproces. [slachtoffer 1] wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard in zijn materiële schadevordering.
[slachtoffer 1] vordert daarnaast vergoeding van immateriële schade. Artikel 6:106 BW geeft een limitatieve opsomming van gevallen waarin de wet recht geeft op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen. Een van die gevallen is wanneer de verdachte het oogmerk had zodanig nadeel toe te brengen (sub a). Daarvan is in het onderhavige geval sprake. De rechtbank vindt het door [slachtoffer 1] gevorderde bedrag aan schadevergoeding, mede gelet op vergelijkbare jurisprudentie, echter te hoog. De rechtbank acht een vergoeding van € 5.000,00 passend en billijk voor de ten laste gelegde periode en zal daarom dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente. Voor het meergevorderde wordt [slachtoffer 1] in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank zal voor het toegewezen schadebedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen aan de verdachte.
T.a.v. de vordering van [slachtoffer 6]
maakt aanspraak op vergoeding van immateriële schade ad € 2.500,-. Artikel 6:106 BW geeft een limitatieve opsomming van gevallen waarin de wet recht geeft op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen. Een van die gevallen is wanneer de verdachte het oogmerk had zodanig nadeel toe te brengen (sub a). Daarvan is in het onderhavige geval sprake. De vordering is door [slachtoffer 6] voldoende onderbouwd – hij heeft immers duidelijk naar voren gebracht welke invloed het handelen van de verdachte op hem en zijn gezin heeft gehad – en de verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen deze vordering, zodat de rechtbank de vordering van [slachtoffer 6] volledig zal toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2019. [slachtoffer 6] heeft immers verklaard dat hij vanaf maart 2019 brieven ontving van de verdachte.
De rechtbank zal voor voornoemd schadebedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen aan de verdachte.
T.a.v. de vordering van [naam advocatenkantoor]
De rechtbank heeft de dagvaarding partieel nietig verklaard, namelijk ten aanzien van de belaging van de rechtspersoon [naam advocatenkantoor] . Dit heeft tot gevolg dat [naam advocatenkantoor] niet in haar vordering tot schadevergoeding kan worden ontvangen.
T.a.v. de vordering van [slachtoffer 5]
De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte [slachtoffer 5] heeft belaagd. Dit heeft tot gevolg dat [slachtoffer 5] niet in haar vordering tot schadevergoeding kan worden ontvangen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 55, 57, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Partiële nietigheid
- verklaart de dagvaarding met parketnummer 03/659076-19 onder feit 1, voor zover deze ziet op de belaging van [naam advocatenkantoor] nietig;
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Gevangenisstraf
  • veroordeelt de verdachte voor de bewezenverklaarde feiten tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 20 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 3 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
meldplicht:de veroordeelde meldt zich binnen drie werkdagen na heden bij Reclassering Nederland, RN Advies&Toezichtunit 6 Zuid, op het telefoonnummer 088 80 41 501 en zij blijft zich daarna melden, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt en zij zal zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering haar geeft;
ambulante behandeling: de veroordeelde laat zich behandelen door een forensische behandelinstelling/behandelaar of een soortgelijke reguliere zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
bij ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat de veroordeelde zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
contactverboden:de veroordeelde zal op geen enkele wijze (direct of indirect) contact leggen met de volgende personen en/of hun familieleden:
- [slachtoffer 1] , geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 2] (met uitzondering van contact dat noodzakelijk is in verband met de omgangsregeling met [minderjarige] );
- [slachtoffer 2] , geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 3] ;
- [slachtoffer 3] , geboren te [geboorteplaats 3] op [geboortedatum 4] ;
- [slachtoffer 6] , geboren te [geboorteplaats 4] op [geboortedatum 5] ;
- [slachtoffer 4] , geboren te [geboorteplaats 5] op [geboortedatum 6] ;
locatieverbod:de veroordeelde bevindt zich gedurende de proeftijd niet binnen een straal van 500 meter van het adres [adresgegevens slachtoffer 3] (het adres van [slachtoffer 3] );
toestemming informatie delen:de veroordeelde geeft toestemming voor informatie en gegevensuitwisseling met trajectrelevante instellingen.
  • geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden;

Vrijheidsbeperkende maatregel

- legt op de maatregel dat de veroordeelde gedurende drie jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de volgende personen en/of hun familieleden:
- [slachtoffer 1] , geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 2] (met uitzondering van contact dat noodzakelijk is in verband met de omgangsregeling met [minderjarige] );
- [slachtoffer 2] , geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 3] ;
- [slachtoffer 3] , geboren te [geboorteplaats 3] op [geboortedatum 4] ;
- [slachtoffer 6] , geboren te [geboorteplaats 4] op [geboortedatum 5] ;
- [slachtoffer 4] , geboren te [geboorteplaats 5] op [geboortedatum 6] ;
  • legt op de maatregel dat de veroordeelde zich gedurende drie jaren niet binnen een straal van 500 meter van het adres [adresgegevens slachtoffer 3] (het adres van [slachtoffer 3] );
  • beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van één week voor iedere keer dat niet aan een van de maatregelen wordt voldaan. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichting ingevolge de opgelegde maatregelen niet op;
  • beveelt dat de op grond van artikel 38v Sr opgelegde maatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn;

Benadeelde partij [slachtoffer 1] en de schadevergoedingsmaatregel

  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van € 5.000,00 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 1 september 2017 tot aan de dag der gehele voldoening;
  • verklaart [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in zijn vordering tot vergoeding van materiële schade en ten aanzien van het meergevorderde aan immateriële schade;
  • veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van € 5.000,00 aan immateriële schadevergoeding, bij niet-betaling en verhaal te vervangen door 60 dagen gijzeling, met dien verstande dat deze gijzeling de betalingsverplichting niet opheft, en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 september 2017 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;

Benadeelde partij [slachtoffer 6] en de schadevergoedingsmaatregel

- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] volledig toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 6] van een bedrag van
€ 2.500,00 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 1 maart 2019 aan de dag der gehele voldoening;
- veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 6] van een bedrag van € 2.500,00 aan immateriële schadevergoeding, bij niet-betaling en verhaal te vervangen door 35 dagen gijzeling, met dien verstande dat deze gijzeling de betalingsverplichting niet opheft, en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2019 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;

Benadeelde partij [slachtoffer 5]

  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 5] niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding;
  • veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 5] in de kosten van de verdachte, ter verdediging tegen de vordering gemaakt, tot heden begroot op nihil.
Benadeelde partij [naam advocatenkantoor]
  • verklaart de benadeelde partij [naam advocatenkantoor] niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding;
  • veroordeelt de benadeelde partij [naam advocatenkantoor] in de kosten van de verdachte, ter verdediging tegen de vordering gemaakt, tot heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. E.C.M. Hurkens, voorzitter, mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe en mr. M.M. Beije, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.H.J. Muijlkens, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 7 december 2021.
Buiten staat
mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe en mr. M.M. Beije zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
in de zaak met parketnummer 03/702621-18:
1.
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2017 tot en met 31 januari 2019 in de gemeente Venray, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door:
- meermalen berichten (per mail en/of via WhatsApp) naar die [slachtoffer 1] en/of naar vrienden en/of
het werk en/of de buren en/of de schoonfamilie van die [slachtoffer 1] te sturen en/of
- meermalen (anoniem) telefonisch contact met die [slachtoffer 1] en/of vrienden van die [slachtoffer 1] op
te nemen en/of te zoeken en/of
- meermalen brieven naar die [slachtoffer 1] te sturen en/of
- chocoladeletters en/of boeken naar die [slachtoffer 1] te sturen,
in elk geval door veelvuldig, althans meermalen, direct en/of indirect contact te zoeken met voornoemde [slachtoffer 1] , met het oogmerk die [slachtoffer 1] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
(art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2.
zij op een of meertijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december 2017 tot en met
31 januari 2019 in de gemeente Venray, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 2] , door:
- meermalen (onder valse namen) berichten (via Facebook) naar die [slachtoffer 2] en/of naar familie
en/of vrienden en/of collega’s en/of kennissen van die [slachtoffer 2] te sturen en/of
- meermalen brieven naar die [slachtoffer 2] te sturen en/of
- meermalen de werkgever van die [slachtoffer 2] te bellen en/of afspraken met die werkgever te maken en/of brieven naar die werkgever te sturen, in elk geval door veelvuldig, althans meermalen, direct en/of indirect contact te zoeken met voornoemde [slachtoffer 2] , met het oogmerk die [slachtoffer 2] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
(art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht)
in de zaak met parketnummer 03/659076-19:
1.
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 februari 2019 tot en met 17 december 2019 in de gemeente Venray en/of in de gemeente Bergen (L) en/of in de gemeente Venlo en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal. wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [naam advocatenkantoor] , door één of meerdere malen voornoemde perso(o)n(en) en/of bedrijf en/of zakelijke en privé-contacten van voornoemde perso(o)n(en) en/of bedrijf (ongewenst) (anoniem) (Facebook-, Messenger-, en/of e-mail-) berichten en/of handgeschreven brieven en/of kaartjes te sturen, met het oogmerk voornoemde perso(o)n(en) en/of bedrijf te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen:
(art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2.
zij in of omstreeks de periode van 15augustus2019 tot en met 15 november 2019 in de gemeente Venray en/of in de gemeente Bergen (L) en/of in de gemeente Venlo en/of elders in Nederland [slachtoffer 4] (advocaat) en/of [slachtoffer 6] (advocaat) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door:
- voornoemde [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 6] (een) brie(f)(ven) toe te zenden met daarin de navolgende tekst(en): “Advocaten zijn ook niet meerveilig” en/of “Vrijdag knal ik jullie koppen eraf” en/of” lk pak jullie, allemaall”, en/of
- voornoemde [slachtoffer 4] een brief toe te zenden met daarin de navolgende tekst: “BAM BAM BAM DE politie denkt is al lang niet meer alert. Dreigen en niets doen, maar dan ineens BAM. Dit weekendl”, en/of
- voornoemde [slachtoffer 6] een brief toe te zenden met daarin de navolgende tekst: ‘Ik maak je helemaal kapot”, althans tekst(en)/woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking:
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Limburg-Noord, district Venlo, recherche Venlo, proces-verbaalnummer LB1R018075 OVIEDO, gesloten d.d. 3 september 2018, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 1152.
2.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , pagina 317 t/m 319, en het proces-verbaal van bevindingen, pagina 514.
3.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , pagina 317 t/m 319, het proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 1] , pagina 353-354, het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , pagina 358-360, het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , pagina 367-368, het proces-verbaal van aangifte, pagina 395-396, het proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 1] , pagina 454-456 en het proces-verbaal van aangifte, pagina 524-525.
4.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1] , pagina 522-523.
5.het proces-verbaal van aangifte, pagina 395 en het proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 1] , pagina 454.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 1084.
7.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , pagina 562-563, het proces-verbaal van aangifte, pagina 583-585, en het proces-verbaal van bevindingen, pagina 799-801.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 657-662.
9.Het proces-verbaal telecom stalking, pagina 32-39.
10.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 125-126.
11.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 782-784.
12.Het proces-verbaal van onderzoek, pagina 214-216, en het proces-verbaal, pagina 221-224.
13.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, DR NM Limburg, proces-verbaalnummer LB1R018075 Oviedo, gesloten d.d. 4 maart 2020, en bestaande uit een persoonsdossier van 72 pagina’s, een algemeen dossier van 745 pagina’s en een zaaksdossier van 703 pagina’s.
14.Het proces-verbaal van aangifte, zaaksdossier pagina 121-126.
15.Het proces-verbaal van aangifte, zaaksdossier pagina 172-176.
16.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 4] , zaaksdossier pagina 261-265, het proces-verbaal van aangifte, zaaksdossier pagina 267-269, het proces-verbaal van aangifte, zaaksdossier pagina 290-291, het proces-verbaal van bevindingen, pagina 308-320.
17.Het proces-verbaal van aangifte van 25 september 2019, zaaksdossier pagina 290-293.
18.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 4] d.d. 1 oktober 2019, zaaksdossier pagina 295 en 299.
19.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 308-320.
20.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 6] , pagina 451-454.
21.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 400-406, 416, 431 en 438.
22.Het proces-verbaal van aangifte,m pagina 455-457, en het proces-verbaal van bevindingen, pagina 468-479.
23.Het proces-verbaal van bevindingen, algemeen dossier pagina 31, en het proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier pagina 530.
24.Het proces-verbaal van bevindingen, algemeen dossier pagina 31, en het proces-verbaal van bevindingen, algemeen dossier pagina 96.
25.Het proces-verbaal van bevindingen, algemeen dossier pagina 209-215.