In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Alkmaar. De verdachte was aangeklaagd voor belaging van de pastoor van de Parochie [x] en had zich schuldig gemaakt aan het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van de pastoor door beledigende sms-berichten en e-mails te sturen. De tenlastelegging omvatte ook het beledigen van de pastoor in het openbaar. Het hof oordeelde dat de inleidende dagvaarding nietig was voor zover deze betrekking had op de Parochie, aangezien deze geen natuurlijke persoon is en dus niet in een persoonlijke levenssfeer kan worden aangetast. Het hof verklaarde het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging voor de periode waarin geen klacht was ingediend door de pastoor. De verdachte werd schuldig bevonden aan belaging en kreeg een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van honderdtachtig uren. Het hof benadrukte de ernst van de feiten en de overlast die de verdachte had veroorzaakt voor de pastoor, en besloot dat de verdachte zich diende te onthouden van dergelijk gedrag in de toekomst. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.