Het Hof heeft de voor het onder 1 bewezenverklaarde opgelegde straf en maatregel als volgt gemotiveerd:
"De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren met aftrek van voorarrest, alsmede een vrijheidsbeperkende maatregel, inhoudende een contact- en locatieverbod ten aanzien van met [slachtoffer 1] en haar moeder voor de duur van 2 jaren.
De raadsman heeft verzocht de door de rechtbank opgelegde straf te matigen aangezien de verdachte vanwege het door het openbaar ministerie ingestelde appel niet in aanmerking is gekomen voor detentiefasering.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zeer ernstige bedreiging van zijn ex-partner en haar vriend door vanaf zeer korte afstand een vuurwapen met geluidsdemper op hen te richten en vervolgens de trekker over te halen. Beide slachtoffers vreesden op dat moment voor hun leven en zijn enorm geschrokken. Het hof rekent dit de verdachte zwaar aan, temeer daar de bedreiging is geschied in het bijzijn van zijn zesjarige zoon en aan deze bedreiging een jarenlange periode van belaging en bedreigingen van zijn ex-partner is voorafgegaan. Bovendien heeft de verdachte de ernst van de bedreiging nog versterkt door de eerdergenoemde uitlatingen tegen de moeder en de zus van zijn ex-partner.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 augustus 2017 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld wegens misdrijven, waaronder belaging. De omstandigheid dat de verdachte hieruit geen lering heeft getrokken, weegt in zijn nadeel.
De ernst van het bewezen verklaarde rechtvaardigt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van serieus te nemen omvang. Nu uit de persoonlijke omstandigheden van de verdachte geen feiten en omstandigheden naar voren zijn gekomen die tot matiging van de op te leggen straf aanleiding geven en het hof geen inzicht heeft gekregen in de geestvermogens van de verdachte, omdat hij, ondanks zijn toezegging aan de rechter-commissaris, niet of nauwelijks heeft meegewerkt aan reclasseringsrapportages en onderzoek in het Pieter Baan Centrum, is het hof - alles overwegende en mede gelet op de noodzaak van generale en speciale preventie - van oordeel dat een gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Daarbij wordt afgeweken van de door de advocaat-generaal gevorderde straf, omdat het hof tot een (veel) beperktere bewezenverklaring komt.
Daarnaast is het hof, met de advocaat-generaal, van oordeel dat het noodzakelijk is aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, inhoudende een contactverbod met het slachtoffer, [slachtoffer 1] , haar moeder [betrokkene 1] en haar zus [betrokkene 2] , alsmede een verbod zich te begeven binnen een straal van één kilometer van de woonadressen van het slachtoffer en haar moeder, teneinde te voorkomen dat de verdachte zich opnieuw schuldig maakt aan het plegen van (soortgelijke) strafbare feiten.
Naar het oordeel van het hof moet - gelet op de inhoud van het dossier waaruit naar voren komt dat de verdachte langdurig op verontrustende en misdadige wijze het slachtoffer en haar omgeving is blijven lastig vallen, hetgeen hem op een civielrechtelijk contact- en gebiedsgebod is komen te staan waarbij de omgangsregeling met zijn zoontje is opgeschort, en hij ook na zijn veroordeling in eerste aanleg contact heeft gezocht met de moeder van het slachtoffer - ernstig rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat de verdachte wederom contact zal opnemen met het slachtoffer of met de moeder en zus van het slachtoffer en hij wederom jegens het slachtoffer of personen in haar omgeving een misdrijf zal plegen of zich belastend zal gedragen. Om deze redenen, en voorts ter beveiliging van de maatschappij, beveelt het hof de oplegging van de maatregel voor de duur van vijf jaar met de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan en bepaalt het de vervangende hechtenis voor de duur van 30 dagen voor iedere keer dat de verdachte zich niet aan de maatregel houdt. Afwegend het belang van de verdachte zich vrijelijk te kunnen bewegen op de openbare weg tegen het belang van [slachtoffer 1] en haar familie gevrijwaard te zijn van (ernstige) inbreuken op hun privacy en persoonlijke vrijheid door gedragingen van de verdachte, is het hof van oordeel dat het belang van laatstgenoemden zwaarder weegt dan het belang van de verdachte.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur en na te noemen vrijheidsbeperkende maatregel passend en geboden."