ECLI:NL:RBLIM:2021:8192

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 oktober 2021
Publicatiedatum
1 november 2021
Zaaknummer
C/03/295844 / HA ZA 21-346
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot inzage in documenten ex art. 843a Rv in civiele procedure tussen eiseressen en gedaagden inzake bouwwerkzaamheden

In deze civiele procedure vorderen eiseressen, Beverages Holding B.V. en een andere eiseres, inzage in documenten op grond van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De eiseressen stellen dat zij in de hoofdzaak zijn benadeeld door gedaagden, RvK Bouwconsult B.V. en RV Infra B.V., omdat zij voor dezelfde diensten dubbel hebben betaald. De rechtbank heeft op 27 oktober 2021 vonnis gewezen in het incident, waarin de vordering tot inzage werd behandeld. Eiseressen hebben onderbouwd dat RvK en RV Infra hen onterecht hebben gefactureerd voor werkzaamheden die al door hen waren betaald. De rechtbank oordeelt dat er voldoende aannemelijkheid is dat er sprake is van wanprestatie en/of onrechtmatige daad, en dat eiseressen recht hebben op inzage in de gevraagde documenten om hun vordering te onderbouwen. De rechtbank beveelt RvK en RV Infra om binnen vier weken de gevraagde documenten te verstrekken, met een dwangsom voor elke dag dat zij in gebreke blijven. De zaak wordt verder behandeld in de hoofdzaak, waarbij gedaagden in de gelegenheid worden gesteld om hun verweer te voeren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/295844 / HA ZA 21-436
Vonnis in het incident ex art. 843a Rv van 27 oktober 2021
in de zaak van

1.[eiseres in de hoofdzaak en in het incident sub 1] ,

en
2.
BEVERAGES HOLDING B.V.,
beiden gevestigd te [plaats] , gemeente Beekdaelen,
eiseressen in de hoofdzaak en in het incident,
advocaat mr. P.J.T. Austen,
tegen:

1.RVK BOUWCONSULT B.V.,

gevestigd te Wijnandsrade, gemeente Beekdaelen,
2.
[gedaagde in de hoofdzaak en in het incident sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
advocaat gedaagden sub 1 en 2 mr. R. Bosman,
3.
RV INFRA B.V.,
gevestigd te Schimmert, gemeente Beekdaelen,
advocaat mr. J.O.I. Leliveld,
allen gedaagden in de hoofdzaak en in het incident.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 29 producties;
  • de conclusie van antwoord in het incident ex art. 843a Rv zijdens RvK en [gedaagde in de hoofdzaak en in het incident sub 2] ;
  • de conclusie van antwoord in het incident ex art. 843a Rv zijdens RV Infra met twee producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis in het incident bepaald.

2.Waarvan bij de beoordeling van het incident wordt uitgegaan

2.1
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de incidentele vordering uit van het volgende.
Eiseressen vorderen in de hoofdzaak dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. gedaagden hoofdelijk, met dien verstande dat de een betalende de ander voor dat deel van de betaling zal zijn bevrijd, veroordeelt om binnen twee dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis aan [eiseres in de hoofdzaak en in het incident sub 1] te voldoen € 46.645,50 inclusief BTW, primair te vermeerderen met de wettelijke rente over € 18.150,00 vanaf 1 juli 2020, over € 18.550,00 vanaf 5 augustus 2020 en over € 10.345,50 vanaf 19 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, althans subsidiair (zoals de rechtbank “subisdiair” leest) te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf (zoals de rechtbank “vandaf” leest) de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
II. gedaagden hoofdelijk, met dien verstande dat de een betalende de ander voor dat deel van de betaling zal zijn bevrijd, veroordeelt om binnen twee dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis aan [eiseres in de hoofdzaak en in het incident sub 1] te voldoen € 3.079,46 inclusief BTW te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf (zoals de rechtbank “vandaf” leest) de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
III. gedaagden hoofdelijk, met dien verstande dat de een betalende de ander voor dat deel van de betaling zal zijn bevrijd, veroordeelt om binnen twee dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis aan Beverages (zoals de rechtbank “Beverges” leest) Holding te voldoen € 18.313,35 inclusief BTW, primair te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over € 18.313,35 vanaf 12 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening en subsidiair (zoals de rechtbank “subisidiair” leest) te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf (zoals de rechtbank “vandaf” leest) de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
IV. gedaagden hoofdelijk, met dien verstande dat de een betalende de ander voor dat deel van de betaling zal zijn bevrijd, veroordeelt om binnen twee dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis aan eiseressen (zoals de rechtbank “eisers” leest) te voldoen de buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.424,59, althans een ander door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de dag der dagvaarding, althans vanaf de datum van het in dezen te wijzen vonnis, tot aan de dag der algehele voldoening;
V. gedaagden hoofdelijk, met dien verstande dat de een betalende de ander voor dat deel van de betaling zal zijn bevrijd, veroordeelt om binnen twee dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis aan eisers te voldoen de kosten van deze procedure, de beslagkosten daarbij inbegrepen, en, voor het geval voldoening niet binnen deze termijn plaatsvindt, te vermeerderen niet de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW te rekenen vanaf de datum waarop deze termijn verstrijkt tot aan de dag der algehele voldoening;
VI. gedaagden hoofdelijk, met dien verstande dat de een betalende de ander voor dat deel van de betaling zal zijn bevrijd, veroordeelt om binnen twee dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis aan eiseressen (zoals de rechtbank “eisers” leest) te voldoen de nakosten.
Eiseressen leggen hieraan, samengevat, ten grondslag dat RvK voor hen een aantal projecten heeft begeleid en/of begroot en/of beheerd ter zake in elk geval bouwwerkzaamheden aan twee panden aan de [adres 1] te [plaats] . Eiseressen hebben de betreffende facturen betaald. RvK heeft echter voor sommige door eiseressen betaalde werkzaamheden, ook facturen gestuurd en betaald gekregen van RV Infra en wel voor € 64.958,85 incl. btw. Een en ander is in strijd met BW-bepalingen die de lastgeving regelen. De feitelijke bouwwerkzaamheden zijn (gedeeltelijk) uitgevoerd door grondverzetbedrijf RV Infra, ingeschakeld door eiseressen. Eiseressen hebben door RV Infra aan hen gestuurde facturen betaald voor in totaal € 426.566,45 incl. btw. Rv Infra zal in de totaalsom van € 426.566,45 ook hebben opgenomen het eerder genoemde bedrag van € 64.958,85. Van dit bedrag van € 64.958,85 heeft [eiseres in de hoofdzaak en in het incident sub 1] € 46.645,50 incl. btw betaald en Beverages € 18.313,35 incl. btw. Daarnaast heeft [eiseres in de hoofdzaak en in het incident sub 1] over een onterecht opgenomen post van € 42.416,82 3% algemene kosten betaald, en wel € 3.079,46 incl. btw. [gedaagde in de hoofdzaak en in het incident sub 2] heeft als getrapt bestuurder en enig aandeelhouder van RvK een en ander (mee)bedisseld (zie randnr. 54 dagvaarding) en is uit dien hoofde aansprakelijk.

3.De incidentele vordering

3.1
Eiseressen vorderen in het incident dat de rechtbank bij incidenteel vonnis voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. RvK Bouwconsult en [gedaagde in de hoofdzaak en in het incident sub 2] beveelt om binnen twee dagen na het in dezen te wijzen vonnis aan eiseressen (zoals de rechtbank in de vordering telkens “eisers” leest) afschrift te verschaffen van de onder randnummer 66 van de dagvaarding benoemde bescheiden
(
rechtbank:
- alle tussen RvK Bouwconsult, [gedaagde in de hoofdzaak en in het incident sub 2] en RV Infra gevoerde correspondentie inclusief de in deze correspondentie benoemde bijlagen terzake alle posten die zijn toegevoegd aan alle begrotingen en offertes van RV Infra;
- de aannemingsovereenkomsten, de tussen RvK Bouwconsult en [gedaagde in de hoofdzaak en in het incident sub 2] en [naam bedrijf] . gemaakte opleveringslijsten en gevoerde correspondentie terzake de wijze waarop prijzen tot stand zijn gekomen, zoals offertes en nadien hieromtrent gevoerde correspondentie van de twee verbouwingen in de panden [adres 1] en [adres 2] te [plaats] (woonhuis [adres 1] en het Proeflokaal);
- de debiteurenkaart, de opbrengstenkaart en de bankafschriften van RvK Bouwconsult vanaf 1 januari 2018 t/m 31 december 2020 terzake de navolgende bedrijven, met wie RvK Bouwconsult in dit bouwproject heeft samengewerkt, te weten: RV Infra B.V.; Geonius; ABC Hekwerken; KTO; [naam 1] ; [naam 2] ; Repon HWA; [naam bedrijf] ; [naam 3] ; Teamwork vloeren; [naam 4] ; [naam 5] ; Tisaco; [naam 6] ; B&B bouw electrische cilinders; [naam 7] ; KNAPPwerk Architecten)
in fotokopie, dan wel in een gangbaar digitaal formaat of in enige andere vorm die de rechtbank geraden acht en RvK Bouwconsult en [gedaagde in de hoofdzaak en in het incident sub 2] veroordeelt om aan eiseressen een dwangsom van € 1.000,00 te voldoen, althans een ander door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, voor iedere dag of dagdeel dat RvK Bouwconsult en [gedaagde in de hoofdzaak en in het incident sub 2] hiermee in gebreke blijven;
II. RV Infra beveelt om binnen twee dagen na het in dezen te wijzen vonnis aan eiseressen afschrift te verschaffen van de onder randnummer 67 van de dagvaarding benoemde bescheiden (rechtbank: alle tussen RV Infra, RvK Bouwconsult en [gedaagde in de hoofdzaak en in het incident sub 2] (…) gevoerde correspondentie inclusief de in deze correspondentie benoemde bijlagen terzake de posten die zijn toegevoegd aan alle begrotingen en offertes van RV Infra),
in fotokopie, dan wel in een gangbaar digitaal formaat of in enige andere vorm die de rechtbank geraden acht en RV Infra te veroordelen om aan eiseressen een dwangsom van € 1.000,00 te voldoen, althans een ander door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, voor iedere dag of dagdeel dat RV Infra hiermee in gebreke blijft;
III. gedaagden hoofdelijk, met dien verstande dat de een betalende de ander voor dat deel van de betaling zal zijn bevrijd, veroordeelt om binnen twee dagen na betekening van het in dezen te wijzen incidentele vonnis aan eiseressen te voldoen de kosten van deze procedure, en, voor het geval voldoening niet binnen deze termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW te rekenen vanaf de datum waarop deze termijn verstrijkt tot aan de dag der algehele voldoening;
Eiseressen leggen hieraan ten grondslag dat zij recht hebben op inzage in deze stukken omdat mede uit die stukken kan blijken dat posten zijn toegevoegd aan begrotingen en offertes en verder inzage in die stukken noodzakelijk is om te bezien of er sprake is van geweest van meer dubbeltellingen. De stukken ten aanzien van [naam bedrijf] . zijn nodig omdat eiseressen inmiddels ook een geschil hebben met [naam bedrijf] . De in de hoofdzaak gestelde wanprestatie en/of onrechtmatige daad is aannemelijk omdat Rv Infra in samenspraak met RvK de aanneemsom heeft verhoogd en daarbij nooit duidelijk heeft gemaakt dat een en ander is gebeurd in overleg of samenspraak met RvK.
3.2
RvK en [gedaagde in de hoofdzaak en in het incident sub 2] voeren aan in het kader van het werk dat in dit geding aan de orde is, alleen te hebben samengewerkt met Rv Infra B.V., KNAPPwerk Architecten, Tisaco en Adviesbureau [naam 1] en bereid te zijn de betreffende documenten ter zake die partijen te verstrekken. Van de andere door eiseressen genoemde partijen hebben RvK en [gedaagde in de hoofdzaak en in het incident sub 2] geen documenten. RvK en [gedaagde in de hoofdzaak en in het incident sub 2] menen dat niet duidelijk is op welke aannemingsovereenkomsten eiseressen doelen. RvK is verder geen partij geweest bij de aannemingsovereenkomsten, zodat afgifte niet aan de orde kan zijn, noch daargelaten dat eiseressen als contractspartij die overeenkomsten moeten bezitten. De vordering tot verstrekking van de volledige correspondentie is te ruim en onvoldoende specifiek. Een dwangsom is onnodig omdat RvK en [gedaagde in de hoofdzaak en in het incident sub 2] de stukken die volgens hen wel binnen het bereik van art. 843a Rv vallen, vrijwillig zullen verstrekken.
3.3
RV Infra meent dat eiseressen geen rechtmatig belang hebben bij de inzage. Eiseressen speculeren slechts over een mogelijk gang van zaken inhoudende dat RV Infra in samenspraak met RvK de aanneemsom heeft verhoogd. De bescheiden waarvan inzage wordt gevorderd, zijn verder onvoldoende bepaald, mede vanwege de uitgebreide communicatie die er is geweest. Een veroordeling als gevorderd zal daarom leiden tot executie geschillen. Tenslotte ligt het meer voor de hand dat de stukken worden gehaald bij de eerst betrokkene en wel de bouwbegeleider RvK.

4.De beoordeling in het incident

Algemeen

4.1
De maatstaf die moet worden gehanteerd voor de vraag omtrent de mate waarin het bestaan van de rechtsbetrekking vast moet staan, is gegeven door HR 10 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1251. Die maatstaf is dat het bestaan van de rechtsbetrekking waarop de vordering ziet, voldoende aannemelijk moet zijn. Die maatstaf stelt de rechter in staat een evenwicht te vinden tussen het belang van eiser of verzoeker om de waarheid te kunnen achterhalen en zijn bewijspositie te versterken, en het belang van verweerder om geen vertrouwelijke informatie prijs te hoeven geven en om verschoond te blijven van de ingrijpende maatregel die exhibitie niet zelden is. Die maatstaf biedt de rechter voorts voldoende ruimte om rekening te houden met de aard van het onderliggende geschil en de overige omstandigheden van het geval, waaronder de omvang van de gevorderde exhibitie en de mogelijkheid om het bestaan van de gestelde vordering met andere bewijsmiddelen te onderbouwen. Degene die inzage, afschrift of uittreksel van bewijsmateriaal verlangt om een door hem vermoede tekortkoming of onrechtmatige daad te kunnen aantonen, zal derhalve gemotiveerd zodanige feiten en omstandigheden dienen te stellen en met eventueel reeds voorhanden bewijsmateriaal moeten onderbouwen, dat voldoende aannemelijk is dat die tekortkoming of onrechtmatige daad zich heeft voorgedaan of dreigt voor te doen. Voorts geldt dat de vraag wat in het kader van een vordering uit hoofde van art. 843a Rv bij een gestelde tekortkoming of onrechtmatige daad als een ‘voldoende’ mate van aannemelijkheid kan worden beschouwd, niet in algemene zin kan worden beantwoord. Het komt steeds aan op een waardering van de stellingen en verweren van partijen en de overtuigingskracht van het eventueel reeds overgelegde bewijsmateriaal. Daarbij is enerzijds uitgangspunt dat niet behoeft te zijn voldaan aan de mate van aannemelijkheid die is vereist voor toewijzing in kort geding van een op (dreigend) tekortschieten of onrechtmatig handelen gebaseerde (ge- of verbods)vordering of vordering tot schadevergoeding; anderzijds dienen aan de mate van aannemelijkheid van de gestelde tekortkoming of onrechtmatige daad bij de beoordeling van een inzagevordering hogere eisen te worden gesteld dan bij de beoordeling van een verzoek tot het in beslag mogen nemen van bewijsmateriaal.
Eiseressen menen, kort gezegd, dat zij twee maal voor dezelfde dienst hebben betaald aan RvK en RV Infra. Voor zover mogelijk hebben zij dat onderbouwd met het in de dagvaarding onder de nrs. 41 en verder vermelde, hetgeen is onderbouwd met producties 25 en verder. Hiermee is in het kader van dit incident voldoende aannemelijk dat sprake is van wanprestatie en/of onrechtmatige daad. Hierbij is van belang dat eiseressen met hun vordering in feite vanuit een bestaande rechtsverhouding – met RvK een overeenkomst tot begeleiding en/of begroting en/of beheer van de twee verbouwingen in de panden [adres 1] en [adres 2] te [plaats] (woonhuis [adres 1] en het Proeflokaal) en met Rv Infra een overeenkomst van aanneming van de twee verbouwingen in de panden [adres 1] en [adres 2] te [plaats] (woonhuis [adres 1] en het Proeflokaal) – willen controleren of binnen die rechtsverhouding wanprestatie is gepleegd of een onrechtmatige daad is begaan (vgl. hof Amsterdam 29 november 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:5150). Daarmee is ook het rechtmatig belang gegeven.
4.2
Het verweer dat bekend moet zijn de inhoud van de bescheiden waarvan inzage wordt gevorderd, vindt geen steun in het recht. Van belang is enkel het bestaan van het betreffende bescheid; de inzage wordt juist gevorderd om achter de inhoud van het bescheid te komen (vgl. HR 26 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2012:BW9244).
Ten opzichte van RvK en [gedaagde in de hoofdzaak en in het incident sub 2]
4.3
Nu eiseressen niet voldoende duidelijk en onderbouwd anders hebben aangevoerd, gaat de rechtbank er voorshands vanuit dat RvK en [gedaagde in de hoofdzaak en in het incident sub 2] in het kader van deze zaak (de in rov. 4.1 genoemde overeenkomst tot begeleiding en/of begroting en/of beheer en de overeenkomst van aanneming) alleen hebben samengewerkt met Rv Infra B.V., KNAPPwerk Architecten, Tisaco en [naam 1] . De vordering wat deze partijen betreft zal worden toegewezen.
Tijdens de mondelinge behandeling van de hoofdzaak, kunnen eiseressen zich desgewenst nog nader uitlaten over de vraag of zij willen aantonen en/of bewijzen dat RvK en [gedaagde in de hoofdzaak en in het incident sub 2] ook relevante bescheiden onder zich hebben van Geonius, ABC Hekwerken, KTO, [naam 2] , Repon HWA, [naam bedrijf] , [naam 3] , Teamwork vloeren, [naam 4] , [naam 5] , [naam 6] , B&B bouw electrische cilinders en [naam 7] . Wat dat betreft zal in dit incident nog niet worden beslist.
4.4
De inzage tegen RvK en [gedaagde in de hoofdzaak en in het incident sub 2] wordt gevorderd vanuit het kader van de in rov. 4.1 genoemde overeenkomsten ter zake de verbouwingen in de panden [adres 1] en [adres 2] te [plaats] (woonhuis [adres 1] en het Proeflokaal). Het gaat dus om alle aannemingsovereenkomsten betreffende deze verbouwingen die RvK en [gedaagde in de hoofdzaak en in het incident sub 2] onder zich hebben, ongeacht de vraag of zij al dan niet partij zijn bij deze aannemingsovereenkomsten. Daarmee treffen de verweren dat niet duidelijk is op welke aannemingsovereenkomsten eiseressen doelen en dat RvK geen partij is geweest bij de aannemingsovereenkomsten, geen doel. Art. 843a Rv kent niet het vereiste dat degene tegen wie een vordering tot inzage van een overeenkomst wordt ingesteld, partij moet zijn bij die overeenkomst.
4.5
Het kader van de onderhavige vordering bestaat uit de overeenkomst tot begeleiding en/of begroting en/of beheer ter zake in elk geval bouwwerkzaamheden aan twee panden aan de [adres 1] te [plaats] tussen eiseressen enerzijds en RvK anderzijds en de aannemingsovereenkomst betreffende de twee net genoemde panden tussen eiseressen enerzijds en Rv Infra anderzijds. Dat is een voldoende strak en duidelijk omschreven kader waarbinnen het voor een ieder duidelijk moet zijn wat binnen dit kader “de volledige correspondentie” is en tevens is de vordering gelet hierop voldoende specifiek. Het verweer van RvK en [gedaagde in de hoofdzaak en in het incident sub 2] dat de vordering tot verstrekking van de volledige correspondentie te ruim is en onvoldoende specifiek, wordt dan ook verworpen.
Ten opzichte van Rv Infra
4.6
Het enkele feit dat sprake is geweest van uitgebreide communicatie, maakt niet dat de vordering onvoldoende is bepaald. Alle in het kader van rov. 4.5 genoemde correspondentie die Rv Infra onder zich heeft, moet ter inzage worden verschaft. Het gestelde feit dat het veel is, maakt niet dat het onvoldoende is bepaald. Het betreffende verweer van Rv Infra wordt dus verworpen. Dat er mogelijk executiegeschillen zullen ontstaan, maakt evenmin dat de vordering zou moeten worden afgewezen. Het is aan Rv Infra om goed onderzoek te doen naar hetgeen zij onder zich heeft. Het is eventueel aan eiseressen om in het kader van een mogelijk executiegeschil te stellen en bewijzen dat er ten onrechte bescheiden zijn achtergehouden (zie ook wat dat betreft HR 26 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2012:BW9244.
4.7
Art. 843a Rv kent niet de regel dat de inzage moet worden gevorderd tegen een ‘eerst betrokkene’, zodat dat verweer wordt gepasseerd als niet berustend op de wet. Alleen al de onzekerheid omtrent waarover eventuele getuigen nog herinnering hebben, maakt dat met een (voorlopig) getuigenverhoor een behoorlijke rechtspleging is gewaarborgd. Daarnaast verdient de eenvoud van het verstrekken van inzage verre de voorkeur boven tijdrovende getuigenverhoren.
Algemeen
4.8
De gestelde vrijwilligheid waarmee aan een veroordeling zal worden voldaan, zoals gedaagden hebben aangevoerd, maakt niet dat een dwangsom niet een belangrijke prikkel is om te maken dat zij inderdaad inzage in de bescheiden geven. Het is de rechtbank tot op heden niet gebleken dat de betreffende bescheiden ter inzage zijn verstrekt. Daarmee staat voldoende vast dat de onderhavige vordering nodig was. Wat dat betreft hebben gedaagden de rechtbank geen feiten verstrekt waaruit valt af te leiden dat dit incident niet nodig was geweest. Voor een dergelijke stelling hadden gedaagden bijvoorbeeld bij hun antwoord meteen de betreffende inzage moeten verstrekken. Al met al liggen de vorderingen met inachtneming van het hiervoor geoordeelde voor toewijzing gereed, waarbij gedaagden een redelijke termijn zal worden gegund om de inzage te verstrekken en de dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd.
Elke andere beslissing zal worden aangehouden gelet op hetgeen hiervoor in rov. 4.3 is geoordeeld.
In de hoofdzaak
4.9
In de hoofdzaak zijn gedaagden in staat gesteld om een conclusie van antwoord te nemen op de rol van 17 november 2021. Alle partijen dienen op die dag hun verhinderdata op te geven voor een mondelinge behandeling over de periode 1 mei 2022 tot en met 31 augustus 2022.
4.1
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank:
In het incident
5.1
beveelt RvK Bouwconsult en [gedaagde in de hoofdzaak en in het incident sub 2] om binnen vier weken nadat dit vonnis aan hen is betekend, aan eiseressen afschrift te verschaffen van:
- de onder randnummer 66 van de dagvaarding benoemde bescheiden
(
rechtbank:
- alle tussen RvK Bouwconsult, [gedaagde in de hoofdzaak en in het incident sub 2] en RV Infra gevoerde correspondentie inclusief de in deze correspondentie benoemde bijlagen terzake alle posten die zijn toegevoegd aan alle begrotingen en offertes van RV Infra;
- de aannemingsovereenkomsten, de tussen RvK Bouwconsult en [gedaagde in de hoofdzaak en in het incident sub 2] en [naam bedrijf] . gemaakte opleveringslijsten en gevoerde correspondentie terzake de wijze waarop prijzen tot stand zijn gekomen, zoals offertes en nadien hieromtrent gevoerde correspondentie van de twee verbouwingen in de panden [adres 1] en [adres 2] te [plaats] (woonhuis [adres 1] en het Proeflokaal);
- de debiteurenkaart, de opbrengstenkaart en de bankafschriften van RvK Bouwconsult vanaf 1 januari 2018 t/m 31 december 2020 terzake de navolgende bedrijven, met wie RvK Bouwconsult in dit bouwproject heeft samengewerkt, te weten: RV Infra B.V., [naam 1] , Tisaco en KNAPPwerk Architecten,
in fotokopie, dan wel in een gangbaar digitaal formaat en veroordeelt RvK Bouwconsult en [gedaagde in de hoofdzaak en in het incident sub 2] om aan eiseressen een dwangsom van € 250,00 te voldoen, voor iedere dag of dagdeel dat RvK Bouwconsult en [gedaagde in de hoofdzaak en in het incident sub 2] hiermee in gebreke blijven met een maximum van € 75.000,-;
5.2
beveelt RV Infra om binnen vier weken ndat dit vonnis aan haar is betekend, aan eiseressen afschrift te verschaffen van de onder randnummer 67 van de dagvaarding benoemde bescheiden (
rechtbank: alle tussen RV Infra, RvK Bouwconsult en [gedaagde in de hoofdzaak en in het incident sub 2] (…) gevoerde correspondentie inclusief de in deze correspondentie benoemde bijlagen terzake de posten die zijn toegevoegd aan alle begrotingen en offertes van RV Infra),
in fotokopie, dan wel in een gangbaar digitaal formaat en veroordeelt RV Infra om aan eiseressen een dwangsom van € 250,00 te voldoen, althans een ander door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, voor iedere dag of dagdeel dat RV Infra hiermee in gebreke blijft met een maximum van € 75.000,-;
5.3
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
houdt iedere verdere beslissing aan.
in de hoofdzaak
5.5
verwijst de zaak naar de rol van 17 november 2021 voor conclusie van antwoord zijdens alle gedaagden en voor opgave verhinderdata voor de bij deze gelaste mondelinge behandeling zijdens partijen en hun raadslieden vanaf 1 mei 2022 tot en met 31 augustus 2022 voor de bij deze gelaste mondelinge behandeling;
5.6
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 27 oktober 2021.