In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 15 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een exploitatievergunning voor een horeca-inrichting. Eiser, een concurrent van de vergunninghouder, betwistte de vergunning op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en het bestemmingsplan van de gemeente Brunssum. Eiser stelde dat de vergunning in strijd was met het bestemmingsplan, dat de bestemming 'Natuur' heeft, en dat horeca-activiteiten niet ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie van het perceel.
De rechtbank oordeelde dat er geen strijd was met het bestemmingsplan, omdat de horeca in het ontvangstgebouw was toegestaan op basis van een projectafwijkingsbesluit. De rechtbank concludeerde dat de exploitatie van de horeca in het ontvangstgebouw en het horecaterras ondergeschikt was aan de exploitatie van het [handelsnaam 1] en dat de vergunninghouder alleen betalende wandelaars van [handelsnaam 2] toegang mocht verlenen tot de horeca. De rechtbank verwierp de argumenten van eiser en verklaarde het beroep ongegrond.
De rechtbank benadrukte dat de verlening van de exploitatievergunning niet in strijd was met de APV, omdat de vergunninghouder zich aan de voorwaarden van het bestemmingsplan hield. De rechtbank concludeerde dat de vergunning niet geweigerd hoefde te worden en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 15 september 2021.