ECLI:NL:RBLIM:2021:5822

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 juli 2021
Publicatiedatum
20 juli 2021
Zaaknummer
ROE 21/1561 en ROE 21/1557
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing exploitatievergunning speelautomatenhal na loting en procesbelang van eiseres

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 20 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een exploitatievergunning voor een speelautomatenhal. Eiseres, Fair Play Centers B.V., heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de burgemeester van Heerlen, die een vergunning heeft verleend aan de derde-partij, Rus Tony Totally Gaming B.V. (RTTG). De vergunningverlening vond plaats na een loting, waarbij eiseres als tweede in de rangorde is geëindigd. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat eiseres als belanghebbende kan worden aangemerkt, ondanks dat zij niet de eerstvolgende in de rangorde is. De voorzieningenrechter oordeelt dat eiseres procesbelang heeft, omdat zij kan aanvoeren dat de vergunningverlening aan RTTG onrechtmatig is, wat gevolgen kan hebben voor haar eigen aanvraag.

De rechtbank heeft de procedure en de relevante regelgeving uiteengezet, waaronder de Verordening kansspelautomaten Heerlen 2017 en de Beleidsregels exploitatievergunningen speelautomatenhallen Heerlen 2020. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat RTTG voldoet aan de vereisten voor de vergunningverlening. Eiseres heeft betoogd dat RTTG niet voldoet aan verschillende eisen, waaronder die met betrekking tot het voorkomen van gokverslaving en de bescherming van de openbare orde. De voorzieningenrechter heeft echter geconcludeerd dat RTTG voldoende heeft aangetoond dat haar aanvraag aan de gestelde eisen voldoet.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het beroep van eiseres ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van de lotingsystematiek en de rol van de burgemeester bij de beoordeling van vergunningaanvragen voor speelautomatenhallen.

Uitspraak

RECHTBANK limburg
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummers: ROE 21/1561 en ROE 21/1557
uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 juli 2021
op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
Fair Play Centers B.V., te Kerkrade, eiseres
(gemachtigde: mr. M.I. Robichon-Lindenkamp),
en
de Burgemeester van de gemeente Heerlen, verweerder
(gemachtigden: mr. M.A.M.A. Huppertz en mr. J.A.L. Devoi).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Rus Tony Totally Gaming B.V., te Schin op Geul
(gemachtigde: mr. D. van Tilborg).
Procesverloop
Bij besluit van 4 december 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder aan de derde-partij (hierna: RTTG) een vergunning verleend voor de exploitatie van een speelautomatenhal.
Bij besluit van 30 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft tevens de voorzieningenrechter van deze rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Daarnaast heeft eiseres beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 30 april 2021 waarbij haar bezwaren tegen de weigering van haar eigen aanvraag voor een exploitatievergunning voor een speelautomatenhal niet-ontvankelijk zijn verklaard. Dit beroep is bekend onder zaaknummer ROE 21/1558. Zij heeft de voorzieningenrechter tevens verzocht om ook in deze procedure een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is bekend onder zaaknummer ROE 21/1562.
De verzoeken en beroepen zijn gevoegd behandeld tijdens de zitting van 6 juli 2021. Eiseres is verschenen bij haar gemachtigde, R. Schobben en R. Riekers. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Namens RTTG is verschenen haar gemachtigde en J. Bosch .
Na de zitting zijn de zaken gesplitst en wordt in de zaken ROE 21/1562 en ROE 21/1558 separaat uitspraak gedaan.
Overwegingen
1. Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
Inleiding
2. Eiseres exploiteert sinds 1992 een speelautomatenhal op de locatie Bautscherweg 26 in Heerlen.
3. Op 5 februari 2020 heeft verweerder de Beleidsregels exploitatievergunning speelautomatenhallen Heerlen 2020 (de Beleidsregels) bekendgemaakt. Deze beleidsregels zijn vastgesteld op grond van artikel 5, tweede lid, van de Verordening kansspelautomaten Heerlen 2017 (de Verordening). De Verordening en de Beleidsregels vormen het beoordelingskader voor de aanvragen voor een exploitatievergunning voor een speelautomatenhal in de gemeente Heerlen.
4. Op 10 februari 2020 heeft verweerder een aankondiging gepubliceerd in het Gemeenteblad, inhoudende dat in totaal vier exploitatievergunningen voor speelautomaathallen beschikbaar zijn in de gemeente Heerlen en dat gegadigden vanaf 14 april 2020 tot en met 18 juni 2020 een aanvraag kunnen indienen.

5.Eiseres en RTTG hebben ieder een (ontvankelijke) aanvraag ingediend.

6. Uit artikel 3, tweede lid, van de Verordening volgt dat maximaal vier vergunningen kunnen worden verleend. Op grond van artikel 2 van de Beleidsregels vindt verdeling van de vier exploitatievergunningen plaats op basis van loting. De aanvragen komen in volgorde van de uitkomst van deze loting voor een inhoudelijke toets en – bij een positieve uitkomst daarvan – een vergunning in aanmerking (artikel 5, eerste lid, van de Beleidsregels). De loting heeft op 9 juli 2020 plaatsgevonden. Uit de trekkingsuitslag volgt dat eiseres is uitgeloot (26ste plaats) en RTTG is ingeloot (4de plaats). Na de loting heeft een inhoudelijke toets plaatsgevonden van de aanvragen van de (vier) ingelote kandidaten.
7. Bij het primaire besluit heeft verweerder besloten de aanvraag van RTTG voor een exploitatievergunning voor een speelautomatenhal voor de locatie Beitel 90 in Heerlen toe te wijzen. Bij besluit van gelijke datum heeft verweerder afwijzend beslist op de aanvraag van eiseres, omdat het maximaal aantal vergunningen in de zin van artikel 8, eerste lid, aanhef en onder c, van de Verordening is bereikt. Eiseres heeft tegen beide besluiten bezwaar gemaakt.
8. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiseres gericht tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Volgens verweerder voldoet de aanvraag van RTTG inhoudelijk aan de vereisten, zoals die zijn gesteld in de Verordening en de Beleidsregels. Verweerder heeft daarom geen reden gezien om de vergunning te weigeren.
Wettelijk kader
9. Voor de toepasselijke regelgeving verwijst de rechtbank naar de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Ontvankelijkheid
Is eiseres belanghebbende?
10. RTTG heeft aangevoerd dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat zij geen belanghebbende is bij het besluit om aan RTTG een exploitatievergunning te verlenen. Volgens RTTG kan eiseres de in de rangorde hoger geëindigde aanvragen aanvechten in de procedure tegen de afwijzing van haar eigen aanvraag. Hiervoor is niet nodig dat eiseres ook rechtsmiddelen aanwendt tegen de vergunningverlening aan RTTG. RTTG verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State (de Afdeling) van 8 juli 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1597) en naar de uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland van 10 mei 2021 (ECLI:NL:RBMNE:2021:1869).
11. De voorzieningenrechter stelt vast dat in de genoemde uitspraken een andere (verdelings)systematiek dan in deze zaak aan de orde is. Daarin betrof het een systeem waarbij de rangorde inhoudelijk werd bepaald op grond van inhoudelijke wegingscriteria en de hoogste eindscores in aanmerking kwamen voor een vergunning. In deze zaak wordt de rangorde echter bepaald door een loting, waarna (voor de hoogste vier) enkel nog een inhoudelijke toets van de aanvraag plaatsvindt om te beoordelen of de aanvraag aan de gestelde eisen voldoet. Dat verschil in verdelingssystematiek maakt dat deze uitspraken niet direct toepasbaar zijn op deze zaak.
12. In het verlengde daarvan is de voorzieningenrechter van oordeel dat – anders dan in de systematiek waarover de uitspraak van de Afdeling ging – vanwege de lotingsystematiek geen sprake is van een situatie waarbij in de afgewezen aanvraag tevens inzicht had moeten worden verschaft in de inhoudelijke totstandkoming van de rangorde. De rangorde vloeit hier immers voort uit de (willekeurige) loting en niet uit een onderlinge inhoudelijke weging die een onderdeel zou moeten uitmaken van de motivering van de eigen afwijzing. Dat daarna nog wel een inhoudelijke toets plaatsvindt om te beoordelen of de aanvragen van de hoogste vier uit de loting aan de gestelde vereisten voldoen, betekent niet dat in de besluitvorming die heeft geleid tot de eigen afwijzing die inhoudelijke beoordeling aan de orde had moeten komen en dat daartegen bezwaargronden hadden kunnen worden aangevoerd. Die besluitvorming betreft immers alleen een formele toets door verweerder of aan de gestelde eisen wordt voldaan, en is niet van invloed op de totstandkoming van de onderlinge rangorde, zoals dat in de uitspraak van de Afdeling aan de orde was.
13. Gelet op de verschillen in de verdelingssystematiek tussen de uitspraak van de Afdeling en deze zaak is de voorzieningenrechter van oordeel dat de benadering in de uitspraak van de Afdeling (en in het verlengde hiervan de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland) in deze zaak niet toepasbaar is. Daarbij acht de voorzieningenrechter ook het volgende van belang.
14. Het standpunt van RTTG zou betekenen dat haar vergunningverlening in rechte vaststaat, omdat een aanvrager van wie de aanvraag is geweigerd niet dáártegen maar tegen de eigen weigering – waarin de verlening aan RTTG aan de orde kan komen – bezwaar moet maken. Dit zou er dan toe leiden dat, indien in de procedure over de weigering komt vast te staan dat de vergunningverlening aan RTTG onrechtmatig is geweest, problemen met de rechtszekerheid en de formele rechtskracht daarvan kunnen ontstaan. Het gaat bovendien om de verdeling van schaarse vergunningen (maximum van vier) en in die context is het niet mogelijk om RTTG de haar reeds verleende vergunning te laten behouden en tegelijkertijd eiseres in aanmerking te brengen voor een vergunning. Daarmee zou immers het ingevolge de Verordening geldende maximum van vier beschikbare vergunning worden overschreden. Een uitzondering op dat maximum acht verweerder gelet op diens beleid – zo is ter zitting uiteengezet – niet acceptabel. Gelet op die mogelijke gevolgen acht de voorzieningenrechter het ook daarom niet juist om het standpunt van RTTG te volgen en eiseres in dit geval niet als belanghebbende aan te merken.
De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat eiseres belanghebbende is bij de vergunningverlening aan RTTG.
Heeft eiseres procesbelang?
15. Daarnaast voert RTTG aan dat eiseres geen procesbelang heeft, omdat zij met dit beroep niet kan bereiken dat aan haar een vergunning wordt verleend. Er is namelijk een aanvrager bij de loting hoger dan eiseres in rangorde geëindigd, zodat eiseres niet de eerstvolgende is die in aanmerking komt voor een vergunning.
16. Dat eiseres niet de eerstvolgende in de rangorde is, maakt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet dat zij daarom geen procesbelang meer heeft. Dat zou namelijk betekenen dat zij niet zélf zou kunnen opkomen tegen de vergunningverlening aan RTTG, maar daarvoor afhankelijk is van de eerstvolgende in rang. De voorzieningenrechter acht de omstandigheid dat eiseres niet de eerste maar de tweede in de rangorde is niet zodanig dat daardoor uitgesloten is dat zij alsnog in aanmerking komt voor een vergunning. Die situatie kan zich voordoen indien een verleende vergunning zou komen te vervallen, de kandidaat die boven eiseres is geëindigd in de loting van de vergunning afziet of mogelijk niet door de inhoudelijke toets komt.
De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat eiseres procesbelang heeft.
Tussenconclusie

17.Gelet op het bovenstaande is het beroep van eiseres ontvankelijk.

Overleggen van stukken
18. Eiseres heeft betoogd dat verweerder conform artikel 8:45 van de Awb de volgende stukken moet overleggen: (i) interne stukken en correspondentie, die zien op de beoordeling en behandeling van de aanvraag van RTTG, waarmee mede is vastgesteld of de aanvraag voldeed aan onder meer de ingangseisen voor een vergunningaanvraag, (ii) de emailcorrespondentie, die in dit kader met RTTG is gewisseld en (iii) de aanvraag van eiseres zelf, onder het verzoek om toepassing van artikel 8:29 van de Awb.
19. De voorzieningenrechter overweegt ten aanzien van de aanvraag van eiseres zelf dat deze stukken niet noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag van RTTG. Hoe uitgebreid de aanvraag van eiseres voor de exploitatievergunning ook is, dit doet niks af aan de beoordeling van de aanvraag van RTTG. Het gaat er namelijk niet om of de aanvraag van eiseres beter of uitgebreider is onderbouwd, maar of de aanvraag van RTTG voldoet aan de inhoudelijke eisen van de Verordening en de Beleidsregel. Daarvoor is de door eiseres ingediende aanvraag niet nodig en ook niet van belang.
20. Ten aanzien van interne stukken en correspondentie (inclusief de emailcorrespondentie met RTTG) overweegt de voorzieningenrechter dat verweerder ter zitting desgevraagd heeft toegelicht dat gezocht is naar deze interne stukken, waarbij ook bij de primaire afdeling is nagevraagd, maar dat er geen interne stukken zijn aangetroffen. Volgens verweerder zijn deze stukken er niet. Deze toelichting komt de voorzieningenrechter niet ongeloofwaardig voor, terwijl eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat bepaalde documenten zich toch onder verweerder bevinden. Eiseres heeft haar enkele stelling daarover (“het kan niet anders zijn dat”) niet, althans onvoldoende, onderbouwd of geconcretiseerd.
Geheime stukken ex artikel 8:29 van de Awb
21. Verweerder heeft de aanvraag van RTTG voor het exploiteren van een speelautomatenhal aan de rechtbank doen toekomen met het verzoek om geheimhouding van deze stukken op basis van artikel 8:29 van de Awb.
22. Bij uitspraak van 1 juli 2021 heeft de rechtbank bepaalt dat de beperking van de kennisneming van de hiervoor genoemde stukken gerechtvaardigd is.
23. Eiseres heeft aangevoerd dat zij niet beschikt over alle stukken van de aanvraag van RTTG. Hierdoor is het voor haar niet mogelijk om de vergunningaanvraag van RTTG inhoudelijk te toetsen en haar kan daarom niet verweten worden dat zij onvoldoende specifiek motiveert waarom de vergunning van RTTG niet aan de inhoudelijke eisen voldoet. Er zijn wel stukken door verweerder overgelegd aan de rechtbank met een beroep op geheimhouding en de rechtbank heeft beslist dat de geheimhouding gerechtvaardigd is. Eiseres is echter de mening toegedaan dat de geheimhouding niet op alle documenten van toepassing is. Er zullen volgens eiseres passages zijn die niet onder de geheimhouding vallen. Eiseres verzoekt de voorzieningenrechter dan ook om meer stukken, die nu nog onder de geheimhouding vallen, openbaar te maken.
24. De voorzieningenrechter heeft kennisgenomen van de door verweerder vertrouwelijk overgelegde stukken – nadat hij toestemming van partijen heeft gekregen als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb om mede op de grondslag van die stukken uitspraak te doen – en is van oordeel dat verweerder met het oog op de hiervoor genoemde bedrijfs-, fabricage- en persoonsgegevens voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er gewichtige redenen in de zin van artikel 8:29 van de Awb zijn om deze stukken geheim te houden. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om iets anders van de geheime stukken te vinden dan de rechter van de geheimhoudingskamer daarvan vond in de uitspraak van 1 juli 2021.
25. De voorzieningenrechter overweegt verder dat, hoewel toepassing van artikel 8:29 van de Awb een beperking van het beginsel van de openbaarheid en dat van de equality of arms inhoudt, de beperkingsmogelijkheid in dit artikel met zodanige waarborgen is omkleed dat het in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden neergelegde recht op een eerlijke procesvoering daarmee niet in zijn essentie wordt beperkt (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 10 juni 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1367).
Inhoudelijke beoordeling
26. Naar de mening van eiseres dient de bestuursrechter indringend te toetsen of RTTG aan de inhoudelijke eisen voor vergunningverlening voldoet, nu de uitgifteprocedure via een loting en niet op grond van een vergelijkende toets heeft plaatsgevonden. Eiseres heeft ook betoogd dat RTTG niet aan de volgende eisen voldoet:
- artikel 4, sub k en g van de Verordening (voorkomen van gokverslaving);
- artikel 4, sub l van de Verordening (bescherming van openbare orde, veiligheid, het woon- en leefklimaat, gezondheid en toegangscontrole);
- artikel 4, sub m van de Verordening (passend binnen de omgeving).
Het niet voldoen aan één van de hiervoor vermelde eisen levert volgens eiseres een weigeringsgrond op, zoals genoemd in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a, van de Verordening. Eiseres vraagt zich verder af of de aanvraag van RTTG volledig en voldoende is uitgewerkt in de brief van 15 mei 2020, die maar uit 17 pagina’s (en bijlagen) bestaat, en of RTTG daarmee aan alle vereisten van de Verordening (en de Beleidsregels) heeft voldaan. Eiseres is voorts van mening dat RTTG geen passende mate van bescherming van openbare orde, veiligheid en het woon- en leefklimaat kan bieden, hetgeen een weigeringsgrond is voor de aanvraag op grond van artikel 8, eerste lid, aanhef en onder h, van de Verordening. Eiseres stelt zich verder op het standpunt dat RTTG niet voldaan heeft aan de eisen, die worden gesteld aan het verslavingsbeleid. Dit is op grond van artikel 8, eerste lid, aanhef en onder i, van de Verordening in combinatie met artikel 30d, vierde lid, aanhef en onder c, van de Wet op de kansspelen ook een weigeringsgrond.
27. Verweerder heeft zich – kort gezegd – op het standpunt gesteld dat de aanvraag van RTTG voldoet aan de vereisten, zoals die in de Verordening en de Beleidsregels staan en dat de exploitatievergunning terecht aan RTTG is verleend. RTTG heeft onder verwijzing naar de bij de aanvraag gevoegde brief van 15 mei 2020 toegelicht hoe aan de vereisten wordt voldaan.
28. De voorzieningenrechter stelt voorop dat verweerder – gelet op de tekst van artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a, van de Verordening – beoordelingsruimte toekomt voor zover het gaat om de beoordeling of de plannen als bedoeld in artikel 4, sub k, l of m, van de Verordening voldoende bijdragen aan de in dat artikel omschreven doelstelling, zeker nu het gaat om onderwerpen in verweerders eigen gemeente die bovendien bij uitstek op het terrein van verweerder liggen om te beoordelen. Dit betekent dat de voorzieningenrechter de beoordeling daarvan door verweerder met enige terughoudendheid moet en zal toetsen. De voorzieningenrechter ziet niet in dat er indringend getoetst moet worden, zoals eiseres stelt, omdat de uitgifteprocedure via loting heeft plaatsgevonden.
29. De voorzieningenrechter heeft met toepassing van artikel 8:29 van de Awb gekeken naar de onderliggende geheime stukken van de aanvraag van RTTG, die verweerder heeft overgelegd. Zowel eiseres als RTTG hebben hiervoor toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb.
30. De voorzieningenrechter stelt vast dat de aanvraag van RTTG is uitgewerkt in een brief van 15 mei 2020 met verschillende bijlagen. In deze brief is geconcretiseerd wat de plannen als bedoeld in artikel 4, sub k, l en m, van de Verordening inhouden.
31. Eiseres heeft gesteld dat RTTG niet voldoet aan de eisen van artikel 4, sub g en k, van de Verordening, zoals uitgewerkt in artikel 6 van de Beleidsregels. Zo blijkt niet uit de aanvraag wat het beleid is met betrekking tot het voorkomen van wervings- en reclameactiviteiten gericht op personen onder de 24 jaar of andere kwetsbare groepen. Het enkel verwijzen naar de Leidraad reclame voor kansspelen (Leidraad), zoals RTTG heeft gedaan, is naar de mening van eiseres onvoldoende. Volgens eiseres voldoet RTTG ook niet aan de Regeling Werving, Reclame en Verslavingspreventie Kansspelen. Verder heeft RTTG geen verslavings- en preventiebeleid dat voldoet aan de eisen uit artikel 6, derde lid, aanhef en onder a-i van de Beleidsregels. Er is onder meer geen aantoonbare samenwerking met de (regionale) verslavingszorg, waardoor de aanvraag van RTTG op dit punt tekortschiet.
32. De voorzieningenrechter stelt vast dat in de aanvraag van RTTG het plan is beschreven en dat daarin is vermeld welke maatregelen zullen worden genomen ter preventie en bestrijding van gokverslaving en de wijze waarop de gedrags- en reclamecode voor kansspelen zullen worden nageleefd. Daarbij is de voorzieningenrechter gebleken dat RTTG heeft vermeld welke invulling zij heeft gegeven aan de eisen, genoemd in artikel 6, derde lid, aanhef en onder a-i van de Beleidsregels. Ook is ingegaan op het beleid tot het voorkomen van wervings- en reclameactiviteiten gericht op personen onder de 24 jaar of andere kwetsbare groepen. Het opleidingsbeleid van leidinggevenden en het personeel is in de aanvraag van RTTG ook aan bod gekomen en uitgewerkt. Verder is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat het niet noodzakelijk is dat de verzorgingsinstelling, waarmee moet worden samengewerkt, regionaal moet zijn.
33. Eiseres heeft voorts betoogd dat de aanvraag van RTTG niet voldoet aan artikel 4, sub l, van de Verordening, dat nader is uitgewerkt in artikel 7 van de Beleidsregels. Naar de mening van eiseres bevat de aanvraag van RTTG geen, althans een onvoldoende, uitgebreid plan met betrekking tot de bescherming van de openbare orde. De aanvraag van RTTG houdt volgens eiseres geen beschrijving van de beschermende maatregelen in. Verder heeft RTTG inzake het toegangsbeleid en de controle op de minimale leeftijd volstaan met de verwijzing naar een bepaling uit de huisregels van een andere locatie, aldus eiseres. Eiseres neemt vervolgens ook aan dat dit geldt voor de onderdelen onder artikel 7, eerste lid, aanhef en onder f, g, h en i van de Beleidsregels. Verder blijkt volgens eiseres uit het overzicht van de bijlagen dat RTTG geen toezicht houdt op het verwijderen van zwerfafval in de omgeving van de inrichting.
34. De voorzieningenrechter is gebleken dat RTTG in de aanvraag haar plan met betrekking tot openbare orde, veiligheid, het woon- en leefklimaat, gezondheid en toegangscontrole heeft toegelicht en heeft aangegeven welke beschermende maatregelen zij op deze gebieden neemt. Tevens heeft RTTG zich daarbij niet beperkt door enkel te verwijzen naar de huisregels. De aspecten onder artikel 7, eerste lid, aanhef en onder f, g, h en i van de Beleidsregels zijn in de aanvraag door RTTG onderbouwd, terwijl ten aanzien van het toezicht op en het verwijderen van zwerfafval ook maatregelen zijn opgenomen.
35. Eiseres heeft verder aangevoerd dat de aanvraag van RTTG niet voldoet aan artikel 4, sub m, van de Verordening en artikel 8, eerste lid, van de Beleidsregels. Volgens eiseres bevat de aanvraag van RTTG geen beschrijving van de wijze waarop de speelautomatenhal past binnen de omgeving. De informatie die RTTG hierover heeft verschaft, is naar de mening van eiseres te summier.
36. De voorzieningenrechter stelt vast dat RTTG in haar aanvraag de passendheid van de speelautomatenhal binnen de omgeving voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Gebleken is dat het pand, waarin de speelautomatenhal voorzien is, gelegen is op ruime afstand van de openbare weg, waardoor overlast niet snel zichtbaar is voor passenten en zich in de omgeving geen bewoonde woningen bevinden. Het pand was voorheen in gebruik als discotheek en voldoet nog steeds aan de technische eisen ter beperking van (geluids)overlast, die van toepassing zijn op discotheken. Aannemelijk is dat het risico op klachten vanuit de omgeving minimaal is. Als er al klachten zijn, heeft RTTG een werkwijze geformuleerd hoe gehandeld moet worden in zo’n situatie.
37. Gezien het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de hiervoor bedoelde plannen van RTTG voldoende bijdragen aan de doelstellingen genoemd in artikel 4, sub k, l en m van de Verordening en er dus in het geval van RTTG geen sprake is van de weigeringsgrond in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a, van de Verordening.
38. Nu een adequaat plan, zoals bedoeld in artikel 4, sub l, van de Verordening en uitgewerkt in artikel 7 van de Beleidsregels met betrekking tot de onderdelen van de doelstelling “openbare orde, veiligheid, het woon- en leefklimaat, gezondheid en toegangscontrole”, in de aanvraag van RTTG voorhanden is, is er naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet snel sprake van de weigeringsgrond in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder h, van de Verordening. Ter zitting heeft verweerder in dat verband ook verklaard dat als er zo’n plan is, er al bijna geen sprake meer kan zijn van deze weigeringsgrond. Eiseres heeft ook niet onderbouwd of geconcretiseerd dat sprake is of zal zijn van een situatie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder h, van de Verordening. Verweerder heeft zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat deze weigeringsgrond zich in het geval van de aanvraag van RTTG niet voordoet.
39. Het betoog van eiseres dat sprake is van de weigeringsgrond van artikel 8, eerste lid, aanhef en onder i, van de Verordening kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter evenmin slagen. In dit artikel wordt verwezen naar de Wet op de kansspelen (meer in het bijzonder naar artikel 30d, vierde lid van die wet), waarin staat dat er beleid moet zijn ter voorkoming van kansspelverslaving. De voorzieningenrechter stelt vast dat dit beleid in de aanvraag van RTTG is verdisconteerd in het adequate plan ter voorkoming van gokverslaving als bedoeld in artikel 4, sub k, van de Verordening. Verder heeft eiseres ook niet onderbouwd of concreet gemaakt dat RTTG niet zou voldoen aan de krachtens artikel 30d, vierde lid van de Wet op de kansspelen gestelde eisen. Verweerder heeft daarom terecht het standpunt ingenomen dat geen sprake is van strijd met die bepaling en dat de weigeringsgrond van artikel 8, eerste lid, aanhef en onder i, van de Verordening ook niet van toepassing is op de aanvraag van RTTG.
Conclusie

40.Het beroep is ongegrond.

41. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.

42.Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing
De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Broier, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. D.H.J. Laeven, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2021.
de voorzieningenrechter is buiten staat de uitspraak mede te ondertekenen
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 20 juli 2021
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan voor zover daarbij is beslist op het beroep binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.
Bijlage: wettelijk kader
Verordening kansspelautomaten Heerlen 2017 (de Verordening)
Artikel 3, eerste lid, van de Verordening luidt als volgt:
Het is verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van de burgemeester een speelautomatenhal te vestigen of te exploiteren.
Artikel 3, tweede lid, van de Verordening luidt als volgt:
De burgemeester kan vergunning verlenen voor maximaal vier speelautomatenhallen, (…).
Artikel 4 van de Verordening luidt als volgt:
De aanvrager dient een ondertekende aanvraag in onder overlegging van:
(…)
g. een bewijsstuk waaruit blijkt dat de beheerder(s) en bedrijfsleider(s) beschikken over voldoende kennis en inzicht met betrekking tot het gebruik van speelautomaten en de daaraan verbonden risico’s van gokverslavingen;
(…)
k. een plan waarin wordt beschreven welke maatregelen de aanvrager neem ter preventie en bestrijding van gokverslaving en de wijze waarop hij de gedrags- en reclamecode voor kansspelen naleeft;
l. een plan waarin wordt beschreven welke maatregelen de exploitant neemt ter bescherming van de openbare orde, veiligheid, het woon- en leefklimaat en de gezondheid waaronder de wijze waarop toegangscontrole plaatsvindt;
m. een plan waarin wordt beschreven op welke wijze de speelautomatenhal past binnen de omgeving.
Artikel 5, tweede lid, van de Verordening luidt als volgt:
De burgemeester stelt beleidsregels vast omtrent de verdeling van de vergunningen voor speelautomatenhallen.
Artikel 8, eerste lid, van de Verordening luidt als volgt:
De burgemeester weigert de vergunning, indien:
(…)
c. het in artikel 3, tweede lid, vastgestelde maximaal aantal vergunningen is bereikt;
(…)
h. de openbare orde, veiligheid of woon- en leefklimaat anderszins op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de aanwezigheid van de speelautomatenhal;
i. niet wordt voldaan aan de krachtens artikel 30d, vierde lid van de wet gestelde eisen.
Artikel 8, tweede lid, van de Verordening luidt als volgt:
De burgemeester kan de vergunning weigeren indien:
a. naar het oordeel van de burgemeester de plannen als bedoeld in artikel 4, sub k, l of m onvoldoende bijdragen aan de in dat artikel omschreven doelstelling.
Wet op de kansspelen (Wok)
Artikel 30d, vierde lid, van de Wok luidt als volgt:
Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot:
(…)
c. het in het eerste lid gestelde voorschrift over het beleid ter voorkoming van kansspelverslaving.
Beleidsregels exploitatievergunningen speelautomatenhallen Heerlen 2020 (de Beleidsregels)
Artikel 6 (Het voorkomen van gokverslaving) van de Beleidsregels luidt als volgt:
De bijdragen op het gebied van de doelstelling “voorkomen van gokverslaving” (artikel 4 sub k van de Verordening) dienen een weergave te bevatten waaruit blijkt dat:
1. de aanvrager maatregelen en voorzieningen treft gericht op het voorkomen van verslaving aan de door hem georganiseerde spelen;
2. de aanvrager een beleid heeft ter voorkoming van kansspelverslaving;
3. een verslavingspreventie- en bestrijdingsplan is vastgesteld met daarin opgenomen:
a. het opleidingsbeleid alsmede het opleidingsinstituut dat de trainingen verzorgt;
b. het voorkomen van deelname aan kansspelen door minderjarigen;
c. het voorkomen van deelname aan kansspelen door andere kwetsbare groepen;
d. het verstrekken van algemene informatie over kansspelverslaving die op/vanuit de speelautomatenhal beschikbaar wordt gesteld aan spelers;
e. de gegevens van de verslavingszorginstellingen waarmee de speelautomatenhal samenwerkt, de samenwerkingsovereenkomst en afspraken omtrent jaarlijkse evaluatie van de samenwerking;
f. de indicatoren die de speelautomatenhal hanteert om (dreiging van) onwetmatige deelname te voorkomen;
g. het voorkomen van (dreiging van) onrechtmatige deelname en de registratie daarvan;
h. dat medewerkers spelers moeten voorstellen en aansporen om zich te laten behandelen voor kansspelverslaving en/of (tijdelijk) uit te sluiten van deelname aan kansspelen ingeval van signalen van dreigende of ingetreden kansspelverslaving;
i. het volledige beleid en werkproces omtrent uitsluiting dat is vastgelegd in concrete maatregelen en procedures (implementatie van het beleid in de bedrijfsvoering).
4. de aanvrager geen wervings- en reclameactiviteiten ontplooit die gericht zijn op personen onder de 24 jaar of andere kwetsbare groepen;
5. de aanvrager voldoet aan artikel 4 van de Regeling Werving, Reclame en Verslavingspreventie Kansspelen.
Artikel 7 (Bescherming van de openbare orde, veiligheid, het woon- en leefklimaat, gezondheid en toegangscontrole) van de Beleidsregels luidt als volgt:
1. De bijdragen op het gebied van de doelstelling “bescherming openbare orde, veiligheid, het woon- en leefklimaat, gezondheid en toegangscontrole” (artikel 4 sub l van de verordening) dienen een weergave te bevatten waaruit blijkt:
a. dat toezicht op de veiligheid in de inrichting wordt gewaarborgd, door:
i. intern cameratoezicht; en
ii. toegangscontrole bij elke publieksingang door daartoe gekwalificeerde personen namens de exploitant;
b. dat de toegangscontrole zodanig is ingericht dat:
i. geen toegang kan worden verkregen zonder dat de controle is gepasseerd en daadwerkelijk een controle zoals bedoeld onder artikel 7, eerste lid onder c is uitgevoerd, en
ii. binnen het gebouw van de speelautomatenhal tussen de openbare ruimte en de toegangscontrole een opstelplaats aanwezig is waar minimaal 10 wachtenden zich kunnen opstellen
c. dat toegangsbeleid gehanteerd wordt, daaronder begrepen:
i. de legitimatieplicht;
ii. controle op de minimale leeftijd van 18 jaar;
iii. de controle op toegangsverboden / personen die zijn vermeld op de lijst “vrijwillige toegangsontzegging”;
iv. de registratie en monitoring van de bezoekfrequentie per individuele bezoeker;
v. de wijze waarop met andere speelautomatenhallen binnen de gemeente Heerlen contact wordt onderhouden over toegangsverboden, pogingen tot bezoek van personen die zijn vermeld op de lijst “vrijwillige toegangsontzegging” en de bezoekfrequentie per individuele bezoeker
d. dat toegangsbeleid aan de bezoekers gecommuniceerd wordt;
e. dat er huisregels zijn, dat deze worden gecommuniceerd en dat naleving wordt gegarandeerd;
f. dat een personeelsinstructie met betrekking tot incidenten en calamiteiten is ingericht;
g. dat er een bedrijfshulpverleningsplan is;
h. dat sanctiebeleid ten aanzien van misdragingen van bezoekers wordt gehanteerd en dat dit sanctiebeleid kenbaar wordt gemaakt aan bezoekers;
i. dat contact met hulpverleningsdiensten is gegarandeerd, zowel voor incidentsituaties als buiten incidentsituaties;
j. dat toezicht op en het verwijderen van zwerfafval in de directe omgeving van de inrichting wordt uitgevoerd.
Artikel 8 (Passendheid binnen de omgeving) van de Beleidsregels luidt als volgt:
1. De bijdragen op het gebied van de doelstelling “passen binnen de omgeving” (artikel 4 sub m van de verordening) dienen een weergave te bevatten waaruit blijkt dat:
a. is voorzien in een wijze waarop klachten uit de directe omgeving van de inrichting worden behandeld en op welke wijze het contact met melders van klachten plaatsvindt;
b. is voorzien in een vaste contactpersoon die namens de speelautomatenhal naar de directe omgeving en hulpdiensten optreedt en als zodanig kenbaar is.
c. De ligging en inrichting is zodanig dat er geen overlast ontstaat door bezoekers nabij de ingang.