6.4Het oordeel van de rechtbank
De avond van 29 augustus 2020 heeft het leven van velen volledig veranderd. Gedreven door een psychose, in de overtuiging dat hij in een ‘Gotcha’ game zat en dat zijn moeder dood moest om te voorkomen dat het universum tot stilstand zou komen, pakte de verdachte een mes en doodde zijn moeder. Hij verminkte haar om er zeker van te zijn dat zij niet meer in leven was. Hij stak meermalen met een mes in het lichaam van zijn moeder, sneed haar nek door en de borstkast open en haalde vervolgens meerdere organen uit het lichaam. Vervolgens heeft hij -vanuit dezelfde psychotische beleving- getracht zichzelf te verminken. Een van de politiemensen heeft de verwonding in de hals van de verdachte dichtgehouden om te voorkomen dat hij zelf het leven zou laten.
Voor de achterneef, de buurtgenoten, alsook de politieagenten en ambulancemedewerkers die ongewild (directe) ooggetuigen zijn geweest, is dit een schokkende ervaring geweest, zo blijkt uit hun verklaringen. Een gebeurtenis als deze brengt gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de samenleving.
De verdachte heeft daarnaast groot verdriet toegebracht aan zijn broer [nabestaande 3] , zijn zus [nabestaande 1] , zijn stiefvader en de overige familieleden. Uit de verklaringen van de nabestaanden komt [slachtoffer] naar voren als een warme, liefdevolle, zorgzame en betrokken vrouw met een groot verantwoordelijkheidsgevoel. Zij zullen allemaal de rest van hun leven geconfronteerd blijven met niet alleen het gemis, maar ook met de wijze waarop zij hen is ontnomen. Hoe moeilijk dit is, is door verdachtes zus ter zitting treffend verwoord: ‘Mijn moeder had er nog moeten zijn. Niet alleen voor de grote gebeurtenissen die nog gaan volgen in mijn leven, maar juist de kleine dingen die altijd zo vanzelfsprekend waren’. Anderzijds geeft zij ook aan dat ook haar broertje een moeder is verloren en dat zij haar broertje niet ziet als dader, want ‘als hij ook maar een fractie aanwezig was geweest op dat moment, was dit nooit gebeurd’. Ook de stiefvader van de verdachte heeft ter zitting verwoord welke impact het verlies van zijn vrouw heeft op zijn leven en dat van zijn gezin. Het is volgens hem niet te bevatten dat het leven van zijn vrouw is beëindigd door wat zijzelf met liefde heeft grootgebracht.
De verdachte zal moeten leven met het feit dat zijn gedrag heeft geleid tot de dood van zijn moeder. Hij is nog jong en zal de rest van zijn leven door moeten met de gedachte dat hij, door zijn handelen, geen moeder meer heeft, met wie hij een goede en innige band had.
Zoals hiervoor is overwogen is de bewezenverklaarde doodslag strafrechtelijk niet aan de verdachte toe te rekenen, omdat hij in een ernstige psychotische toestand verkeerde, waarvan het ontstaan hem niet kan worden verweten. Er kan aan hem daarom geen straf worden opgelegd. Wel kan de rechtbank een maatregel opleggen, om te voorkomen dat de verdachte opnieuw strafbare feiten pleegt.
Uit de rapportage van het PBC volgt dat wanneer de verdachte opnieuw psychotisch zou worden, moet worden uitgegaan van een verhoogde kans op ernstig gewelddadig gedrag. De deskundigen menen dat de verdachte vooralsnog moet worden beschouwd als kwetsbaar voor psychoses, ook al staat nog niet vast of hij schizofrenie heeft dan wel een voor psychoses gevoelige persoonlijkheidsstructuur. Aangenomen moet worden dat de kans op nieuwe psychoses -en daarmee ook het recidiverisico- toeneemt bij hernieuwd middelengebruik en het niet innemen van antipsychotische medicatie. Gelijktijdige isolatie, een bovenmatige gerichtheid op spiritualiteit/meditatie en mogelijk ook gedurende langere tijd afvallen versterken dit effect. De deskundigen schatten het recidiverisico als matig in, met name in de situatie dat de verdachte in een psychotische toestand verkeert.
Om de kans op herhaling van gewelddadig gedrag te doen verminderen, is het volgens de deskundigen van het PBC noodzakelijk dat de verdachte langdurig in psychiatrische zorg, behandeling en begeleiding blijft, zodat nieuwe psychoses kunnen worden voorkomen en
-indien zij toch optreden- zo snel mogelijk worden herkend en behandeld. Het evalueren, aanpassen en continueren van de antipsychotische medicatie, zo mogelijk in depotvorm, is hierbij vooralsnog een vereiste, alsook het toezien op abstinentie van alcohol en drugs. Verder is het volgens de deskundigen nodig dat de verdachte en zijn omgeving psycho-educatie krijgen, dat er een nauwkeurige delictanalyse plaatsvindt, dat een signaleringsplan en terugvalpreventieplan worden opgesteld, dat zijn copingvaardigheden worden uitgebreid en dat de verdachte -in de fase van de resocialisatie- geholpen wordt bij het inrichten van zijn leven voor wat betreft opleiding of werk, huisvesting en het uitbreiden van zijn sociale netwerk, ook om sociale isolatie te voorkomen. Het beschreven traject dient te starten met een opname in een forensische kliniek, met daarna een ambulant vervolg. Bij het klinische deel wordt het beveiligingsniveau van een forensisch psychiatrische kliniek (hierna: FPK) toereikend geacht voor de verdachte, gelet op zijn risicoprofiel. Volgens de deskundigen kan dit het beste gerealiseerd worden binnen het kader van een TBS met voorwaarden. De verdachte heeft toegezegd te zullen meewerken aan een dergelijk kader en de voorwaarden te zullen naleven.
Ook de reclassering acht de TBS-maatregel met voorwaarden uitvoerbaar. Op grond van de aard en ernst van de problematiek van de verdachte in relatie tot het plegen van delicten wordt de verdachte beschouwd als iemand die een plaatsing nodig heeft binnen een FPK alwaar er, na een aanvullend diagnostisch onderzoek inzake de mogelijke aanwezigheid van een schizofrene ontwikkeling dan wel een voor psychoses gevoelige persoonlijkheidsstructuur, er een afdoende behandeling gestart wordt al dan niet medicamenteus ondersteund, teneinde de kans op recidive te verminderen. De reclassering acht het advies van het PBC om de verdachte te plaatsen in een kliniek met een gemiddeld beveiligingsniveau, niveau 2, niet voldoende, omdat niet onwaarschijnlijk is dat de verdachte, als de ernst van het aan hem tenlastegelegde volledig tot hem doordringt, een depressie of een posttraumatische stress stoornis ontwikkelt. Naast de TBS met voorwaarden adviseert de reclassering in haar rapport aan de verdachte een GVM op te leggen conform artikel 38z Sr. Met deze maatregel kan de verdachte, na beëindiging van de TBS-maatregel, in een forensisch kader worden ondersteund, begeleid en gemonitord door de reclassering.
De verdachte kan worden geplaatst bij FPK Inforsa te Amsterdam.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling noodzakelijk maakt. De rechtbank zal aan de verdachte de TBS-maatregel met voorwaarden opleggen. De pathologie van de verdachte, zijn huidige functioneren en de risico’s maken volgens de deskundigen van het PBC dat de oplegging van dwangverpleging niet noodzakelijk wordt geacht. De maatregel van TBS met voorwaarden is volgens hen afdoende om het recidiverisico in te perken. Daarnaast voldoet de TBS met voorwaarden aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in relatie tot de problematiek zoals die op dit moment door de deskundigen bij de verdachte is geconstateerd. Hoewel het basisdelict zeer ernstig is, ziet de rechtbank hierin geen contra-indicatie voor het opleggen van een TBS met voorwaarden, zoals door de officier van justitie is gerequireerd.
De rechtbank stelt vast dat aan de formele voorwaarden voor het opleggen van TBS met voorwaarden is voldaan. Bij de verdachte was tijdens het begaan van het bewezenverklaarde feit sprake van een ziekelijke stoornis. Daarnaast is sprake van een misdrijf waarop in de wet een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld. Tevens eist de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel.
De rechtbank zal daarbij aan de verdachte de voorwaarden opleggen zoals opgenomen in het eerder genoemde reclasseringsrapport.
De rechtbank overweegt voorts dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom, na een eventuele omzetting, een periode van vier jaar te boven gaan.
Nu er, gelet op de inhoud van de rapportage van het PBC, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal de rechtbank bevelen dat de gestelde voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
De rechtbank ziet ook aanleiding om naast de TBS aan de verdachte een GVM op te leggen in de zin van artikel 38z Sr. De rechtbank acht de oplegging van deze maatregel noodzakelijk ter bescherming van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen. Door deze maatregel wordt het mogelijk dat de verdachte, na het beëindigen van de TBS-maatregel, langdurig kan worden ondersteund, begeleid en gemonitord door de reclassering.