Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
[gedaagde],
1.De procedure
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de akte houdende wijziging van eis (aanvulling subsidiaire grondslag) van Whitel;
- de akte houdende in geding brengen producties van Whitel;
- de akte naar aanleiding van eiswijziging van [gedaagde] ;
- de rolbeslissing van 27 november 2019;
- de akte inhoudelijk verweer vermeerderde eis van [gedaagde] ;
- de akte houdende in geding brengen producties van Whitel;
- de producties 30 tot en met 32 van [gedaagde] ;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 10 december 2020.
3.Het geschil
4.De beoordeling
met betrekking tot de vordering tegen [bedrijfsnaam gedaagde]
1.074,00(1,0 punt × tarief € 1.074,00)
“(...)
Het gaat (…) om benadeling van een schuldeiser van een vennootschap door het onbetaald en onverhaalbaar blijven van diens vordering. Ter zake van deze benadeling zal naast de aansprakelijkheid van de vennootschap mogelijk ook, afhankelijk van de omstandigheden van het concrete geval, grond zijn voor aansprakelijkheid van degene die als bestuurder (i) namens de vennootschap heeft gehandeld dan wel (ii) heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de vennootschap haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt. In beide gevallen mag in het algemeen alleen dan worden aangenomen dat de bestuurder jegens de schuldeiser van de vennootschap onrechtmatig heeft gehandeld waar hem, mede gelet op zijn verplichting tot een behoorlijke taakuitoefening als bedoeld in art. 2:9 BW, een voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt (…).
2.685,00(2,5 punten × tarief € 1.074,00)