In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 18 juni 2021 uitspraak gedaan in een verzoek van een werkneemster, aangeduid als [verzoekster], tegen haar werkgever, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid VISHANDEL [naam]. De werkneemster verzocht om herstel van haar arbeidsovereenkomst of, subsidiair, om een billijke vergoeding van € 38.251,20 bruto, na een gedeeltelijke opzegging van haar arbeidsovereenkomst door de werkgever. De werkgever had toestemming van het UWV verkregen voor een deeltijdontslag, wat de werkneemster betwistte. De kantonrechter oordeelde dat het UWV niet in strijd met de wet had gehandeld en dat de ontslagvergunning terecht was afgegeven. De kantonrechter concludeerde dat er geen voldragen a-grond was voor het verzoek tot herstel van de arbeidsovereenkomst, en dat de werkneemster niet tijdig had verzocht om herstel. De kantonrechter wees de verzoeken van de werkneemster af en veroordeelde haar in de proceskosten van de werkgever, begroot op € 747,00.