Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[verzoeker] ,
[verzoekster],
1.De procedure
- het verzoekschrift met productie 1 tot en met 35;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 8 juli 2020;
- het verweerschrift met productie 1 tot en met 8;
- de mondelinge behandeling van 14 oktober 2020.
3.De feiten
“Geachte vennoten,
- Na ontvangst van het bedrag ad € 50.000,- ineens zal de (actieve) incasso van het restant van de vordering worden gestaakt;
- Het restant van de vordering komt namelijk te vallen onder het eerste hypotheekrecht van de ING op uw woonhuis aan [adres] te [woonplaats] . Dit betekent, dat indien de woning in de toekomst wordt verkocht en er naast het openstaande saldo van uw ING-hypotheeklening een surplus overblijft, dit surplus zal worden gebruikt ter verdere inlossing van de zakelijke vordering. Mocht er dan nog een restvordering zijn, dan wordt het restant van de zakelijke vordering definitief door de ING gekweten.
4.Het geschil
5.De beoordeling
Ontvankelijkheid
Nu met de AVG niet is beoogd de rechten van natuurlijke personen op bescherming van hun persoonsgegevens (ten opzichte van de Wbp) te beperken, gelden de hiervoor vermelde uitgangspunten ook voor de verwerking van persoonsgegevens krachtens de AVG (zie ook Hof ’s-Hertogenbosch 6 augustus 2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:2536).
actieveaflossingsverplichting van [verzoekers] aan ING en heeft als gevolg daarvan betekenis voor de opeisbaarheid van de vordering, maar de vordering van ING is daardoor niet komen te vervallen en is daarmee dus ook niet ten einde gekomen. [verzoekers] heeft ook geen (concrete) feiten en omstandigheden gesteld die het oordeel rechtvaardigen dat hij erop mocht vertrouwen dat het dossier bij ING was afgewikkeld in de zin van een finale kwijting van de schuld. Het voorgaande betekent dat het grootste deel van de vordering (een bedrag van € 96.547,99 op 20 augustus 2019 – en inmiddels meer) nog open staat maar dat van een
actieveaflossingsplicht op dit moment geen sprake is.
1.086,00(2,0 punt × tarief II € 543,00)