Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding van 22 februari 2021 met producties 1 tot en met 4;
- productie 5 aan de zijde van [eisende partij] , ingekomen ter griffie bij e-mail van 10 maart 2021;
- de pleitnota van [gedaagde partij] , ingekomen ter griffie bij e-mail van 15 maart 2021;
- de mondelinge behandeling op 16 maart 2021.
2.De feiten
De voorzieningenrechter
3.Het geschil
4.De beoordeling
Spoedeisend belang en zaak geschikt om te beslissen in kort geding
aan de hand van documentatie aannemelijk te maken”.
4.4. Nu aannemelijk is dat [gedaagde partij] eigenaar is van [naam pony] en mede-eigenaar van [naam vosmerrie] zullen de vorderingen tot afgifte worden toegewezen als na te melden. [eisende partij] heeft gesteld dat hij niet aan de vorderingen tot afgifte kan voldoen omdat hij zowel [naam pony] als [naam vosmerrie] heeft verkocht en geleverd aan derden, maar deze blote, niet door concrete feiten, omstandigheden en/of stukken geschraagde stelling kan niet - althans niet zonder meer - aan een veroordeling tot afgifte in de weg staan. [eisende partij] heeft dienaangaande ter zitting desgevraagd ook geen concrete en verifieerbare informatie kunnen verstrekken over de persoon van de koper van [naam vosmerrie] , anders dan dat mevrouw [C.] , [eisende partij] met de opkoper in contact heeft gebracht. Dit betekent dat bij de vraag of de paarden daadwerkelijk zijn verkocht voorshands de nodige vraagtekens kunnen worden geplaatst, gelijk [gedaagde partij] ook doet. De voorzieningenrechter is van oordeel dat vooralsnog het uitgangspunt heeft te gelden dat, bij gebreke van concrete aanwijzingen voor het tegendeel, [eisende partij] nog steeds de beschikkingsmacht heeft over de [naam pony] en [naam vosmerrie] . [eisende partij] zal worden veroordeeld tot afgifte van de beide dieren, tenzij hij binnen twee weken na betekening van het vonnis aan de hand van documentatie (alsnog) aannemelijk maakt dat de paarden inderdaad in eigendom aan derden zijn overgedragen. In dat geval zal [eisende partij] ook geen dwangsommen verbeuren. Ter zitting heeft [gedaagde partij] desgevraagd verklaard dat hij de paarden na afgifte ervan door [eisende partij] zal stallen in [plaats stalling paarden] . Nu ten aanzien van [naam vosmerrie] vaststaat dat partijen dit paard in mede eigendom hebben, zal [eisende partij] worden veroordeeld om het paard [naam vosmerrie] binnen twee weken na betekening van het vonnis terug te plaatsen in de weide aan de [adres weide] te [plaats weide] . Indien partijen het vervolgens niet eens kunnen worden over de plaats waar het dier gestald dient te blijven dan staat het hen vrij om op voet van artikel 3:168 lid 2 BW aan de Kantonrechter te vragen terzake het beheer van [naam vosmerrie] een beheerregeling vast te stellen.
1.016,00