Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- het verzoekschrift met bijlagen 1 t/m 13;
- een verweerschrift met bijlagen A t/m P;
- een brief van 10 maart 2021 van mr. Hoogeveen met bijlage 14;
- een brief van 11 maart 2021 van mr. Wiarda met bijlage Q;
- de mondelinge behandeling op 14 maart 2021 en de pleitnota’s van beide gemachtigden.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
Billijke vergoeding
Of en in hoeverre rekening wordt gehouden met het inkomen dat de werknemer zou hebben genoten als de opzegging zou zijn vernietigd hangt af van de omstandigheden van het geval. Tot die omstandigheden behoort de mate waarin de werkgever van het einde van het dienstverband een verwijt kan worden gemaakt. Bij het bepalen van de omvang van de billijke vergoeding dient bovendien de eventueel aan de werknemer toekomende transitievergoeding en/of vergoeding wegens onregelmatige opzegging te worden betrokken.
€ 4.858,95 bruto per maand. Uitgaande van negen maanden voor het vinden van een soortgelijke dienstbetrekking, bedraagt de inkomstenderving € 138.168,36 bruto. [verweerster] heeft aan [verzoeker] reeds een gefixeerde schadevergoeding en transitievergoeding betaald van afgerond € 100.000,- bruto. De kantonrechter acht alles in overweging nemende een billijke vergoeding tot een bedrag van € 60.000,- bruto op zijn plaats. Tezamen met de reeds uitgekeerde gefixeerde schadevergoeding en transitievergoeding, en in acht nemend dat [verzoeker] nog niet heel lang in dienst was bij [verweerster] , acht de kantonrechter dit een toereikende compensatie voor de nadelige gevolgen van het ontslag.