3.1.Uit het aan het primaire besluit ten grondslag liggend rapport Wmo van
21 oktober 2019 blijkt dat de consulent zowel SGL als Novizorg geschikt vindt omdat beiden over voldoende kennis over autisme en somatische klachten beschikken. Wel dienen de begeleiders zich aan te passen aan eiser, met name omdat hij alles letterlijk neemt en dienen de begeleiders zich er van bewust te zijn dat eiser niet alles benoemt en hem geregeld moeten vragen of alles goed is. Er bestaat geen dagopvang waar de begeleiding 1 op 1 wordt gegeven, dit zou ook niet betaalbaar zijn. Eiser heeft inmiddels een pgb begeleiding individueel. Eiser wil kleinschalige dagopvang, maar dat was bij Oase ook niet kleinschalig. Daaruit blijkt volgens de consulent dat eiser wel in staat wordt geacht in grootschalige dagopvang te functioneren, wanneer de begeleiders op de hoogte zijn van de eerder vermelde punten. Bij Oase waren geen rustruimtes, waaruit blijkt dat dit wenselijk en niet noodzakelijk is. Beide dagopvangen beschikken over een rustruimte voor een beperkt aantal cliënten, aldus de consulente.
4. Verweerder heeft bij het bestreden besluit het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en zich op het standpunt gesteld dat de door HSB aangeboden vorm van dagbesteding voldoende passend is hetgeen blijkt uit navraag bij de drie aanbieders van dagbesteding (Novizorg, SGL en Oase) tijdens de bezwaarprocedure. Eisers voorkeur voor Artidé als dagopvang kan aan deze conclusie niet afdoen. Uit de verklaring van een medewerkster van Artidé tijdens de hoorzitting blijkt dat sprake is van een gemêleerde groep van personen. Verder zijn de begeleiders bij Artidé wel geschoolde verpleegkundigen, maar niet specifiek opgeleid voor begeleiding van mensen met autisme. Verweerder acht het daarbij niet strikt noodzakelijk dat geschoold personeel aanwezig is, hoewel dat bij het merendeel van de aanbieders wel het geval is.
5. Eiser heeft in beroep kort samengevat aangevoerd dat de dagbesteding bij Oase, Novizorg en SGL niet geschikt voor hem is en dat de dagbesteding bij Artidé wel geschikt is.
Verweerder houdt onvoldoende rekening met de complexe problematiek van eiser. De voorgestelde dagbestedingslocaties zijn allemaal uitgeprobeerd en de conclusie was dat deze niet passend zijn. Verweerder heeft onvoldoende onderzoek gedaan of hetgeen de dagbestedingslocaties hebben verklaard daadwerkelijk correct is en passend is voor eiser en heeft daarmee niet voldaan aan de vergewisplicht. Eiser heeft verder aangevoerd dat de dagbesteding bij HSB geen algemene voorziening, maar een maatwerkvoorziening is omdat verweerder onderzoek naar de persoonskenmerken, behoeften en mogelijkheden heeft gedaan. Eiser heeft in dat kader verwezen naar twee uitspraken van de rechtbank Limburg (van 18 mei 2018, ECLI:NL:RBLIM:2018:4613 respectievelijk 10 maart 2020, ECLI:NL:RBLIM:2020:1908) waarin begeleiding door HSB respectievelijk dagopvang van HSB niet kan worden aangemerkt als algemene voorziening omdat geen sprake was van een globaal, maar van een diepgaand onderzoek waarbij wordt gekeken naar de individuele omstandigheden en behoeften. Nu sprake is van een maatwerkvoorziening heeft eiser de keuzevrijheid voor een pgb. Er is al geoordeeld dat de moeder van eiser en haar partner in staat zijn om het pgb-VV vanuit de Zorgverzekeringswet te beheren zodat voldaan is aan artikel 2.3.6. van de Wmo en aan eiser een pgb verstrekt moet worden. 6. In geschil is of verweerder op goede gronden eiser de dagbesteding als algemene voorziening heeft kunnen aanbieden om tegemoet te komen aan zijn hulpvraag en die van zijn ouders.
7. Ingevolge artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wmo 2015 wordt verstaan onder:
- algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning.
- maatschappelijke ondersteuning: het ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving.
- maatwerkvoorziening: op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen: ten behoeve van zelfredzaamheid, daaronder begrepen kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorger, het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen.
8. HSB biedt dagbesteding aan als algemene voorziening. De rechtbank heeft bij uitspraak van 10 maart 2020 (ECLI:NL:RBLIM:2020:1908) overwogen dat de dagopvang van HSB geen algemene voorziening is, maar een maatwerkvoorziening. Verweerder heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. 9. De rechtbank is wederom van oordeel dat verweerder naar aanleiding van eisers aanvraag voor een andere dagbestedingslocatie een meer dan globaal onderzoek heeft verricht naar de individuele omstandigheden en behoeften van eiser. Dit blijkt niet alleen uit het IG1P1R, waarin uitvoerig per leefgebied is uiteengezet wat voor beperkingen eiser ondervindt en welke ondersteuning hij nodig heeft, maar ook uit het onderzoek dat verweerder zowel in de primaire fase als in de bezwaarfase bij de betreffende dagbestedingslocaties heeft verricht. Verweerder heeft bij de dagbestedingslocaties specifiek navraag gedaan of aan de persoonskenmerken, behoeften en mogelijkheden van eiser kon worden voldaan, waarbij verweerder de ervaringen van eiser bij Oase en bij het bezoek bij SGL bij de vraagstelling heeft betrokken. Daarmee is geen sprake geweest van een globaal maar van een diepgaand onderzoek. Naar het oordeel van de rechtbank betekent dit dat de dagbesteding een maatwerkvoorziening is en op grond van artikel 2.3.6, eerste lid, van de Wmo 2015 de keuze voor een pgb bestaat.
10. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten, zelf in de zaak te voorzien of een bestuurlijke lus toe te passen omdat verweerder de omvang van de dagopvang en het daaraan gekoppelde pgb nader zal moeten vaststellen. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
11. Eiser heeft verzocht om vergoeding van schade, zijnde een aanvullend pgb met terugwerkende kracht vanaf 12 november 2019 omdat vanaf dat moment de aanvullende zorg door Artidé is verleend, vermeerderd met wettelijke rente. De kosten van de dagopvang bij Artidé zijn betaald door een derde (‘weldoener’). Ter zitting heeft de moeder van eiser medegedeeld dat sprake is geweest van een schenking. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding dan ook af omdat onvoldoende is komen vast te staan dat eiser concreet schade heeft geleden.
12. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
13. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van
€ 534,- en een wegingsfactor 1). Tevens veroordeelt de rechtbank verweerder tot betaling van de reiskosten voor het bijwonen van de zitting ter hoogte van € 18,26 op basis van openbaar vervoer tweede klas.