ECLI:NL:RBLIM:2021:2550

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 maart 2021
Publicatiedatum
24 maart 2021
Zaaknummer
03/263383-19, 03/190925-20, 03/037649-20, 03/021193-20, 03/194398-20 en 03/190768-20
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld en diefstallen gepleegd door een verdachte in Sittard-Geleen

Op 23 maart 2021 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, die betrokken was bij meerdere strafbare feiten, waaronder openlijk geweld en diefstal. De verdachte, bijgestaan door mr. L.J.L.M. Dacier, werd beschuldigd van het plegen van openlijk geweld tegen [slachtoffer 1] op 17 oktober 2019 in Sittard-Geleen, waarbij hij een significante bijdrage heeft geleverd door het geweld te filmen. Daarnaast was de verdachte betrokken bij verschillende diefstallen, waaronder het stelen van snorfietsen en een elektrische fiets, en het voorhanden hebben van gestolen goederen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte welbewust had deelgenomen aan het openlijk geweld en dat de diefstallen wettig en overtuigend bewezen konden worden. De rechtbank legde een combinatie van straffen op, waaronder een leerstraf en een werkstraf, en bepaalde dat de verdachte zich moest houden aan bijzondere voorwaarden, waaronder toezicht door de jeugdreclassering. De benadeelde partijen, waaronder [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], dienden schadevergoedingsvorderingen in, die gedeeltelijk werden toegewezen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een licht verstandelijke beperking.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Familie en jeugd - jeugdstrafrecht
Parketnummers: 03/263383-19;
03/190925-20 (ter terechtzitting gevoegd);
03/037649-20 (ter terechtzitting gevoegd);
03/021193-20 (ter terechtzitting gevoegd);
03/194398-20 (ter terechtzitting gevoegd);
03/190768-20 (ter terechtzitting gevoegd).
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken van 23 maart 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]
wonende te [adres 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. L.J.L.M. Dacier, advocaat kantoorhoudende te Heerlen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9 maart 2021. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Tevens is gehoord een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Bureau Jeugdzorg Limburg, afdeling jeugdreclassering. Verder is verschenen
mr. J.B.G. Gelissen, waarnemend voor mr. C.J.M. Dreessen, als gemachtigde namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] .

2.De tenlasteleggingen

De tenlasteleggingen zijn als bijlagen aan dit vonnis gehecht.
De verdenkingen komen er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
In de zaak met parketnummer 03/263383-19:
op 17 oktober 2019 in de gemeente Sittard-Geleen openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] .
In de zaak met parketnummer 03/190925-20:
op 12 december 2019 in de gemeente Sittard-Geleen, al dan niet samen met een ander of anderen, een snorfiets heeft weggenomen van [slachtoffer 2] , door middel van braak en/of verbreking.
In de zaak met parketnummer 03/037649-20:
op 7 januari 2020 in de gemeente Sittard-Geleen, al dan niet samen met een ander of anderen, een elektrische fiets heeft weggenomen van [slachtoffer 3] , dan wel deze heeft geheeld.
In de zaak met parketnummer 03/021193-20:
op 20 januari 2020 in de gemeente Sittard-Geleen, al dan niet samen met een ander of anderen, geprobeerd heeft een scooter van [slachtoffer 4] weg te nemen.
In de zaak met parketnummer 03/194398-20:
feit 1: op 21 januari 2020 in de gemeente Sittard-Geleen, al dan niet samen met een ander of anderen, een bromfiets heeft geheeld;
feit 2: op 21 januari 2020 in de gemeente Sittard-Geleen handschoenen van Hornbach heeft weggenomen;
feit 3: op 21 januari 2020 in de gemeente Sittard-Geleen, al dan niet samen met een ander of anderen, een betonschaar heeft weggenomen, dan wel geprobeerd heeft een betonschaar van Hornbach weg te nemen.
In de zaak met parketnummer 03/190768-20:
op 13 februari 2020 in de gemeente Sittard-Geleen, al dan niet samen met een ander of anderen, een snorfiets heeft geheeld.
.
De rechtbank zal het onder parketnummer 03/021193-20 tenlastegelegde verbeterd lezen in die zin dat “ [naam 1] ” wordt vervangen door “ [slachtoffer 4] ” en het onder parketnummer 03/194398-20 verbeterd lezen in die zin dat “ [type nummer 1] ” wordt vervangen door “ [type nummer 2] ”.
De verdachte is door deze verbeteringen, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde in de zaak onder parketnummer 03/263383-19 wettig en overtuigend bewezen kan worden, met uitzondering van dat het tenlastegelegde letsel door de verdachte is veroorzaakt.
De officier van justitie heeft verder geconcludeerd dat het tenlastegelegde onder de parketnummers 03/190925-20; 03/037649-20 primair; 03/021193-20; 03/194398-20 feit 1, 2 en feit 3 primair en 03/190768-20 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de tenlastegelegde feiten in de zaken met parketnummers 03/190925-20, 03/021193-20, 03/194398-20 feit 2 en 03/190768-20 gerefereerd.
De raadsman heeft verder aangevoerd dat de verdachte in de zaak met parketnummer 03/263383-19 dient te worden vrijgesproken. Het filmen van het einde van de geweldpleging is naar mening van de raadsman onvoldoende om te spreken van een substantiële bijdrage van de verdachte aan het tenlastegelegde geweld.
In de zaak met parketnummer 03/037649-20 heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken, nu de verdachte pas bij de staandehouding erachter kwam dat de fiets gestolen was.
In de zaak met parketnummer 03/194398-20 heeft de raadsman bepleit dat de verdachte ten aanzien van feit 1 dient te worden vrijgesproken, aangezien de verdachte de bijrijder was en geen wetenschap of vermoeden had dat de scooter was gestolen. Ten aanzien van het tenlastegelegde onder feit 3 heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde. De betonschaar heeft het terrein van Hornbach niet verlaten, zodat sprake is van een poging, het subsidiair tenlastegelegde.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
In de zaak met parketnummer 03/263383-19 [1] :
- de aangifte van [slachtoffer 1] [2] ;
- het proces-verbaal van bevindingen camerabeelden [3] ;
- de verklaring van de verdachte bij de politie [4] ,
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd op de zitting van 9 maart 2021 [5] .
De verdachte erkent het tegen het slachtoffer gepleegde openlijke geweld door [medeverdachte 1] , maar betwist dat zijn rol daarbij, het filmen, zodanig was dat er sprake was van het in vereniging plegen van openlijk geweld. De rechtbank overweegt hieromtrent:
De verdachte heeft de medeverdachte [medeverdachte 1] in het stadspark ontmoet, waarbij ook nog andere personen aanwezig waren. [medeverdachte 1] zegt tegen de aanwezigen dat aangever [slachtoffer 1] , zijn ex-vriendin – dan 3 dagen de vriendin van [medeverdachte 1] – slecht zou hebben behandeld tijdens hun relatie.
Toen [slachtoffer 1] vervolgens in het stadspark kwam, kreeg hij meteen een klap van [medeverdachte 1] . De verdachte heeft gezien dat [medeverdachte 1] vervolgens [slachtoffer 1] nog meer klappen gaf met zijn vuisten en hij wist dat [slachtoffer 1] zwaar hartpatiënt is. De verdachte gaat volgens eigen zeggen dan aan de andere kant van het gebouw staan waar de mishandeling plaatsvindt, en hoort dat [slachtoffer 1] nog steeds wordt mishandeld. Vervolgens keert hij weer terug naar het tweetal en filmt op verzoek van [medeverdachte 1] het geweld door [medeverdachte 1] , op dat moment bestaande uit het in de nekklem houden van [slachtoffer 1] , met zijn telefoon.
Uit het filmpje blijkt dat de verdachte van dichtbij filmt, waarbij [medeverdachte 1] zich meermaals richt tot de verdachte dat hij dichterbij moet filmen en zich ook richt tot de camera en zijn vriendin voor wie dit filmpje bestemd was, waarbij hij zegt: “Schat maak je geen zorgen deze jongen gaat je niks meer doen”. Te horen is ook dat een stem, waarvan later blijkt dat dit de stem van de verdachte is, zegt “ O ja”, "Ja hier hier hier. Vol er op. Hoe voelt dat om", waarna ingezoomd wordt op het gezicht van het slachtoffer en gezegd wordt "Ik zit er vol op."
Duidelijk is dat voor het slachtoffer het filmen heeft bijgedragen aan de bedreigende situatie waarin hij zich bevond. Maar ook anderszins moet worden vastgesteld dat de verdachte zich niet alleen niet gedistantieerd heeft van het handelen van [medeverdachte 1] , maar ook dat hij diens handelen in sterke mate heeft geaccepteerd en daarbij heeft aangesloten door te (blijven) filmen, nadat er al het nodige geweld door in elk geval [medeverdachte 1] was toegepast. De verdachte heeft daarnaast door het op verzoek filmen van het geweld en zijn uitlatingen die hoorbaar zijn op het filmpje in sterke mate bijgedragen aan een sfeer van (verdere) ontremming bij [medeverdachte 1] . Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de verdachte welbewust heeft deelgenomen aan het openlijk geweld, en daaraan bovendien een zodanig significante bijdrage heeft geleverd dat hij moet worden aangemerkt als medepleger. Dat de verdachte uit vrees voor [medeverdachte 1] heeft gehandeld, is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden.
De raadsman heeft nog verwezen naar de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam (ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ6830). In deze zaak heeft het hof echter overwogen dat niet uit te sluiten was dat de medeverdachten en de slachtoffers zich er niet eens van bewust waren dat de verdachte aan het filmen was. In de onderhavige zaak waren zowel medeverdachte [medeverdachte 1] als het slachtoffer [slachtoffer 1] zich wel degelijk bewust dat de verdachte aan het filmen was. Sterker, de verdachte filmde uitdrukkelijk op verzoek van de medeverdachte terwijl het filmpje bedoeld was om anderen – in elk geval de vriendin van [medeverdachte 1] – te laten zien dat [slachtoffer 1] werd mishandeld. Op het filmpje is bovendien te zien dat [slachtoffer 1] gekweld in de camera kijkt en is te zien en te horen dat de verdachte “Vol er op” filmt.
In de zaak met parketnummer 03/190925-20 [6] :
De aangifte van [naam 2] namens [slachtoffer 2] [7]
Ik ben gerechtigd om namens de benadeelde aangifte te doen van diefstal van snorfiets, merk Piaggio, type Ciao 25 KM/H, kleur geel en voorzien van het kenteken [kenteken 1] .
Op donderdag 12 december 2019, omstreeks 22:00 uur heb ik de snorfiets gestald voor de woning, gelegen [adres 2] te Sittard, ter hoogte van [nummer 3] . Ik had de snorfiets afgesloten met een kabelslot. Ik was nog bij mijn vriend toen ik een telefoontje kreeg van een andere vriend dat de snorfiets niet meer voor de woning op het [adres 2] te Sittard stond.
De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] [8]
O = opmerking verbalisant
A = antwoord verdachte
O: Op 12 december 2019 werd een bromfiets weggenomen. Dit betrof een Vespa model.
O: Ik toon u de foto van de weggenomen bromfiets.
A: Ja ik weet waar jij het over hebt. Op enig moment was ik met mijn vriendin bij het ABC complex te Sittard en [verdachte] vroeg aan mij de bromfiets van de vader van [verdachte] mee te nemen. Deze stond bij de afhaalchinees [naam 3] [adres 2] . Deze heb ik opgehaald. [verdachte] heeft deze gestart. Hij heeft mij laten zien hoe dat moest. [verdachte] en ik reden naar deze brommer bij de afhaalchinees.
A: Hij had zo'n kraantje opengedraaid, schijnbaar benzine. Toen hoefde ik alleen maar op een knopje te duwen.
De verklaring van getuige [getuige 1] [9]
M= mededeling verbalisant
V= vragen verbalisant
A= antwoord verdachte
M: U wordt verdacht van heling cq een diefstal van een bromfiets, gepleegd op
12 december 2019, tussen 22:00 uur en 23:30 uur.
A: Ik kan me wel wat herinneren van die dag. We waren buiten met een groep vrienden. Daar zei [verdachte] tegen [medeverdachte 2] , loop even mee, want mijn scooter staat daar. Toen zijn ze met zijn tweeën die scooter daar gaan pakken, die gele. …
Toen we daar buiten aankwamen, kwamen [medeverdachte 2] en [verdachte] met die gele scooter, ook bij het ABC-complex buiten.
V: Toen jullie vanuit het ABC complex naar huis gingen, wie had toen de scooter?
A: [verdachte] .
M: De scooter waar je het net over had, is van diefstal afkomstig. Deze diefstal zou zijn gepleegd op het [adres 2] te Sittard. De snorfiets die daar weggenomen is, betrof een Piaggio Ciao.
V: Hoe komt u erbij dat die snorfiets van [verdachte] zou zijn?
A: Omdat [verdachte] zei dat die van zijn vader is, dus van zijn eigen huis is.
M: Ik toon aan de verdachte de foto van de weggenomen bromfiets, die als bijlage bij het proces-verbaal van aangifte is gevoegd onder nummer [nummer 4]
A: Het is inderdaad die scooter, waar ik het net over had.
In de zaak met parketnummer 03/037649-20 [10] :
De aangifte van [slachtoffer 3] [11]
Op donderdag 28 november 2019, omstreeks 07.15 uur, wilde ik naar mijn werk met mijn fiets. Ik zag dat mijn paarse Union elektrische fiets niet meer in de berging stond van het woningcomplex waar ik woon aan de [adres 3] te Geleen. Ik had op 27 november 2019 de accu er van afgehaald.
Bijlage goederen [nummer 6]
Fiets Union
kleur Paars
Framenummer [nummer 5]
Elektrische fiets.
De verklaring van getuige [getuige 2] [12] Op dinsdag 7 januari 2020, omstreeks 22:00 uur, zag ik dat 2 personen over de [adres 4] te Sittard met een fiets liepen. Ik zag dat een persoon de fiets vast had en dat een persoon er naast liep. Ik zag dat de persoon die de fiets vast had de fiets aan de achterzijde omhoog tilde.
Het proces-verbaal van bevindingen [13]
Op dinsdag 7 januari 2020, om 22.15 uur, ontvingen wij de melding om te gaan naar de [adres 4] te Sittard omdat daar twee mannen waren gezien die een fiets aan het dragen waren. Op dinsdag 7 januari 2020, om 23.00 uur, nam ik, verbalisant [naam 4] , de fiets, die de mannen bij zich hadden, in beslag. Ik zag dat dit een donkerpaarse damesfiets was van het merk Union. Ik zag dat de fiets [nummer 5] als framenummer had. Ik zag dat dit een elektrische fiets betrof, waar geen accu bij aanwezig was.
De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3] [14] A: Ik zag al bijna een week geleden dat die fiets daar al stond. Ik bedoel dan in de struiken tegenover het oude ziekenhuis te Sittard. Ik liep daar gisteravond weer langs en zag dat de fiets daar weer op dezelfde plaats lag. Ik wilde hier zelf op gaan fietsen.
V: Wie was er bij je?
A: [verdachte] of [verdachte] .
V: Waren jullie samen toen jullie de fiets aantroffen?
A: Ja en toen hebben we hem mee genomen.
V: Wat is het aandeel van [verdachte] in deze?
A: [verdachte] heeft in het begin de fiets nog aan de achterzijde omhoog gehouden. Ik heb de fiets vanuit de struiken rechtop gezet. Toen de fiets voor [verdachte] te zwaar werd hebben we de fiets op de kop gezet en de binnenband los gemaakt. Toen kon de fiets weer rollen en heb ik de fiets voort geduwd.
Conclusie
De rechtbank is op grond van voornoemde bewijsmiddelen van oordeel dat de verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan de primair tenlastegelegde diefstal van de fiets.
In de zaak met parketnummer 03/021193-20 [15] :
- het proces-verbaal van bevindingen [16] ;
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd op de zitting van 9 maart 2021 [17] .
In de zaak met parketnummer 03/194398-20 [18] :
- Feit 1:
De aangifte van [slachtoffer 5] [19] :
Ik doe aangifte van diefstal van mijn afgesloten creme kleurige bromscooter, merk
AGM, voorzien van het kenteken [kenteken 2] .
Op zaterdag 18 januari 2020 omstreeks 02.30 uur vertrok ik vanuit de woning van een
vriend aan de [adres 5] te Sittard. Dit betreft een flatgebouw. Mijn bromscooter stond gestald op de openbare weg bij de fietsenstalling bij de ingang van de flat.
Op zaterdag 18 januari 2020 omstreeks 09.00 uur zag de zoon van mijn vriend dat mijn
bromscooter niet meer op de plek stond waar ik deze had achtergelaten.
Bijlage goederen
Voertuig : Bromfiets (Bromscooter)
Merk/type : [type nummer 2]
Kenteken : [kenteken 2]
Chassisnummer : [nummer 7]
De kennisgeving van inbeslagneming [20]
Inbeslagneming
Plaats : [adres 6] Geleen, binnen de gemeente Sittard-Geleen
Datum en tijd : 21 januari 2020 te 17:00 uur
Omstandigheden : aangetroffen op terrein van Hornbach
Voertuig : Bromfiets (Bromscooter)
Merk/type : [type nummer 2]
Kleur : Wit
Kenteken : [kenteken 2]
Chassisnummer : [nummer 7]
Het proces-verbaal van bevindingen [21]
Op donderdag 2 juli 2020 was ik verbalisant belast met het uitlezen van de data van
een mobiele telefoon, eigendom van verdachte [medeverdachte 2] . Tijdens het uitlezen van de data zag ik twee foto's van een van een zwarte scooter en een van een beige/witte scooter. Ik verbalisant herkende deze scooters als zijnde de scooters genoemd in de aangiftes onder proces-verbaal nummer [nummer 8] (zwarte scooter) en [nummer 9] (witte scooter).
Het proces-verbaal van bevindingen [22]
Dat [verdachte] samen met [medeverdachte 2] op een witte scooter was gekomen met het Nederlandse kenteken [kenteken 2] .
De aangifte van Hornbach, door [aangever 1] [23] ;
Op dinsdag 21 januari 2019 was ik aan het werk als Interne Dienst medewerker/
Beveiligingsbeambte bij de Hornbach te Geleen. Omstreeks 19.00 uur was ik bezig met het opslaan van beeldmateriaal van een aanhouding eerder deze dag en kwam tot de constatering dat deze personen alvorens hun bezoek aan onze winkel, ook al eens binnen waren geweest.
Omstreeks 15:31 uur zag ik dat er drie personen kwamen aangereden op scooters.
Ik zag dat verdachte 02, [verdachte] , kwam aangereden op de wit/bruinkleurige scooter met daar achterop zittend verdachte 03, [medeverdachte 2] .
Het proces-verbaal van bevindingen [24] ;
Ik verbalisant [naam 5] heb op maandag 10 februari 2020 omstreeks 19.00 uur de
camerabeelden van de winkeldiefstal gepleegd bij de Hornbach gelegen aan de
[adres 7] te Geleen uitgelezen. Hetgeen ik op de videobeelden zie komt overeen met wat [aangever 1] in de aangifte verklaard.
De aangifte van Hornbach, door [aangever 2] [25]
Op dinsdag 21 januari 2020 om 15.56 uur was ik aan het werk als Interne Dienst medewerker/ Beveiligingsbeambte bij de Hornbach te Geleen.
Ik zei tegen persoon 02 dat ik een hevige benzine lucht ruik afkomstig van hem.
Ik keek de camerabeelden na en zag dat alle 3 de personen via een scooter naar Hornbach kwamen.
Ik zag op de camerabeelden dat persoon 03 een wit kleurige scooter bestuurder met persoon 02 achterop.
Ik zag dat mijn collega [aangever 1] de winkelontzeggingen aan het voorbereiden was.
Ik zag op dat moment persoon 02 en persoon 03 de benen nemen en door de winkel wegrenden.
Ik hoorde persoon 01 mij nog vertellen dat de reden waarom persoon 02 en persoon 03 wegrenden was omdat zij met 2 gestolen scooters hier waren en dat zij gisteren nog waren gepakt door de politie en 9 uur op het politiebureau hadden moeten verblijven.
Verdachte 02
Naam : [verdachte]
Het proces-verbaal van bevindingen [26] :
Ik verbalisant [naam 5] heb op maandag 10 februari 2020 omstreeks 18.00 uur de camerabeelden van de winkeldiefstal gepleegd bij de Hornbach gelegen aan de [adres 7] te Geleen uitgelezen. Hetgeen ik op de videobeelden zie komt overeen met wat [aangever 2] in de aangifte vermeld.
De verklaring van verdachte bij de politie [27]
V: Met welke scooter waren jullie?
A: Een witte. Die was van [medeverdachte 2] .
V: Wie reed?
A: [naam 6] ofzo. [medeverdachte 2] en ik hebben allebei op die scooter gereden
.V: Op welke scooter reed jij?
A: Op een witte.
De verklaring van de verdachte afgelegd op de zitting van 9 maart 2021 [28]
[medeverdachte 2] had wel vaker gestolen scooters.
Overweging ten aanzien van het bewijs
Uit de camerabeelden die door de medewerkers van Hornbach, [aangever 1] en [aangever 2] , zijn bekeken en beschreven en die blijkens het proces-verbaal van bevindingen ook overeenkomen met die beschrijving, volgt dat zowel de verdachte als de medeverdachte de gestolen scooter hebben bestuurd. De verdachte verklaart dat de scooter van de medeverdachte [medeverdachte 2] was, maar ook dat hij wist dat deze wel vaker gestolen scooters had. [naam 6] heeft tegen de medewerker van Hornbach, [aangever 2] , verklaard - nadat de verdachte en [medeverdachte 2] waren weggerend - dat de reden hiervan was dat zij met twee gestolen scooters waren. De rechtbank acht de verklaring van de medewerker van Hornbach, [aangever 2] , betrouwbaar, te meer nu hij tevens aangeeft dat [naam 6] verklaart dat verdachte en [medeverdachte 2] de dag daarvoor al door de politie waren opgepakt, hetgeen juist is (betrof aanhouding in verband met poging diefstal brommer op 20 januari 2020).
Conclusie
De rechtbank is op grond van voornoemde bewijsmiddelen en hetgeen zij daarover heeft overwogen, van oordeel dat de verdachte wist, in ieder geval in de zin van voorwaardelijk opzet, dat het om een gestolen scooter ging.
De rechtbank is van oordeel dat opzetheling wettig en overtuigend bewezenverklaard kan worden.
  • Feit 2:
  • de aangifte van Hornbach
- het proces-verbaal van bevindingen [30] ;
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd op de zitting van 9 maart 2021 [31] .
- Feit 3:
De aangifte van Hornbach door [aangever 2] [32]
Op dinsdag 21 januari 2020 om 15.56 uur was ik aan het werk als Interne Dienst medewerker/Beveiligingsbeambte bij de Hornbach te Geleen.
Ik zag omstreeks 15:56 uur via de camera 3 jongere jongens van rond de 18 jaar oud binnen komen lopen.
Ik zag alle 3 de personen stoppen voor het schap met betonscharen.
Ik zag persoon 02 vervolgens een kleine grip tang uit het schap wegnemen.
Ik zag persoon 03 zich bukken en een betonschaar t.w.v. 60,50 Euro uit het schap wegnam.
Ik zag persoon 02 en persoon 03 met de betonschaar in handen over het middenpad lopen.
Ik zag persoon 02 en persoon 03 het hekwerk in de gaten hield.
Ik zag persoon 02 en persoon 03 met de betonschaar t,w v 60,50 Euro in zijn linker hand het hekwerk benaderen ter hoogte van de fietsen- scooterstalling.
Ik zag persoon 03 langs het hekwerk lopen.
Ik zag dat persoon 03 niet langer in het bezit was van de betonschaar.
Ik zag persoon 02 tevoorschijn komen langs het hekwerk af.
Ik zag dat persoon 02 de betonschaar in handen had.
Ik zag dat persoon 02 deze voorzichtig plaatste voor de noodpoort onderaan de kier.
Ik zag persoon 03 kijkgedrag vertonen en in het rond liep.
Ik zag dat persoon 03 en persoon 02 wegliepen.
Ik zag persoon 02 omkijken richting het hekwerk waar hij de betonschaar had klaargelegd.
Ik zag persoon 01 van buiten af het hekwerk benaderen ter hoogte van waar persoon 02 en persoon 03 zich begaven.
Ik zag persoon 01 weglopen van het hekwerk.
Ik zag persoon 02 en persoon 03 richting de kassa’s lopen.
Ik zag persoon 02 en persoon 03 de kassa s passeren zonder ook maar iets ter betaling aan te
bieden.
Ik zag persoon 02 richting het hekwerk lopen ter hoogte van waar hij de betonschaar had geplaatst.
Ik zag persoon 02 reiken naar de betonschaar.
Ik zag beweging komen in de betonschaar. Ik zag op dat zelfde moment dat persoon 02 mijn collega en mijzelf had gezien en meteen begon weg te rennen.
Verdachte 02
Naam : [verdachte]
Het proces-verbaal van bevindingen [33] :
Ik verbalisant [naam 5] heb op maandag 10 februari 2020 omstreeks 18.00 uur de camera
beelden van de winkeldiefstal gepleegd bij de Hornbach gelegen aan de [adres 7]
te Geleen uitgelezen. Het betrof de diefstal van een betonschaar. Hetgeen ik op de video beelden zie komt overeen met wat [aangever 2] in de aangifte vermeld.
De bekennende verklaring van de verdachte afgelegd op de zitting van 9 maart 2021 [34]
Op de vraag: “Klopt het dat de betonschaar uit het vak is gepakt bij Hornbach, dat jij deze bij het hek hebt neergelegd, dat jij vervolgens langs de kassa naar buiten bent gegaan met de bedoeling om de betonschaar te pakken? “
Verdachte: dat klopt.
Overweging ten aanzien van het bewijs
Voor een veroordeling ter zake van (voltooide) diefstal van een aan een ander toebehorend goed - een en ander als bedoeld in art. 310 Sr - is onder meer vereist dat de dader zich een zodanige feitelijke heerschappij over dat goed heeft verschaft dan wel dit zodanig aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende heeft onttrokken dat de wegneming van het goed als voltooid kan gelden. Door de betonschaar uit het schap te nemen, daarmee naar het buitenterrein van Hornbach te lopen en deze bij het hek c.q. de noodpoort gereed te leggen met de bedoeling om deze na het verlaten van de winkel aan de buitenzijde van het hek mee te nemen, is de betonschaar zodanig aan de feitelijke heerschappij van Hornbach onttrokken en hebben de verdachte en de medeverdachte zodanig de feitelijke heerschappij over de betonschaar verkregen, dat de wegneming daarvan - in de zin van art. 310 Sr - was voltooid. Dat de betonschaar nog niet onder de poort/het hekwerk vandaan was gehaald, maakt dat niet anders.
Conclusie
Dat betekent dat op grond van de bewijsmiddelen en wat hierover is overwogen, de diefstal van de betonschaar bewezen kan worden verklaard.
In de zaak met parketnummer 03/190768-20:
- de aangifte van [aangever 3] [35] ;
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd op de zitting van 9 maart 2021 [36] .
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
in de zaak met parketnummer 03/263383-19:
op 17 oktober 2019 in de gemeente Sittard-Geleen openlijk, te weten in het stadspark, op of aan de openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten
[slachtoffer 1] , welk geweld bestond uit het:
- slaan tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] en
- meermalen slaan en/of stompen en schoppen en/of trappen tegen het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] , terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag en
- bij de nek vastpakken en vasthouden en vastklemmen van die [slachtoffer 1] , terwijl [medeverdachte 1] , medeverdachte, bovenop die [slachtoffer 1] zat,
en het, op verzoek van verdachtes mededader, maken van opnames met een telefoon van de gepleegde geweldshandelingen;
in de zaak met parketnummer 03/190925-20:
op 12 december 2019 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen tezamen en in vereniging met een ander een snorfiets (Piaggio Ciao, [kenteken 1] ), toebehorende aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking;
in de zaak met parketnummer 03/037649-20:
op 7 januari 2020 te Sittard, in elk geval in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander een elektrische damesfiets (merk Union), toebehorende aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
in de zaak met parketnummer 03/021193-20:
op 20 januari 2020 in de gemeente Sittard-Geleen tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om een scooter, toebehorende aan [slachtoffer 4] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en dat weg te nemen goed onder hun bereik te brengen door middel van verbreking met voornoemd opzet doende is geweest om een kettingslot waarmee die scooter afgesloten was door te knippen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
in de zaak met parketnummer 03/194398-20:
1
op 21 januari 2020 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander een bromfiets ( [type nummer 2] , [kenteken 2] ) heeft voorhanden gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2
op 21 januari 2020 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen werkhandschoenen toebehorende aan Hornbach, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
op 21 januari 2020 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen tezamen en in vereniging met anderen een betonschaar toebehorende aan Hornbach, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
in de zaak met parketnummer 03-190768-20:
op 13 februari 2020 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander een goed, te weten een snorfiets (Sym Mio 50) heeft voorhanden gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
In de zaak met parketnummer 03/263383-19:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
In de zaak met parketnummer 03/190925-20:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
In de zaak met parketnummer 03/037649-20:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
In de zaak met parketnummer 03/021193-20:
poging diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
In de zaak met parketnummer 03/194398-20:
feit 1: opzetheling;
feit 2: diefstal;
feit 3: diefstal door twee of meer verenigde personen.
In de zaak met parketnummer 03/190768-20:
Opzetheling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit/de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De psycholoog drs. H.E.W. Koornstra heeft over de geestvermogens van de verdachte op
29 januari 2020 een rapport uitgebracht. De rechtbank komt op basis van de in dat rapport vervatte bevindingen en het daarin vervatte advies niet tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit.
De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Als bijzondere voorwaarden heeft de officier van justitie gevorderd de bijzondere voorwaarden op te leggen zoals die door de Raad voor de Kinderbescherming in het rapport zijn geadviseerd.
Daarnaast vordert de officier van justitie aan de verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 140 uren, te weten de leerstraf So-Cool voor de duur van 40 uren en een werkstraf voor de duur van 100 uren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft -gelet op de verzochte vrijspraken en het tijdsverloop- verzocht enkel de leerstraf So-Cool op te leggen in combinatie met een voorwaardelijke werkstraf, met daaraan gekoppeld de geadviseerde bijzondere voorwaarden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich in een tijdsbestek van ongeveer 4 maanden schuldig gemaakt aan een achttal strafbare feiten. Waarbij opvallend is dat de verdachte, nadat hij op
20 januari 2020 door de politie wordt betrapt op en gehoord wordt over een poging tot diefstal van een scooter met een betonschaar, op 21 januari 2020, op een gestolen scooter naar Hornbach gaat, onder meer om een betonschaar te stelen. Politiecontacten hebben hem dus niet weerhouden van het opnieuw plegen van strafbare feiten.
De verdachte heeft zich ten eerste op 17 oktober 2019 schuldig gemaakt aan het openlijk in vereniging plegen van geweld jegens het slachtoffer. De medeverdachte meende dat hij het slachtoffer “een lesje moest leren” dan wel moest “straffen” voor hetgeen het slachtoffer de vriendin van de medeverdachte - volgens haar verhalen - zou hebben “aangedaan”. Het slachtoffer is geslagen en geschopt waarna de verdachte het in de nekklem houden van het slachtoffer door de medeverdachte heeft gefilmd met zijn telefoon, waarbij de verdachte met zijn opmerkingen de medeverdachte verder opzweepte in zijn emoties en hij het slachtoffer van zeer kortbij filmde. Als gevolg daarvan is voor het slachtoffer een extra bedreigende situatie ontstaan. Waarbij bovendien mee speelde dat het slachtoffer hartpatiënt is, hetgeen de verdachte wist. Bovendien werd het slachtoffer te kennen gegeven niet naar de politie te gaan en geen namen te noemen en is gedreigd dat hij niet veilig zou zijn als hij dat wel zou doen. Het filmpje is niet alleen gemaakt, maar ook verspreid.
Dit is een vorm van zinloos geweld en een zeer ernstig strafbaar feit tegen een kwetsbaar slachtoffer.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte zeer verwerpelijk heeft gehandeld door de geweldpleging te filmen. Daarbij getuigt het handelen van de verdachte, als ook de opmerkingen die de verdachte nadien over de openlijke geweldpleging op sociale media heeft gemaakt, van weinig respect voor het slachtoffer. De verdachte heeft door zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit, de gezondheid en de veiligheidsgevoelens van het slachtoffer.
Vervolgens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een viertal diefstallen (van een snorfiets, fiets, werkhandschoenen en een betonschaar), een poging diefstal van een scooter en een tweetal opzethelingen (van een bromfiets en snorfiets). Diefstallen zijn ergerlijke feiten die overlast en schade veroorzaken. Uit het handelen van de verdachte spreekt minachting voor andermans eigendom. De verdachte heeft bij deze gepleegde feiten alleen gedacht aan wat het hem zou opleveren, zonder daarbij aan de gevoelens en de belangen van de slachtoffers te denken.
De persoon van de verdachte
Bij de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op de inhoud van het Uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 3 februari 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder met de politie en justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank houdt ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die op de zitting zijn besproken en zoals die ook volgen uit de rapportage van de psycholoog drs. H.E.W. Koornstra van 29 januari 2020 en uit de rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: raad) van 16 februari 2021. Uit de psychologische rapportage blijkt dat er bij de verdachte sprake is een gebrekkige ontwikkeling in de zin van een licht verstandelijke beperking en een zich ontwikkelende vermijdende problematiek ten gevolge van onverwerkte rouw. De psycholoog adviseert de ten laste gelegde openlijke geweldpleging in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. Het recidive-risico wordt als laag ingeschat bij voldoende begeleiding en tot matig indien er (wederom) te weinig zicht op het gedrag van de verdachte komt.
De raad heeft in het rapport van 16 februari 2021 geadviseerd de verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. Ook adviseert de raad om de leerstraf So Cool op te leggen, met daarnaast een voorwaardelijke werkstraf en een verplichte jeugdreclasseringsmaatregel, met bijzondere voorwaarden.
De straf
De rechtbank gaat bij het bepalen van de straf uit van de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte voor de hiervoor bewezenverklaarde openlijke geweldpleging. De rechtbank houdt er voorts rekening mee dat bij het bepalen van de strafmaat verschillende belangen een rol spelen. Aan de ene kant moet recht worden gedaan aan de ernst van de feiten en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers (vergelding), aan de andere kant moet rekening gehouden worden met de persoon van de verdachte en het belang dat de maatschappij heeft bij een afdoening die voorkomt dat de verdachte opnieuw in de fout gaat (preventie).
De rechtbank heeft acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), zoals die gelden voor dit soort feiten.
De rechtbank houdt tevens rekening met artikel 63 Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank zal, alles overwegend, aan de verdachte opleggen de leerstraf So-Cool voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie. Daarnaast zal de rechtbank aan de verdachte opleggen een werkstraf voor de duur van 150 uren, waarvan 100 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank zal daarbij als bijzondere voorwaarden opleggen dat de verdachte zich moet melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang de jeugdreclassering dat nodig vindt en dat hij zich gedurende de proeftijd zal moeten houden aan de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de jeugdreclassering, ook als dat inhoudt meewerken aan hulpverleningstrajecten en meewerken aan controle op drugsgebruik.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert in de zaak met parketnummer 03/263383-19 een schadevergoeding van € 10.054,50, bestaande uit € 1.505,00 aan materiële schade, € 474,50 aan reiskosten en € 8.075,00 aan immateriële schade. Dit alles te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 oktober 2019. Daarnaast vordert de benadeelde partij vergoeding van de proceskosten, tot op heden bepaald op € 250,00, zijnde de eigen bijdrage rechtsbijstand. Eveneens verzoekt de benadeelde partij de verdachte hoofdelijk voor de schadevergoeding te veroordelen en om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de materiële schade kan worden toegewezen, voor wat betreft de kosten ten aanzien van het horloge
(€ 275,00) en de telefoon (€ 930,00), tot een bedrag van € 1.205,00. De vordering ten aanzien van de ketting en het trainingsvest acht de officier van justitie onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij dient ten aanzien van deze bedragen niet-ontvankelijk te worden verklaard. Ten aanzien van de gevorderde reiskosten heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de reiskosten tot een bedrag van € 31,10 kunnen worden toegewezen. De reiskosten van en naar het station zijn onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij dient ten aanzien van dit bedrag niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De kosten rechtsbijstand en de reiskosten naar de advocaat van in totaal € 264,35 acht de officier van justitie voor toewijzing vatbaar. De officier van justitie is verder van mening dat de vordering immateriële schade gematigd dient te worden tot een bedrag van € 2.500,00.
De officier van justitie heeft gevorderd de door haar toewijsbaar geachte bedragen, te vermeerderen met de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en hoofdelijke toewijzing. Voor het overige, waaronder eveneens de toekomstige schade, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat die onvoldoende concreet is.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard vanwege de bepleite vrijspraak en subsidiair dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering dient te worden verklaard omdat de vordering vanwege de complexiteit een onevenredige belasting van het strafproces oplevert. Meer subsidiair voert de raadsman aan dat voor wat betreft de hoogte van de vordering dient te worden aangesloten bij de bedragen die zijn toegewezen bij de medeverdachte,
[medeverdachte 1] , namelijk een bedrag van € 531,10, alsmede de kosten voor de procedure begroot op € 276,89. Nog meer subsidiair voert de raadsman aan dat het door de officier van justitie gevorderde bedrag voor wat betreft de reiskosten kan worden toegewezen. Het bedrag aan immateriële schade dient aanzienlijk te worden gematigd. De benadeelde partij dient ten aanzien van de vordering toekomstige schade niet-ontvankelijk te worden verklaard. Voor het overige dient de vordering van de benadeelde partij te worden afgewezen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de bewijsmiddelen en de vordering van de benadeelde partij, vast komen te staan dat de benadeelde partij schade heeft geleden als gevolg van het onder parketnummer 03/263383-19 bewezen verklaarde handelen.
Ten aanzien van de materiele schade overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank overweegt dat uit de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van het horloge en de telefoon onvoldoende duidelijk is geworden dat de schade niet via een reparatie zou kunnen worden hersteld, zodat deze vordering niet aanstonds kan worden toegewezen. Het strafproces leent zich niet voor een verdere behandeling van de vordering tot schadevergoeding, omdat daardoor het strafgeding onevenredig zou worden belast. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in deze vorderingen niet-ontvankelijk verklaren, en bepalen dat de benadeelde partij de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank is verder van oordeel dat nu niet is komen vast te staan dat schade aan de ketting en het trainingsvest een gevolg is van het bewezenverklaarde feit, deze vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Ten aanzien van de reiskosten naar het station is de rechtbank van oordeel dat nu deze wordt betwist, deze vordering niet aanstonds kan worden toegewezen. Het strafproces leent zich niet voor een verdere behandeling van de vordering tot schadevergoeding, omdat daardoor het strafgeding onevenredig zou worden belast. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in deze vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De reiskosten met betrekking tot het bezoek van de stiefvader en de reiskosten naar de huisarts en de EMDR-therapie komen als rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde feit en nu deze voldoende zijn onderbouwd, voor toewijzing in aanmerking, zijnde een bedrag van € 31,10.
Over de door de benadeelde partij gevorderde reiskosten in verband met bezoeken aan zijn advocaat en de rechtbank overweegt de rechtbank het volgende. Dergelijke kosten zijn niet aan te merken als schade die rechtstreeks is geleden door het strafbare feit, maar als proceskosten (zie: ECLI:NL:HR:2017:653 en ECLI:NL:HR:2018:2338). De rechtbank zal deze kosten dus betrekken bij de beslissing over de proceskosten op grond van artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering.
Verder is de rechtbank van oordeel dat aan de benadeelde partij door het bewezen
verklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht, nu de aard en de ernst van de
normschending meebrengen dat de lichamelijke en geestelijke integriteit van de benadeelde
partij is aangetast. De rechtbank acht genoegzaam aangetoond dat sprake is van een zodanige
inbreuk dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank is
echter van oordeel dat de gevorderde schadevergoeding dient te worden gematigd. Gelet op de schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen, begroot de rechtbank de immateriële schade op € 2.000,- en acht dit bedrag billijk gelet op alle omstandigheden van het geval. De rechtbank zal het meer gevorderde afwijzen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor wat betreft de toekomstige schade
niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
Wettelijke rente
De vergoeding van de materiële en immateriële schade zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 oktober 2019, de datum van het bewezenverklaarde.
Hoofdelijk aansprakelijk
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Proceskosten
De rechtbank is van oordeel dat de reiskosten in verband met de bezoeken aan de advocaat en de gevorderde kosten rechtsbijstand van in totaal € 266,74 (€ 16,74 en € 250,00) kunnen worden toegewezen als proceskosten.
Nu de benadeelde partij geen zitting heeft bijgewoond, zullen de gevorderde reiskosten in verband met de zitting worden afgewezen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op te leggen voor wat betreft de materiële schade en de immateriële schade, beiden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 oktober 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
7.5
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert in de zaak met parketnummer 03/190925-20 een schadevergoeding van € 200,00 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.6
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft volledige - hoofdelijke - toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.7
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering door de benadeelde partij onvoldoende is onderbouwd en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij, dan wel afwijzing van de vordering.
7.8
Het oordeel van de rechtbank
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde feit rechtstreeks materiële schade heeft geleden. De rechtbank acht het gevorderde bedrag alleszins redelijk en billijk, zodat de rechtbank de vordering zal toewijzen.
7.9
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert in de zaak met parketnummer 03/037649-20 een schadevergoeding van € 250,00 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft volledige - hoofdelijke - toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.11
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij, vanwege de bepleite vrijspraak, het ontbreken van causaal verband, dan wel een onvoldoende onderbouwing van de vordering, in haar vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
7.12
Het oordeel van de rechtbank
Uit de aangifte van de benadeelde partij blijkt dat de fiets op 28 november 2019 is gestolen in Munstergeleen. De verdachte en zijn medeverdachte hebben de fiets op 7 januari 2020 in Sittard gestolen. Niet is vast komen te staan dat de schade aan de fiets een rechtstreeks gevolg is van de diefstal van de fiets door de verdachte en de medeverdachte op
7 januari 2020. De rechtbank zal de vordering om die reden niet-ontvankelijk verklaren.
7.13
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5]
De benadeelde partij [slachtoffer 5] vordert in de zaak met parketnummer 03/194398-20 een schadevergoeding van € 550,00 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.14
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij onvoldoende is onderbouwd. Zij vordert de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
7.15
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij, vanwege de bepleite vrijspraak, het ontbreken van causaal verband, dan wel een onvoldoende onderbouwing van de vordering, in zijn vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
7.16
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de door de benadeelde gestelde materiële schade onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij om die reden afwijzen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 47, 63, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 310, 311, 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de bewezenverklaarde feiten tot een taakstraf in de vorm van de
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht,
  • veroordeelt de verdachte voor de bewezenverklaarde feiten tot een taakstraf in de vorm van een
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 75 dagen, waarvan 50 dagen voorwaardelijk;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze taakstraf in mindering zal worden gebracht, naar rato van twee uren per dag;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt de volgende
  • dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd op de door de gecertificeerde instelling, te weten Bureau Jeugdzorg Limburg, te bepalen tijdstippen zal
  • geeft de gecertificeerde instelling
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
-
wijst in de zaak met parketnummer 03/263383-19 de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , gedeeltelijk toe
  • en veroordeelt de verdachte
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • verklaart de benadeelde partij in zijn vordering ten aanzien van de materiële schade met betrekking tot het horloge en de telefoon en de reiskosten naar het station
  • verklaart de benadeelde partij in zijn vordering ten aanzien van de materiële schade te weten de ketting het trainingsvest en de toekomstige schade
  • wijst afde vordering van de benadeelde partij voor zover het betreft het meer gevorderde bedrag ter zake de immateriële schade;
  • veroordeelt de verdachte in de
  • wijstde overige gevorderde proceskosten
    af;
  • legt aan de verdachte de
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de staat te betalen;
-
wijst in de zaak met parketnummer 03/190925-20 de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] , volledig toe
  • en veroordeelt de verdachte
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op
  • legt aan de verdachte de
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de staat te betalen;
-
verklaart in de zaak met parketnummer 03/037649-20 de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] , niet-ontvankelijk;
-
wijst in de zaak met parketnummer 03/194398-20 de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] , af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.W. Nobis, voorzitter, mr. S.A.M.C. van de Winkel en mr. drs. E.J.M. Boogaard-Derix, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.A.W. Graus, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 23 maart 2021.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
In de zaak met parketnummer 03/263383-19:
hij op of omstreeks 17 oktober 2019 in de gemeente Sittard-Geleen openlijk, te weten in het stadspark, in elk geval op of aan de openbare weg en/of openbare ruimte en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] , welk geweld bestond uit het:
- meermalen, althans eenmaal, slaan en/of stompen tegen het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] en/of
- meermalen, althans eenmaal, slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen tegen het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] , terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag en/of
- bij de nek (vast)pakken en/of (vast)houden en/of (vast)klemmen van die [slachtoffer 1] (ook toen die [slachtoffer 1] het bewustzijn verloor), terwijl [medeverdachte 1] , (mede)verdachte, bovenop die [slachtoffer 1] zat, en het (hierbij), op verzoek van verdachtes mededader(s), maken van opnames
(met een telefoon) van de gepleegde geweldshandelingen,
terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten verwondingen in het gezicht en/of striemen in de nek en/of verwondingen op de rug en/of een tand door de lip, voor die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 141 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
In de zaak met parketnummer 03/190925-20:
hij op of omstreeks 12 december 2019 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een snorfiets (Piaggio Ciao, [kenteken 1] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
In de zaak met parketnummer 03/037649-20:
hij op of omstreeks 7 januari 2020 te Sittard, in elk geval in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (elektrische dames)fiets (merk Union), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 januari 2020 te Sittard, in elk geval in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een (elektrische dames)fiets heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen,
terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
In de zaak met parketnummer 03/021193-20:
hij op of omstreeks 20 januari 2020 in de gemeente Sittard-Geleen tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een scooter, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een
ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam 1] ,
weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking
met voornoemd opzet doende is geweest om een kettingslot waarmee die scooter afgesloten was door te knippen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
In de zaak met parketnummer 03/194398-20:
1
hij op of omstreeks 21 januari 2020 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een bromfiets ( [type nummer 1] , [kenteken 2] ) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 21 januari 2020 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen werkhandschoenen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Hornbach, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 21 januari 2020 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een betonschaar, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan Hornbach, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 januari 2020 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een betonschaar, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan Hornbach, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
- de betonschaar uit het schap heeft/hebben gepakt, en/of
- daarmee in de richting van het hekwerk is/zijn gelopen, en/of
- de betonschaar voor de noodpoort onderaan de kier heeft/hebben gelegd, en/of
- vervolgens weg is/zijn gelopen en de kassa's heeft/hebben gepasseerd, en/of
- van buitenaf naar het hekwerk waar de betonschaar lag is/zijn gelopen, en/of
- naar de klaargelegde betonschaar heeft/hebben gereikt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
In de zaak met parketnummer 03-190768-20:
hij op of omstreeks 13 februari 2020 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een snorfiets (Sym Mio 50) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Limburg, districtsrecherche Zuid-West-Limburg, onderzoeksnummer: [nummer 10] , gesloten d.d. 21 november 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 229.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 17 oktober 2019, pagina’s 115 tot en met 116.
3.Het proces-verbaal van bevindingen camerabeelden van 20 oktober 2019, pagina’s 165 tot en met 166.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte van 5 november 2019, pagina’s 55 tot en met 61.
5.Proces-verbaal van de terechtzitting van 9 maart 2021.
6.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Limburg, district Zuid-West-Limburg, basisteam Westelijke Mijnstreek, proces-verbaalnummer [nummer 11] , gesloten d.d. 20 augustus 2020, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 35.
7.Proces-verbaal van aangifte van 25 januari 2020, pagina’s 4 tot en met 7.
8.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 2] van 13 februari 2020, pagina’s 12 tot en met 14.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 9 maart 2020, pagina’s 22 tot en met 28.
10.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Limburg, district Zuid-West-Limburg, basisteam Westelijke Mijnstreek, proces-verbaalnummer [nummer 12] , gesloten d.d. 9 januari 2020, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 34.
11.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 8 januari 2020, pagina’s 10 tot en met 12.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 8 januari 2020, pagina’s 4 tot en met 5.
13.Proces-verbaal van bevindingen van 8 januari 2020, pagina’s 6 tot en met 7.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] van 8 januari 2020, pagina’s 27 tot en met 32.
15.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Limburg, district Zuid-West-Limburg, basisteam Westelijke Mijnstreek, proces-verbaalnummer : [nummer 13] , gesloten d.d. 25 januari 2020, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 46.
16.Proces-verbaal van bevindingen van 20 januari 2020, pagina’s 13 tot en met 14.
17.Proces-verbaal van de terechtzitting van 9 maart 2021.
18.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Limburg, district Zuid-West-Limburg, basisteam Westelijke Mijnstreek, proces-verbaalnummer [nummer 14] , gesloten d.d. 11 augustus 2020, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 68.
19.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] van 19 januari 2020, pagina’s 21 tot en met 28.
20.Kennisgeving van inbeslagneming van 21 januari 2020, pagina’s 63 tot en met 64.
21.Proces-verbaal van bevindingen van 4 juli 2020, pagina’s 29 tot en met 31.
22.Het proces-verbaal van bevindingen van 21 januari 2020, pagina’s 6 tot en met 7.
23.Aangifteformulier winkeldiefstal van Hornbach van 31 januari 2020, pagina’s 8 tot en met 12;
24.Het proces-verbaal van bevindingen van 10 februari 2020, pagina 36.
25.Aangifteformulier winkeldiefstal van Hornbach van 21 januari 2020, pagina’s 13 tot en met 17;
26.Het proces-verbaal van bevindingen van 10 februari 2020, pagina 35.
27.Proces-verbaal verhoor verdachte van 14 februari 2020, pagina’s 43 tot en met 46.
28.Proces-verbaal van de terechtzitting van 9 maart 2021.
29.Aangifteformulier winkeldiefstal van Hornbach van 31 januari 2020, pagina’s 8 tot en met 12.
30.Het proces-verbaal van bevindingen van 10 februari 2020, pagina 36.
31.Proces-verbaal van de terechtzitting van 9 maart 2021.
32.Aangifteformulier winkeldiefstal van Hornbach van 21 januari 2020, pagina’s 13 tot en met 17.
33.Het proces-verbaal van bevindingen van 10 februari 2020, pagina 35.
34.Proces-verbaal van de terechtzitting van 9 maart 2021.
35.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] van 11 februari 2020, opgemaakt door politie Limburg, district Zuid-West-Limburg, basisteam Westelijke Mijnstreek, proces-verbaalnummer [nummer 15] , pagina’s 8 tot en met 12.
36.Proces-verbaal van de terechtzitting van 9 maart 2021.