3.3Het oordeel van de rechtbank
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
In de zaak met parketnummer 03/263383-19:
- de aangifte van [slachtoffer 1];
- het proces-verbaal van bevindingen camerabeelden;
- de verklaring van de verdachte bij de politie,
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd op de zitting van 9 maart 2021.
De verdachte erkent het tegen het slachtoffer gepleegde openlijke geweld door [medeverdachte 1] , maar betwist dat zijn rol daarbij, het filmen, zodanig was dat er sprake was van het in vereniging plegen van openlijk geweld. De rechtbank overweegt hieromtrent:
De verdachte heeft de medeverdachte [medeverdachte 1] in het stadspark ontmoet, waarbij ook nog andere personen aanwezig waren. [medeverdachte 1] zegt tegen de aanwezigen dat aangever [slachtoffer 1] , zijn ex-vriendin – dan 3 dagen de vriendin van [medeverdachte 1] – slecht zou hebben behandeld tijdens hun relatie.
Toen [slachtoffer 1] vervolgens in het stadspark kwam, kreeg hij meteen een klap van [medeverdachte 1] . De verdachte heeft gezien dat [medeverdachte 1] vervolgens [slachtoffer 1] nog meer klappen gaf met zijn vuisten en hij wist dat [slachtoffer 1] zwaar hartpatiënt is. De verdachte gaat volgens eigen zeggen dan aan de andere kant van het gebouw staan waar de mishandeling plaatsvindt, en hoort dat [slachtoffer 1] nog steeds wordt mishandeld. Vervolgens keert hij weer terug naar het tweetal en filmt op verzoek van [medeverdachte 1] het geweld door [medeverdachte 1] , op dat moment bestaande uit het in de nekklem houden van [slachtoffer 1] , met zijn telefoon.
Uit het filmpje blijkt dat de verdachte van dichtbij filmt, waarbij [medeverdachte 1] zich meermaals richt tot de verdachte dat hij dichterbij moet filmen en zich ook richt tot de camera en zijn vriendin voor wie dit filmpje bestemd was, waarbij hij zegt: “Schat maak je geen zorgen deze jongen gaat je niks meer doen”. Te horen is ook dat een stem, waarvan later blijkt dat dit de stem van de verdachte is, zegt “ O ja”, "Ja hier hier hier. Vol er op. Hoe voelt dat om", waarna ingezoomd wordt op het gezicht van het slachtoffer en gezegd wordt "Ik zit er vol op."
Duidelijk is dat voor het slachtoffer het filmen heeft bijgedragen aan de bedreigende situatie waarin hij zich bevond. Maar ook anderszins moet worden vastgesteld dat de verdachte zich niet alleen niet gedistantieerd heeft van het handelen van [medeverdachte 1] , maar ook dat hij diens handelen in sterke mate heeft geaccepteerd en daarbij heeft aangesloten door te (blijven) filmen, nadat er al het nodige geweld door in elk geval [medeverdachte 1] was toegepast. De verdachte heeft daarnaast door het op verzoek filmen van het geweld en zijn uitlatingen die hoorbaar zijn op het filmpje in sterke mate bijgedragen aan een sfeer van (verdere) ontremming bij [medeverdachte 1] . Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de verdachte welbewust heeft deelgenomen aan het openlijk geweld, en daaraan bovendien een zodanig significante bijdrage heeft geleverd dat hij moet worden aangemerkt als medepleger. Dat de verdachte uit vrees voor [medeverdachte 1] heeft gehandeld, is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden.
De raadsman heeft nog verwezen naar de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam (ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ6830). In deze zaak heeft het hof echter overwogen dat niet uit te sluiten was dat de medeverdachten en de slachtoffers zich er niet eens van bewust waren dat de verdachte aan het filmen was. In de onderhavige zaak waren zowel medeverdachte [medeverdachte 1] als het slachtoffer [slachtoffer 1] zich wel degelijk bewust dat de verdachte aan het filmen was. Sterker, de verdachte filmde uitdrukkelijk op verzoek van de medeverdachte terwijl het filmpje bedoeld was om anderen – in elk geval de vriendin van [medeverdachte 1] – te laten zien dat [slachtoffer 1] werd mishandeld. Op het filmpje is bovendien te zien dat [slachtoffer 1] gekweld in de camera kijkt en is te zien en te horen dat de verdachte “Vol er op” filmt. In de zaak met parketnummer 03/190925-20:
De aangifte van [naam 2] namens [slachtoffer 2]
Ik ben gerechtigd om namens de benadeelde aangifte te doen van diefstal van snorfiets, merk Piaggio, type Ciao 25 KM/H, kleur geel en voorzien van het kenteken [kenteken 1] .
Op donderdag 12 december 2019, omstreeks 22:00 uur heb ik de snorfiets gestald voor de woning, gelegen [adres 2] te Sittard, ter hoogte van [nummer 3] . Ik had de snorfiets afgesloten met een kabelslot. Ik was nog bij mijn vriend toen ik een telefoontje kreeg van een andere vriend dat de snorfiets niet meer voor de woning op het [adres 2] te Sittard stond.
De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2]
O = opmerking verbalisant
A = antwoord verdachte
O: Op 12 december 2019 werd een bromfiets weggenomen. Dit betrof een Vespa model.
O: Ik toon u de foto van de weggenomen bromfiets.
A: Ja ik weet waar jij het over hebt. Op enig moment was ik met mijn vriendin bij het ABC complex te Sittard en [verdachte] vroeg aan mij de bromfiets van de vader van [verdachte] mee te nemen. Deze stond bij de afhaalchinees [naam 3] [adres 2] . Deze heb ik opgehaald. [verdachte] heeft deze gestart. Hij heeft mij laten zien hoe dat moest. [verdachte] en ik reden naar deze brommer bij de afhaalchinees.
A: Hij had zo'n kraantje opengedraaid, schijnbaar benzine. Toen hoefde ik alleen maar op een knopje te duwen.
De verklaring van getuige [getuige 1]
M= mededeling verbalisant
V= vragen verbalisant
A= antwoord verdachte
M: U wordt verdacht van heling cq een diefstal van een bromfiets, gepleegd op
12 december 2019, tussen 22:00 uur en 23:30 uur.
A: Ik kan me wel wat herinneren van die dag. We waren buiten met een groep vrienden. Daar zei [verdachte] tegen [medeverdachte 2] , loop even mee, want mijn scooter staat daar. Toen zijn ze met zijn tweeën die scooter daar gaan pakken, die gele. …
Toen we daar buiten aankwamen, kwamen [medeverdachte 2] en [verdachte] met die gele scooter, ook bij het ABC-complex buiten.
V: Toen jullie vanuit het ABC complex naar huis gingen, wie had toen de scooter?
A: [verdachte] .
M: De scooter waar je het net over had, is van diefstal afkomstig. Deze diefstal zou zijn gepleegd op het [adres 2] te Sittard. De snorfiets die daar weggenomen is, betrof een Piaggio Ciao.
V: Hoe komt u erbij dat die snorfiets van [verdachte] zou zijn?
A: Omdat [verdachte] zei dat die van zijn vader is, dus van zijn eigen huis is.
M: Ik toon aan de verdachte de foto van de weggenomen bromfiets, die als bijlage bij het proces-verbaal van aangifte is gevoegd onder nummer [nummer 4]
A: Het is inderdaad die scooter, waar ik het net over had.
In de zaak met parketnummer 03/037649-20:
De aangifte van [slachtoffer 3]
Op donderdag 28 november 2019, omstreeks 07.15 uur, wilde ik naar mijn werk met mijn fiets. Ik zag dat mijn paarse Union elektrische fiets niet meer in de berging stond van het woningcomplex waar ik woon aan de [adres 3] te Geleen. Ik had op 27 november 2019 de accu er van afgehaald.
Bijlage goederen [nummer 6]
Fiets Union
kleur Paars
Framenummer [nummer 5]
Elektrische fiets.
De verklaring van getuige [getuige 2]Op dinsdag 7 januari 2020, omstreeks 22:00 uur, zag ik dat 2 personen over de [adres 4] te Sittard met een fiets liepen. Ik zag dat een persoon de fiets vast had en dat een persoon er naast liep. Ik zag dat de persoon die de fiets vast had de fiets aan de achterzijde omhoog tilde.
Het proces-verbaal van bevindingen
Op dinsdag 7 januari 2020, om 22.15 uur, ontvingen wij de melding om te gaan naar de [adres 4] te Sittard omdat daar twee mannen waren gezien die een fiets aan het dragen waren. Op dinsdag 7 januari 2020, om 23.00 uur, nam ik, verbalisant [naam 4] , de fiets, die de mannen bij zich hadden, in beslag. Ik zag dat dit een donkerpaarse damesfiets was van het merk Union. Ik zag dat de fiets [nummer 5] als framenummer had. Ik zag dat dit een elektrische fiets betrof, waar geen accu bij aanwezig was.
De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3]A: Ik zag al bijna een week geleden dat die fiets daar al stond. Ik bedoel dan in de struiken tegenover het oude ziekenhuis te Sittard. Ik liep daar gisteravond weer langs en zag dat de fiets daar weer op dezelfde plaats lag. Ik wilde hier zelf op gaan fietsen.
V: Wie was er bij je?
A: [verdachte] of [verdachte] .
V: Waren jullie samen toen jullie de fiets aantroffen?
A: Ja en toen hebben we hem mee genomen.
V: Wat is het aandeel van [verdachte] in deze?
A: [verdachte] heeft in het begin de fiets nog aan de achterzijde omhoog gehouden. Ik heb de fiets vanuit de struiken rechtop gezet. Toen de fiets voor [verdachte] te zwaar werd hebben we de fiets op de kop gezet en de binnenband los gemaakt. Toen kon de fiets weer rollen en heb ik de fiets voort geduwd.
Conclusie
De rechtbank is op grond van voornoemde bewijsmiddelen van oordeel dat de verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan de primair tenlastegelegde diefstal van de fiets.
In de zaak met parketnummer 03/021193-20:
- het proces-verbaal van bevindingen;
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd op de zitting van 9 maart 2021.
In de zaak met parketnummer 03/194398-20:
- Feit 1:
De aangifte van [slachtoffer 5]:
Ik doe aangifte van diefstal van mijn afgesloten creme kleurige bromscooter, merk
AGM, voorzien van het kenteken [kenteken 2] .
Op zaterdag 18 januari 2020 omstreeks 02.30 uur vertrok ik vanuit de woning van een
vriend aan de [adres 5] te Sittard. Dit betreft een flatgebouw. Mijn bromscooter stond gestald op de openbare weg bij de fietsenstalling bij de ingang van de flat.
Op zaterdag 18 januari 2020 omstreeks 09.00 uur zag de zoon van mijn vriend dat mijn
bromscooter niet meer op de plek stond waar ik deze had achtergelaten.
Bijlage goederen
Voertuig : Bromfiets (Bromscooter)
Merk/type : [type nummer 2]
Kenteken : [kenteken 2]
Chassisnummer : [nummer 7]
De kennisgeving van inbeslagneming
Inbeslagneming
Plaats : [adres 6] Geleen, binnen de gemeente Sittard-Geleen
Datum en tijd : 21 januari 2020 te 17:00 uur
Omstandigheden : aangetroffen op terrein van Hornbach
Voertuig : Bromfiets (Bromscooter)
Merk/type : [type nummer 2]
Kleur : Wit
Kenteken : [kenteken 2]
Chassisnummer : [nummer 7]
Het proces-verbaal van bevindingen
Op donderdag 2 juli 2020 was ik verbalisant belast met het uitlezen van de data van
een mobiele telefoon, eigendom van verdachte [medeverdachte 2] . Tijdens het uitlezen van de data zag ik twee foto's van een van een zwarte scooter en een van een beige/witte scooter. Ik verbalisant herkende deze scooters als zijnde de scooters genoemd in de aangiftes onder proces-verbaal nummer [nummer 8] (zwarte scooter) en [nummer 9] (witte scooter).
Het proces-verbaal van bevindingen
Dat [verdachte] samen met [medeverdachte 2] op een witte scooter was gekomen met het Nederlandse kenteken [kenteken 2] .
De aangifte van Hornbach, door [aangever 1];
Op dinsdag 21 januari 2019 was ik aan het werk als Interne Dienst medewerker/
Beveiligingsbeambte bij de Hornbach te Geleen. Omstreeks 19.00 uur was ik bezig met het opslaan van beeldmateriaal van een aanhouding eerder deze dag en kwam tot de constatering dat deze personen alvorens hun bezoek aan onze winkel, ook al eens binnen waren geweest.
Omstreeks 15:31 uur zag ik dat er drie personen kwamen aangereden op scooters.
Ik zag dat verdachte 02, [verdachte] , kwam aangereden op de wit/bruinkleurige scooter met daar achterop zittend verdachte 03, [medeverdachte 2] .
Het proces-verbaal van bevindingen;
Ik verbalisant [naam 5] heb op maandag 10 februari 2020 omstreeks 19.00 uur de
camerabeelden van de winkeldiefstal gepleegd bij de Hornbach gelegen aan de
[adres 7] te Geleen uitgelezen. Hetgeen ik op de videobeelden zie komt overeen met wat [aangever 1] in de aangifte verklaard.
De aangifte van Hornbach, door [aangever 2]
Op dinsdag 21 januari 2020 om 15.56 uur was ik aan het werk als Interne Dienst medewerker/ Beveiligingsbeambte bij de Hornbach te Geleen.
Ik zei tegen persoon 02 dat ik een hevige benzine lucht ruik afkomstig van hem.
Ik keek de camerabeelden na en zag dat alle 3 de personen via een scooter naar Hornbach kwamen.
Ik zag op de camerabeelden dat persoon 03 een wit kleurige scooter bestuurder met persoon 02 achterop.
Ik zag dat mijn collega [aangever 1] de winkelontzeggingen aan het voorbereiden was.
Ik zag op dat moment persoon 02 en persoon 03 de benen nemen en door de winkel wegrenden.
Ik hoorde persoon 01 mij nog vertellen dat de reden waarom persoon 02 en persoon 03 wegrenden was omdat zij met 2 gestolen scooters hier waren en dat zij gisteren nog waren gepakt door de politie en 9 uur op het politiebureau hadden moeten verblijven.
Verdachte 02
Naam : [verdachte]
Het proces-verbaal van bevindingen:
Ik verbalisant [naam 5] heb op maandag 10 februari 2020 omstreeks 18.00 uur de camerabeelden van de winkeldiefstal gepleegd bij de Hornbach gelegen aan de [adres 7] te Geleen uitgelezen. Hetgeen ik op de videobeelden zie komt overeen met wat [aangever 2] in de aangifte vermeld.
De verklaring van verdachte bij de politie
V: Met welke scooter waren jullie?
A: Een witte. Die was van [medeverdachte 2] .
V: Wie reed?
A: [naam 6] ofzo. [medeverdachte 2] en ik hebben allebei op die scooter gereden
.V: Op welke scooter reed jij?
A: Op een witte.
De verklaring van de verdachte afgelegd op de zitting van 9 maart 2021
[medeverdachte 2] had wel vaker gestolen scooters.
Overweging ten aanzien van het bewijs
Uit de camerabeelden die door de medewerkers van Hornbach, [aangever 1] en [aangever 2] , zijn bekeken en beschreven en die blijkens het proces-verbaal van bevindingen ook overeenkomen met die beschrijving, volgt dat zowel de verdachte als de medeverdachte de gestolen scooter hebben bestuurd. De verdachte verklaart dat de scooter van de medeverdachte [medeverdachte 2] was, maar ook dat hij wist dat deze wel vaker gestolen scooters had. [naam 6] heeft tegen de medewerker van Hornbach, [aangever 2] , verklaard - nadat de verdachte en [medeverdachte 2] waren weggerend - dat de reden hiervan was dat zij met twee gestolen scooters waren. De rechtbank acht de verklaring van de medewerker van Hornbach, [aangever 2] , betrouwbaar, te meer nu hij tevens aangeeft dat [naam 6] verklaart dat verdachte en [medeverdachte 2] de dag daarvoor al door de politie waren opgepakt, hetgeen juist is (betrof aanhouding in verband met poging diefstal brommer op 20 januari 2020).
Conclusie
De rechtbank is op grond van voornoemde bewijsmiddelen en hetgeen zij daarover heeft overwogen, van oordeel dat de verdachte wist, in ieder geval in de zin van voorwaardelijk opzet, dat het om een gestolen scooter ging.
De rechtbank is van oordeel dat opzetheling wettig en overtuigend bewezenverklaard kan worden.
- Feit 2:
- de aangifte van Hornbach
- het proces-verbaal van bevindingen;
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd op de zitting van 9 maart 2021.
- Feit 3:
De aangifte van Hornbach door [aangever 2]
Op dinsdag 21 januari 2020 om 15.56 uur was ik aan het werk als Interne Dienst medewerker/Beveiligingsbeambte bij de Hornbach te Geleen.
Ik zag omstreeks 15:56 uur via de camera 3 jongere jongens van rond de 18 jaar oud binnen komen lopen.
Ik zag alle 3 de personen stoppen voor het schap met betonscharen.
Ik zag persoon 02 vervolgens een kleine grip tang uit het schap wegnemen.
Ik zag persoon 03 zich bukken en een betonschaar t.w.v. 60,50 Euro uit het schap wegnam.
Ik zag persoon 02 en persoon 03 met de betonschaar in handen over het middenpad lopen.
Ik zag persoon 02 en persoon 03 het hekwerk in de gaten hield.
Ik zag persoon 02 en persoon 03 met de betonschaar t,w v 60,50 Euro in zijn linker hand het hekwerk benaderen ter hoogte van de fietsen- scooterstalling.
Ik zag persoon 03 langs het hekwerk lopen.
Ik zag dat persoon 03 niet langer in het bezit was van de betonschaar.
Ik zag persoon 02 tevoorschijn komen langs het hekwerk af.
Ik zag dat persoon 02 de betonschaar in handen had.
Ik zag dat persoon 02 deze voorzichtig plaatste voor de noodpoort onderaan de kier.
Ik zag persoon 03 kijkgedrag vertonen en in het rond liep.
Ik zag dat persoon 03 en persoon 02 wegliepen.
Ik zag persoon 02 omkijken richting het hekwerk waar hij de betonschaar had klaargelegd.
Ik zag persoon 01 van buiten af het hekwerk benaderen ter hoogte van waar persoon 02 en persoon 03 zich begaven.
Ik zag persoon 01 weglopen van het hekwerk.
Ik zag persoon 02 en persoon 03 richting de kassa’s lopen.
Ik zag persoon 02 en persoon 03 de kassa s passeren zonder ook maar iets ter betaling aan te
bieden.
Ik zag persoon 02 richting het hekwerk lopen ter hoogte van waar hij de betonschaar had geplaatst.
Ik zag persoon 02 reiken naar de betonschaar.
Ik zag beweging komen in de betonschaar. Ik zag op dat zelfde moment dat persoon 02 mijn collega en mijzelf had gezien en meteen begon weg te rennen.
Verdachte 02
Naam : [verdachte]
Het proces-verbaal van bevindingen:
Ik verbalisant [naam 5] heb op maandag 10 februari 2020 omstreeks 18.00 uur de camera
beelden van de winkeldiefstal gepleegd bij de Hornbach gelegen aan de [adres 7]
te Geleen uitgelezen. Het betrof de diefstal van een betonschaar. Hetgeen ik op de video beelden zie komt overeen met wat [aangever 2] in de aangifte vermeld.
De bekennende verklaring van de verdachte afgelegd op de zitting van 9 maart 2021
Op de vraag: “Klopt het dat de betonschaar uit het vak is gepakt bij Hornbach, dat jij deze bij het hek hebt neergelegd, dat jij vervolgens langs de kassa naar buiten bent gegaan met de bedoeling om de betonschaar te pakken? “
Verdachte: dat klopt.
Overweging ten aanzien van het bewijs
Voor een veroordeling ter zake van (voltooide) diefstal van een aan een ander toebehorend goed - een en ander als bedoeld in art. 310 Sr - is onder meer vereist dat de dader zich een zodanige feitelijke heerschappij over dat goed heeft verschaft dan wel dit zodanig aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende heeft onttrokken dat de wegneming van het goed als voltooid kan gelden. Door de betonschaar uit het schap te nemen, daarmee naar het buitenterrein van Hornbach te lopen en deze bij het hek c.q. de noodpoort gereed te leggen met de bedoeling om deze na het verlaten van de winkel aan de buitenzijde van het hek mee te nemen, is de betonschaar zodanig aan de feitelijke heerschappij van Hornbach onttrokken en hebben de verdachte en de medeverdachte zodanig de feitelijke heerschappij over de betonschaar verkregen, dat de wegneming daarvan - in de zin van art. 310 Sr - was voltooid. Dat de betonschaar nog niet onder de poort/het hekwerk vandaan was gehaald, maakt dat niet anders.
Conclusie
Dat betekent dat op grond van de bewijsmiddelen en wat hierover is overwogen, de diefstal van de betonschaar bewezen kan worden verklaard.
In de zaak met parketnummer 03/190768-20:
- de aangifte van [aangever 3];
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd op de zitting van 9 maart 2021.