Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[eiser sub 1] ,
[eiseres sub 2],
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
,
[gedaagde sub 3] genoemd worden.
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1 t/m 8
- de aktes overleggen producties 9 t/m 15 respectievelijk 16 en 17 van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2]
- de door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] overgelegde producties 1 t/m 21
- de mondelinge behandeling op 18 februari 2021
- de pleitnota van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2]
- de pleitnota van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]
- de spreekaantekeningen van [gedaagde sub 3] .
2.De feiten
[gedaagde sub 2] . Nadat die samenwerking is verbroken, zijn tussen hen diverse geschillen ontstaan over de afwikkeling van een aantal zaken.
12 november 2018 toegewezen voor een hoofdsom van € 8.038,13, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 december 2015 en buitengerechtelijke kosten ad € 984,60 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 augustus 2017. [eiser sub 1] is bij op tegenspraak gewezen vonnis van het Oberlandesgericht Köln van 19 februari 2019 niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep tegen het vonnis van 12 november 2018.
3.Het geschil
4.De beoordeling
1 oktober 2020 dat is opgesteld in opdracht van de Rabobank (
opmerking voorzieningenrechter: dit blijkt uit het vermelde referentienummer SAM 300480, dat door de Rabobank ook in andere stukken wordt gehanteerd). Hierin is de marktwaarde getaxeerd op € 520.000,00, waarbij onder meer is uitgegaan van vergelijkbare panden in de omgeving.
1.016,00
5.De beslissing
mr. J.R. Sijmonsma op 26 februari 2021. [1]