Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 21 december 2018, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het tussenvonnis van 10 juli 2019, waarin een comparitie van partijen is bepaald en
- het proces-verbaal van comparitie van 30 september 2019.
2.De feiten
Aansluitend is op 12 oktober 2018 tussen deze partijen een notariële akte gepasseerd, waarbij de aandelen aan Reco zijn geleverd.
€ 20.000 plus explootkosten en de verschuldigde Intercompany Debt.
Op 26 oktober 2018 zijn de processen-verbaal van de executoriale beslagleggingen betekend aan Reco.
3.Het geschil
16 november 2018 gelegde executoriale beslagen nietig zijn, althans niet gelegd hadden mogen worden. Hardeman heeft onrechtmatig gehandeld jegens Reco doordat hij op instructie van Surya Holding de executoriale beslagen heeft gelegd en overigens doordat hij geweigerd heeft na sommatie deze op te heffen. Schuman is op grond van artikel 6:170 BW aansprakelijk in haar hoedanigheid van werkgever voor het handelen van Hardeman.
Deze executoriale beslagen zijn onrechtmatig doordat: (i) hiertoe is verzocht door de verkeerde vennootschap, namelijk Surya Holding B.V. in plaats van Surya Holding I B.V.; (ii) uit krachte van de notariële akte geen beslag kon worden gelegd voor het bedrag van de maandelijkse verplichting van de Intercompany Debt; en (iii) voor het beslag van betaling van de hoofdsom van € 6.500,- geen voorafgaand bevel tot betaling is gedaan.
4.De beoordeling
De gerechtsdeurwaarder is als natuurlijk persoon een door de Kroon benoemde functionaris met een onafhankelijke positie. De belangrijkste van de verschillende ambtsverplichtingen van de deurwaarder is de ministerieplicht, dat wil zeggen de plicht van de gerechtsdeurwaarder om, indien daarom wordt verzocht, zijn ambtelijke diensten te verlenen, zoals het ten uitvoer leggen van executoriale titels en het in dat verband leggen van executoriale beslagen.
(zie o.a. rechtbank Noord-Holland 7 oktober 2015, ECLI:NL:RBNHO:2015:9406).
Reeds om die reden zal de vordering dan ook worden afgewezen.
960,00(2,0 punten × tarief € 480,00)
5.De beslissing
mr. E.H. van Kolfschooten, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2019. [1]