ECLI:NL:RBAMS:2019:8925

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 november 2019
Publicatiedatum
29 november 2019
Zaaknummer
C/13/660206 / HA ZA 19-66
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van deurwaarderskantoor voor handelingen van deurwaarder in het kader van executoriaal beslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 november 2019 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap RECO BEHEER B.V. (eiseres) en SCHUMAN INCASSO BV (gedaagde). De eiseres vorderde een veroordeling van de gedaagde tot betaling van € 24.613,67, vermeerderd met rente en kosten, op grond van onrechtmatige handelingen van de deurwaarder J. Hardeman, die in opdracht van de gedaagde executoriaal beslag had gelegd op de activa van de eiseres. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres een Share Purchase Agreement had gesloten en dat de deurwaarder in zijn hoedanigheid van openbaar ambtenaar verantwoordelijk is voor zijn eigen handelingen. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde niet aansprakelijk kan worden gesteld voor de handelingen van de deurwaarder, omdat deze als onafhankelijk functionaris opereert en de gedaagde niet betrokken was bij de betekening van de beslagen. De rechtbank heeft de vordering van de eiseres afgewezen en haar in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van de gedaagde zijn begroot op € 2.910,00, inclusief griffierecht en salaris advocaat. De rechtbank heeft ook de nakosten toegewezen en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/660206 / HA ZA 19-66
Vonnis van 13 november 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RECO BEHEER B.V.,
gevestigd te Haarlem,
eiseres,
advocaat mr. H.H.Q. Abeln te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SCHUMAN INCASSO BV,
gevestigd te Ede,
gedaagde,
advocaat mr. J.D. van Vlastuin te Veenendaal.
Partijen zullen hierna Reco en Schuman worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 21 december 2018, met producties,
  • de conclusie van antwoord, met producties,
  • het tussenvonnis van 10 juli 2019, waarin een comparitie van partijen is bepaald en
  • het proces-verbaal van comparitie van 30 september 2019.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Reco heeft op 12 oktober 2018 een Share Purchase Agreement (hierna: SPA) gesloten met Surya Holding I B.V. en Stichting Administratiekantoor Dauzac (hierna: STAK Dauzac). Surya Holding I B.V. en STAK Dauzac hebben hierbij alle aan hen in eigendom behorende aandelen in Solar Park Devnya B.V. aan Reco verkocht.
Aansluitend is op 12 oktober 2018 tussen deze partijen een notariële akte gepasseerd, waarbij de aandelen aan Reco zijn geleverd.
2.2.
In de leveringsakte is vermeld dat de koopprijs van de aandelen € 1,- bedraagt. Daarnaast is in de leveringsakte de verplichting opgenomen om 1,5 % rente per jaar op de Intercompany Debt te betalen in maandelijkse termijnen.
2.3.
Op 23 oktober 2018 heeft de heer J.C Boerstra, als toegevoegd gerechtsdeurwaarder, werkzaam op het kantoor van Paulus Cornelis van Roon in opdracht van gerechtsdeurwaarder J. Hardeman (hierna: Hardeman), verbonden aan het kantoor Schuman, de grosse van de notariële akte en de SPA aan Reco betekend. Hierbij is uit kracht van de grosse van de notariële akte een bevel tot onmiddellijke betaling gedaan van
€ 20.000 plus explootkosten en de verschuldigde Intercompany Debt.
2.4.
Op 23 oktober 2018 heeft Hardeman, namens Surya Holding B.V. executoriaal derdenbeslag ten laste van Reco gelegd onder de Volksbank N.V. en ING Bank N.V.
Op 26 oktober 2018 zijn de processen-verbaal van de executoriale beslagleggingen betekend aan Reco.
2.5.
Op 16 november 2018 heeft Surya Holding B.V. opnieuw executoriaal derdenbeslag laten leggen onder de Volksbank N.V. en ING Bank N.V., door de toegevoegd gerechtsdeurwaarder mevrouw J. Kroon, werkzaam op het kantoor van Jeroen Alkema in opdracht van Hardeman.
Op 23 november 2018 zijn de processen-verbaal van de executoriale beslagleggingen betekend aan Reco.

3.Het geschil

3.1.
Reco vordert – samengevat – veroordeling van Schuman tot betaling van € 24.613,67, te vermeerderen met rente en kosten.
3.2.
Reco legt aan haar vordering ten grondslag dat de op 23 oktober 2018 en op
16 november 2018 gelegde executoriale beslagen nietig zijn, althans niet gelegd hadden mogen worden. Hardeman heeft onrechtmatig gehandeld jegens Reco doordat hij op instructie van Surya Holding de executoriale beslagen heeft gelegd en overigens doordat hij geweigerd heeft na sommatie deze op te heffen. Schuman is op grond van artikel 6:170 BW aansprakelijk in haar hoedanigheid van werkgever voor het handelen van Hardeman.
Deze executoriale beslagen zijn onrechtmatig doordat: (i) hiertoe is verzocht door de verkeerde vennootschap, namelijk Surya Holding B.V. in plaats van Surya Holding I B.V.; (ii) uit krachte van de notariële akte geen beslag kon worden gelegd voor het bedrag van de maandelijkse verplichting van de Intercompany Debt; en (iii) voor het beslag van betaling van de hoofdsom van € 6.500,- geen voorafgaand bevel tot betaling is gedaan.
3.3.
Schuman voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Schuman heeft aangevoerd dat zij niet aansprakelijk kan zijn voor het handelen van Hardeman. Het beslag is gelegd door de deurwaarder als openbaar ambtenaar. Dit brengt mee dat de deurwaarder zelf verantwoordelijk is voor zijn ambtshandelingen en daardoor als enige kan worden aangesproken op een onjuiste taakvervulling en (beweerdelijk) onrechtmatig handelen. Gelet hierop heeft de beslaglegging in het maatschappelijk verkeer niet te gelden als een onrechtmatige daad waarop het deurwaarderskantoor kan worden aangesproken. Schuman is dan ook niet aansprakelijk zodat de vordering moet worden afgewezen.
4.2.
Bij de beantwoording van de vraag of een deurwaarderskantoor aansprakelijk kan zijn voor de handelingen van de (gerechts)deurwaarder, stelt de rechtbank het volgende voorop.
De taken en bevoegdheden van de gerechtsdeurwaarder zijn beschreven in de Gerechtsdeurwaarderswet. Deze regelt het ambt van de gerechtsdeurwaarder.
De gerechtsdeurwaarder is als natuurlijk persoon een door de Kroon benoemde functionaris met een onafhankelijke positie. De belangrijkste van de verschillende ambtsverplichtingen van de deurwaarder is de ministerieplicht, dat wil zeggen de plicht van de gerechtsdeurwaarder om, indien daarom wordt verzocht, zijn ambtelijke diensten te verlenen, zoals het ten uitvoer leggen van executoriale titels en het in dat verband leggen van executoriale beslagen.
Beslag kan in het wettelijk stelsel alleen worden gelegd door een deurwaarder, die beslag legt in zijn hoedanigheid van openbaar ambtenaar. De deurwaarder moet zelfstandig beoordelen of en in hoeverre hij een opdracht zal uitvoeren. Bij het bepalen van zijn beleid moet de deurwaarder de nodige zorgvuldigheid in acht nemen. De ministerieplicht eindigt daar waar de deurwaarder zich door het uitvoeren van de opdracht schuldig zou maken aan onrechtmatig handelen.
Dit betekent dat de deurwaarder als onafhankelijke functionaris de enige is die verantwoordelijk is voor zijn handelen bij de beslaglegging en, volgens vaste jurisprudentie, ook de enige die behoort te worden aangesproken op een onjuiste taakvervulling en (beweerdelijk) onrechtmatig handelen. Mede om die reden dienen de beslagexploten duidelijk te vermelden welke deurwaarder beslag heeft gelegd.
(zie o.a. rechtbank Noord-Holland 7 oktober 2015, ECLI:NL:RBNHO:2015:9406).
Bezien in het licht van de wettelijke taak van de deurwaarder en zijn hoedanigheid van door de Kroon benoemde natuurlijk persoon met een onafhankelijke positie die beslag legt in zijn hoedanigheid van openbaar ambtenaar, heeft de beslaglegging ook niet in het maatschappelijk verkeer te gelden als een gedraging van het deurwaarderskantoor waarvoor laatstgenoemde uit onrechtmatige daad kan worden aangesproken.
4.3.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat Schuman als deurwaarderskantoor niet aansprakelijk kan zijn voor de handelingen van Hardeman of een andere (gerechts)deurwaarder. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de betekening van de beslagexploten niet heeft plaatsgevonden door een aan Schuman verbonden gerechtsdeurwaarder. Hoewel Schuman het betreffende exploot ter betekening aan een ambtgenoot in Amsterdam heeft gezonden, is de Amsterdamse deurwaarder die het exploot daadwerkelijk heeft betekend, daarvoor verantwoordelijk.
Reeds om die reden zal de vordering dan ook worden afgewezen.
4.4.
Gelet op hetgeen hiervoor onder 4.2 is overwogen behoeven de overige stellingen van Reco geen bespreking (meer).
4.5.
Reco zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
4.6.
De nakosten worden ambtshalve toegewezen op de wijze als in het dictum vermeld.
4.7.
De kosten aan de zijde van Schuman worden begroot op:
- griffierecht € 1.950,00
- salaris advocaat
960,00(2,0 punten × tarief € 480,00)
Totaal € 2.910,00
4.8.
Door de eisvermindering van Reco ter comparatie, behelst de vordering nog € 24.613,67. Hierdoor ziet de rechtbank aanleiding om voor wat betreft de proceskostenveroordeling aansluiting te zoeken bij de liquidatietarieven voor kantonzaken voor de berekening van het salaris advocaat, waardoor het tarief van € 480,00 wordt gehanteerd.
Ook voor de nakosten zal vanwege die reden het tarief van kantonzaken worden gehanteerd.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt Reco in de proceskosten, aan de zijde van Schuman tot op heden begroot op € 2.910,00,
5.3.
veroordeelt Reco in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 120,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Reco niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Eichperger, rechter, bijgestaan door
mr. E.H. van Kolfschooten, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2019. [1]

Voetnoten

1.type: EvK