3.3.Over de beroepsgronden tegen de bedrijfsloods en de geluidswand:
Voorheen vond de op- en overslag veelal in de buitenlucht plaats. Die situatie is nu verbeterd. Sommige bedrijfsactiviteiten zullen in de nieuwe situatie op kortere afstand van de woning van eisers plaatsvinden, maar deze worden afgeschermd door de bedrijfsloods en geluidswand. Aan het woon- en leefklimaat wordt geen onevenredige afbreuk gedaan, evenmin als aan de stedenbouwkundige kwaliteit. Wat betreft het door eisers aangedragen alternatief merkt verweerder op dat hij de aanvraag dient te beoordelen zoals deze wordt ingediend en dat er onvoldoende reden is om daaraan geen medewerking te verlenen. De mededelingen van het transportbedrijf dat het aangedragen alternatief onuitvoerbaar is, omdat op de alternatieve locatie onvoldoende manoeuvreerruimte is, acht verweerder niet onaannemelijk.
De omgevingsvergunning is gebaseerd op het eerste lid van artikel 4 van bijlage II bij het Bor. Het gebouw dat op het perceel aanwezig was en nog steeds is, wordt gezien als het hoofdgebouw. en de bedrijfsloods met geluidswand als bijbehorend bouwwerk.
Gelet op de uitspraak van de Afdeling van 7 december 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:3248) kan het akoestisch onderzoek in het kader van het Abm ook worden betrokken bij de afweging in het kader van een goed woon- en leefklimaat. De geluidswand dient ook juist ten behoeve van het beperken van de geluidsoverlast. Eisers hebben de woning in 2014 betrokken en worden bekend geacht met het bedrijf en de ligging op een bedrijventerrein. Zowel het transportbedrijf als het perceel van eisers is bestemd voor bedrijfsdoeleinden. Het verwachtingspatroon en karakter van de woon- en leefomgeving van een (bedrijfs)woning op een bedrijventerrein kan men in alle redelijkheid niet gelijkstellen aan het verwachtingspatroon/karakter van een woning in een woonwijk. Dat wil uiteraard niet zeggen dat geldende normering en daarop te nemen aanvullende besluitvorming niet in acht hoeft te worden genomen. Daarmee is ook het woon- en leefklimaat gediend. Het bestemmingsplan sluit binnen de bestemming ‘Verkeer’ en dichter op de perceelsgrens, omvangrijke bebouwing niet uit. Door de realisering van de geluidswand, met knik, is op deze verkeersbestemming bovendien geen vrachtverkeer meer mogelijk, wat gunstig is voor eisers. Dit is inmiddels deels ondervangen door de aan omgevingsvergunning voor de bedrijfsloods en geluidswand verbonden voorwaarden en door de voorschriften en opgelegde maatwerkvoorschriften. Voor het overige gaat het om niet aangevraagde activiteiten waarvoor dus niets kan worden geregeld.
Een langer scherm is niet nodig omdat aan de grenswaarden kan worden voldaan.
Dat de weg aan de openbaarheid is onttrokken, betekent niet dat de bestemming ‘Verkeer’ ingevolge het bestemmingsplan niet meer geldt. Het oorspronkelijke belang van de afstandsnorm, namelijk het belang van het verkeer, is niet meer aan de orde zodat dit niet in de weg staat aan de afwijking van het bestemmingsplan.
4. Het juridische kader dat relevant is voor deze uitspraak is opgenomen in bijlage 1, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
Het deskundigenverslag van de StAB
Algemene overwegingen over het deskundigenverslag
6. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling mag de bestuursrechter in beginsel afgaan op de inhoud van het verslag van een deskundige als bedoeld in artikel 8:47 van de Awb (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 16 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3819). Dat is slechts anders indien dat verslag onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen of anderszins zodanige gebreken bevat dat het niet aan de oordeelsvorming ten grondslag mag worden gelegd. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. De StAB heeft een locatiebezoek gebracht en gesproken met (vertegenwoordigers van) partijen en hen in de gelegenheid gesteld hun standpunten toe te lichten. De StAB heeft het volledige procesdossier met daarin alle door partijen ingebrachte stukken betrokken bij haar onderzoek. In hetgeen partijen in reactie op het verslag van de StAB hebben aangevoerd, ziet de rechtbank mede gelet op de reactie van de StAB daarop, geen aanleiding voor het oordeel dat het deskundigenverslag met de nadere reactie van de StAB niet aan de oordeelsvorming ten grondslag mag worden gelegd. Dat geldt ook voor de actualisatie van het verslag.
7. De conclusies van de StAB en de antwoorden op de door de rechtbank gestelde onderzoeksvragen worden hierna samengevat, waarbij waar nodig ook wordt ingegaan op de reacties van partijen op het deskundigenverslag. Hierbij wordt eerst ingegaan op de situatie ten tijde van het nemen van de bestreden besluiten 1 tot en met 3 en het verslag van de StAB daarover. Pas daarna komen de gemelde aangepaste bedrijfsvoering, het nieuwe akoestische onderzoek Kragten 2020 en het bestreden besluit 4 en de bevindingen van de StAB daarover (in de actualisatie van het verslag) aan de orde. Alleen voor zover de StAB in de actualisatie van het verslag ook ingaat op de situatie ten tijde van de bestreden besluiten 1 tot en met 3, wordt ook dat hieronder verwerkt bij de bespreking van het eerste verslag van de StAB.
Geluid van activiteiten op de openbare weg buiten de inrichting
8. Zoals de StAB aangeeft, gelden voor het transportbedrijf de grenswaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en het maximale geluidsniveau van artikel 2.17, derde lid, van het Abm. In het eerste lid van dat artikel is bepaald dat deze grenswaarden betrekking hebben op geluid veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteitenen laad- en losactiviteiten ten behoeve van en in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting. In de toelichting bij de eerste versie van het Abm, het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, is hierover aangegeven: “Wanneer net buiten het terrein van de inrichting, bijvoorbeeld op de openbare weg in de onmiddellijke nabijheid van het pand, laad- en losactiviteiten plaatsvinden ten behoeve van de inrichting zijn de normen ook hierop van toepassing” (Stb. 2007, nr. 415, p. 203). In het Abm is daarmee aangesloten bij de jurisprudentie van de Afdeling (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 7 mei 2003, ECLI:NL:RVS:2003:AF8291). De StAB heeft geconstateerd dat bij het transportbedrijf sprake is van een bedrijfsvoering met zogenoemde ‘cross-docking’ waarbij goederen vanuit de ene vrachtwagen worden gelost en direct in een andere vrachtwagen worden geladen. Omdat de ruimte bij de laaddocks te krap is om de deuren van de vrachtwagens pas te openen wanneer de vrachtwagens naast elkaar in de laaddocks staan, stoppen vrachtwagens eerst op de openbare weg om hun deuren te openen en vast te zetten voordat ze achteruit de laadkuil inrijden om aan het laaddock aan te sluiten. Dat geldt andersom ook bij het wegrijden: dan wordt op de openbare weg gestopt om de deuren weer te sluiten. De geluiden van deze activiteiten op de openbare weg, die direct verbonden zijn met het laden en lossen en plaatsvinden in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting, moeten tot de directe hinder van de inrichting worden gerekend. Het gaat dan om openen en dichtslaan van de deuren van de cabine en laadbak van vrachtwagens, remmen en optrekken inclusief luchtafblaasgeluiden van het remsysteem. Deze (piek)geluiden moeten getoetst worden aan de grenswaarden voor het maximale geluidsniveau op grond van artikel 2.17 van het Abm.
In de rapporten HMB en Kragten 2018 is alleen uitgegaan van piekgeluiden door vrachtverkeer nabij een laaddock, achter het geluidscherm. Er zijn geen piekbronnen gemodelleerd voor de aan het laden en lossen gerelateerde activiteiten op de openbare weg. Dat betekent volgens de StAB dat in deze rapporten niet op de juiste wijze rekening is gehouden met de directe geluidhinder door piekgeluiden op de openbare weg ter hoogte van de woning van eisers (relevant voor de hiervoor onder 2.1 onder b en de onder 2.2 onder e samengevatte beroepsgronden). Dat geldt ook voor activiteiten die de vorkheftruck op de openbare weg verricht. Verweerder heeft zich volgens de StAB gelet op het voorgaande niet kunnen baseren op de rapporten HMB en Kragten 2018.
9. Voor zover verweerder zich, in de reactie op het deskundigenverslag, op het standpunt stelt dat de bedrijfsvoering met cross-docking niet eerder door het transportbedrijf is aangegeven en dat daarmee dus ook geen rekening is gehouden, overweegt de rechtbank het volgende. Uit het deskundigenverslag van de StAB blijkt dat deze bedrijfsvoering noodzakelijk voortvloeit uit de (aangevraagde en feitelijke) inrichting van het bedrijf: de ruimte bij de laaddocks is te krap om de deuren bij het laaddock te openen en te sluiten zodat deze activiteit noodzakelijkerwijs op de openbare weg plaatsvindt. Verweerder had dit naar het oordeel van de rechtbank dus moeten onderkennen bij zijn besluitvorming.
10. De StAB concludeert verder dat de door HMB en Kragten gehanteerde bronvermogens ten behoeve van de berekening van de maximale geluidsniveaus een onderschatting zijn van de werkelijke bronvermogens als het gaat om de te hanteren maximaal optredende piekniveaus zoals bij het optrekken van de vrachtwagen vanuit het laaddock en het ontsnappen/afblazen van remlucht (beroepsgrond samengevat onder 2.1 onder b). De StAB baseert zich hierbij op de publicatie ‘Geluidvermogens van vrachtwagens bij lage snelheden’ van J.H. Granneman, E.H.A. de Beer, W. van der Maarl en C. Guzman, werkzaam bij Peutz bv, in het tijdschrift Geluid, nummer 1, maart 2013 en de publicatie ‘Geluidemissie van langzaamrijdende vrachtwagens, een update na 10 jaar’ van W. van der Maarl en E.H.A. de Beer in hetzelfde tijdschrift, nummer 1, maart 2019.
De StAB heeft een herberekening uitgevoerd met een meer reëel bronvermogen van circa 107-110 dB(A). Deze herberekening is, gelet op hetgeen hiervoor onder 8 is samengevat, uitgegaan van een vertrekkende/wegrijdende vrachtwagen die ter hoogte van de woning van eisers stopt. Uit de herberekening blijkt dat het maximale geluidsniveau op de voorgevel van de woning van eisers in de avondperiode (en naar de rechtbank begrijpt ook in de nachtperiode) afgerond circa 76-79 dB(A) bedraagt. Dat betekent dat een overschrijding optreedt van de grenswaarde van het maximale geluidsniveau van 70 dB(A) voor de avondperiode, en (naar de rechtbank aanvult) van 65 dB(A) voor de nachtperiode, met respectievelijk 6-9 dB en 11-14 dB. Overigens wordt zelfs als rekening wordt gehouden met het lagere bronvermogen voor de handrem waarvan Kragten uitgaat, het maximale geluidsniveau op de voorgevel in de avond- en nachtperiode overschreden met respectievelijk 2 dB en 7 dB. Er wordt dus niet voldaan aan het Abm. Mogelijk zouden, om het transportbedrijf wel aan het Abm te laten voldoen, maatwerkvoorschriften kunnen worden gesteld die bijvoorbeeld het uitvoeren van laad- en losactiviteiten in verband met cross-docking (zoals het openen en sluiten van de deuren van de trailer op de openbare weg) in de avond- en nachtperiode verbieden.
11. Zowel verweerder als het transportbedrijf hebben in hun reactie op het verslag van de StAB aangegeven dat vanwege ABS- en EBS-systemen op de vrachtwagens geen remlucht meer wordt afgeblazen (remmen vindt niet meer conventioneel pneumatisch plaats, maar via een elektronisch systeem) en hebben twijfels geuit over de verwijzing naar de publicaties van Peutz, omdat deze publicaties gelet op de snelle technologische ontwikkelingen niet meer actueel zijn. De StAB heeft in haar reactie hierover opgemerkt dat zij ervan uitgaat dat ABS- en EBS-systemen geen effect hebben op het laten ontsnappen van lucht na het remmen en verwoordt dit als volgt: “
Het indrukken van het rempedaal zorgt ervoor dat gecomprimeerde lucht uit de ketels naar het remsysteem wordt gestuurd. Als het rempedaal wordt losgelaten, ontsnapt deze door ABS/EBS via pneumatiek gedoseerde luchtdruk, dat is het sissend geluid/afblaasgeluid.” ABS- en EBS-systemen zorgen er dus niet voor dat er na het remmen geen lucht meer wordt afgeblazen. De StAB geeft verder aan dat in het verslag is verwezen naar de onderzoeken van Peutz, waarbij uit het meest recente onderzoek is gebleken dat de technologische ontwikkelingen wel hebben geleid tot stillere motoren, maar dat de optredende piekniveaus bij het optrekken van de vrachtwagens niet of nauwelijks zijn veranderd. Ook de piekgeluiden van de remlucht zullen in ongedempte situatie, waarvan hier sprake is, naar verwachting niet zijn afgenomen, aldus de StAB. De bandbreedte voor het bronvermogen van 107-110 dB(A) waarvan de StAB is uitgegaan, is volgens de StAB in haar reactie nog steeds een gangbare bandbreedte. Het door Kragten bepaalde bronvermogen van 103 dB(A), waarnaar verweerder verwijst, heeft alleen betrekking op het loskoppelen van de handrem, aldus de StAB in haar reactie. Ook de door verweerder genoemde waarde van 92-93 dB(A) heeft betrekking op het piekgeluid van het loskoppelen van de handrem. Dit geluid is niet hetzelfde als het afblaasgeluid van de remlucht bij het remmen. In de actualisatie van het verslag geeft de StAB daarnaast aan dat vrachtwagens nog steeds moeten remmen door lucht te laten ontsnappen. Omdat ook bij een EBS-systeem de remcilinders nog steeds met luchtdruk worden bediend, zal er sprake zijn van een afblaasgeluid, aldus de StAB, en is het door de StAB gehanteerde bronvermogen correct.
Woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning van eisers
12. Hetgeen onder 10 is weergegeven, leidt de StAB tot de conclusie dat het maximale geluidsniveau in de woning van eisers (bij gesloten ramen) kan uitkomen op maximaal 58 dB(A). De StAB gaat daarbij uit van een gevelwering van de woning van eisers van minimaal 21 dB, conform het akoestisch onderzoek van Witteveen+Bos van 2011 naar de geluidsisolatie van deze woning. Dit onderzoek is verricht in het kader van de aanleg van de Rijksweg A73 en de provinciale weg N271. Het standpunt van verweerder dat een goed onderhouden woning een geluidwering zal hebben van minimaal 20 dB, waarmee voldaan kan worden aan een toelaatbaar equivalent binnengeluidsniveau van 35 dB(A) etmaalwaarde is niet onjuist en de gevelwering van de woning van eisers voldoet gelet op het voorgaande aan de waarde waarvan verweerder uitgaat. Voor de beoordeling of sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is echter niet alleen langtijdgemiddeld beoordelingsniveau van belang, maar ook het maximale geluidsniveau in de woning van eisers. Dit maximale geluidsniveau bedraagt zoals aangegeven 58 dB(A).
Het maximale geluidsniveau van 58 dB(A) in de woning berekent de StAB met de formule 79 dB(A) minus 21 dB = 58 dB(A). De grenswaarden voor de avond- en nachtperiode bedragen respectievelijk 50 en 45 dB(A), zodat sprake is van een forse overschrijding van het maximale geluidsniveau binnen in de woning. Hoewel de woning van eisers geen aan- of inpandige woning is, kan in analogie met de etmaalwaarde van 55 dB(A) die ingevolge tabel 2.17c van het Abm geldt voor het maximale geluidsniveau in aan- en inpandige woningen ook voor deze woning worden uitgegaan van deze grenswaarde als waarborg voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, aldus de StAB. De StAB concludeert dat geen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat (beroepsgrond samengevat onder 2.3 onder c). De StAB geeft aan dat zeker in de nachtperiode slaapverstoring zeer wel aan de orde kan zijn.
13. Verweerder heeft in reactie op het verslag van de StAB aangegeven dat in het onderzoek van Witteveen+Bos is uitgegaan van een worstcasesituatie waarin sprake is van enkel glas in de woning, terwijl dit niet de werkelijke situatie is. Verweerder verwijst naar de van gemeentewege bepaalde geluidwering van de woning waaraan een bouwkundige opname van de woning ten grondslag ligt. Op basis van dit onderzoek is de geluidwering van de voorgevel bepaald op 28,9 dB(A) en de zijgevel gericht naar de bedrijfslocatie op 25,2 dB(A). De rechtbank merkt in dit verband op dat de StAB in haar verslag heeft aangegeven dat in het rapport van Witteveen+Bos de verblijfsruimte met de laagste geluidwering bepalend is geweest, dat dit twee slaapkamers in de woning betreft en dat die lage geluidwering met name wordt veroorzaakt door het niet geïsoleerde pannendak. De StAB geeft in haar reactie aan dat de woning van eisers alleen op de benedenverdieping van extra dik glas is voorzien, dat de ramen van de slaapkamers op de bovenverdieping niet zijn aangepast en dat dit bij het bezoek aan de woning van eisers aanschouwelijk is gemaakt. Dat komt, zo constateert de rechtbank, ook overeen met de reactie van het transportbedrijf waarin wordt aangegeven dat in het mediationtraject is afgesproken samen aanpassingen met betrekking tot het glas in de woning te maken, maar dat dit voorstel terzijde is gelegd door eisers. Eveneens komt dit overeen met hetgeen verweerder in haar verweerschrift van 20 juni 2019 (inzake het beroep tegen het bestreden besluit 2) heeft aangegeven, namelijk dat ook van gemeentewege de bereidheid is getoond om aan de woning van eisers op de bovenverdieping voorzieningen aan te brengen (vier draaikiepramen met akoestische kierdichting en mechanische ventilatie). De StAB concludeert in haar reactie dat de door verweerder genoemde hoge isolatiewaarden daarom alleen betrekking kunnen hebben op de benedenverdieping van de woning van eisers. Het rapport van Witteveen+Bos geeft volgens de StAB nog steeds een goede indicatie van de geluidwering van de geveldelen op de eerste verdieping. Dit is de maatgevende verdieping voor de beoordeling van de geluidbelasting in de avond- en nachtperiode. Ter zitting op 5 november 2020 is aangegeven dat op de bovenverdieping omstreeks 2002 dubbelglas is aangebracht, maar geen dubbelglas met hoge (geluids)isolatiewaarde en dat toen ook het dak geïsoleerd is. Dit geeft de rechtbank echter onvoldoende aanleiding te veronderstellen dat sprake is van een hogere geluidwering zoals verweerder en het transportbedrijf stellen, nu de StAB, mede op basis van het eigen onderzoek ter plaatse, heeft geoordeeld dat het rapport van Witteveen+Bos (van 2011) door de verblijfsruimte met de laagste geluidwering bepalend te laten zijn, de geluidwering van de woning het beste heeft bepaald.
14. Het transportbedrijf heeft in reactie op het verslag van de StAB aangegeven dat ten onrechte de indruk wordt gewekt dat het bedrijf vooral ’s nachts opereert. De StAB heeft in reactie hierop aangegeven dat zij wat betreft de representatieve bedrijfsvoering bij haar beoordeling is uitgegaan van de aangevraagde bedrijfsvoering zoals die blijkt uit de rapporten HMB. De StAB heeft aangesloten bij de verdeling van het aantal vrachtwagens over het etmaal zoals aangegeven in deze rapporten. Uit deze rapporten volgt dat ook activiteiten in de avond- en nachtperiode plaatsvinden. Het transportbedrijf heeft verder, aldus de StAB, beaamd dat in de avondperiode de vrachtwagens (na cross-docking) voor de gevel van eisers stoppen (inclusief afblazen remlucht, deuren sluiten en dan optrekken en weer verder rijden, of visa versa) en dat niet altijd voorkomen kan worden dat instructies aan personeel niet worden opgevolgd. De rechtbank is, deels onder verwijzing naar hetgeen de rechtbank onder 9 heeft overwogen, van oordeel dat de StAB hiermee van de juiste uitgangspunten is uitgegaan.
Bronvermogens ten behoeve van berekening langetijdgemiddelde beoordelingsniveau
15. Op basis van de onder 10 genoemde publicaties is de StAB ook nagegaan of de door HMB en Kragten gehanteerde bronvermogens ten behoeve van de berekening van het langetijdgemiddelde beoordelingsniveau juist zijn. De StAB concludeert dat dit het geval is.
Lengte van het geluidscherm / de geluidswand
16. Over de lengte van het geluidscherm (beroepsgrond samengevat onder 2.3 onder e) concludeert de StAB dat een langer scherm geen soelaas zal bieden omdat een langer scherm de piekniveaus op de openbare weg niet kan afschermen. Doortrekken van het geluidscherm tot de weg zal daarom niet of nauwelijks effect hebben op het bij eisers optredende maximale geluidsniveau.
17. Over de achteruitrijsignalering (beroepsgrond samengevat onder 2.2 onder b en 2.3 onder d) constateert de StAB dat in de rapporten HMB en Kragten 2018 geen rekening is gehouden met (tonaal) geluid van achteruitrijsignalering. In het rapport HMB 2015 staat enerzijds vermeld dat “eventuele achteruitrijsignalering op het bedrijventerrein wordt uitgeschakeld” en anderzijds dat “deze (zeker ’s nachts) wordt uitgeschakeld”. De StAB geeft aan dat voor zover er onduidelijkheid is over het al dan niet uitschakelen van de achteruitrijsignalering, dat eenvoudig (ter verduidelijking) in een aanvullend maatwerkvoorschrift kan worden opgenomen.
Koeling van de vrachtwagens gedurende gebruik laaddock
18. Over het al dan niet uitgeschakeld zijn van de koeling van de vrachtwagens gedurende het gebruik van het laaddock (beroepsgrond samengevat onder 2.2 onder a) merkt de StAB op dat in de rapporten HMB en Kragten 2018 geen geluidsbronnen zijn opgenomen voor trailerkoeling bij de laaddocks. Het transportbedrijf is gehouden aan deze bedrijfsvoering omdat de rapporten HMB 2015 en 2016 onderdeel uitmaken van het besluit (naar de rechtbank begrijpt: van de gemelde bedrijfsvoering en het primaire besluit 1 respectievelijk van het primaire besluit 2). Voor zover er desondanks nog onduidelijkheid mocht bestaan over het al dan niet uitgeschakeld zijn van de koelaggregaten, zou (ter verduidelijking) kunnen worden overwogen hierover een maatwerkvoorschrift op te nemen, aldus de StAB.
Bronvermogen volgens maatwerkvoorschrift 4
19. Over de verhoging van de waarde van 88 dB(A) naar 89 dB(A) in maatwerkvoorschrift 4 in het bestreden besluit 3 (beroepsgrond samengevat onder 2.2 onder c) constateert de StAB het volgende. In rapport Kragten 2018 zijn in dit verband ten onrechte slechts vier in plaats van zeven geluidsbronnen gemodelleerd (voor de zeven parkeerplaatsen met aansluiting van de koelmotoren op het elektriciteitsnet, ingevolge maatwerkvoorschrift 3). StAB heeft op dit punt een nieuwe berekening gemaakt waaruit blijkt dat ook met het bronvermogen van 89 dB(A) wordt voldaan aan de gestelde grenswaarden. De StAB merkt daarbij op dat dit laatste niet het geval is indien, zoals eisers stellen, alle zeven koeltrailers in warme zomernachten veel langer aan staan. Dit is echter niet de representatieve bedrijfssituatie zoals beschreven in de rapporten HMB.
Aan- en afkoppelen in avondperiode
20. Over de overlast die eisers stellen ook ’s avonds te ondervinden van het aan- en afkoppelen, dat ingevolge maatwerkvoorschrift 2 alleen ’s nachts verboden is (beroepsgrond samengevat onder 2.2 onder g), constateert de StAB het volgende. In de beschrijving van de representatieve bedrijfssituatie in het rapport HMB 2015 is aangegeven dat het koppelen gedurende de dag- en avondperiode kan plaatsvinden. De stelling in het rapport Kragten 2018 dat in de avondperiode geen aankoppelingen plaatsvinden, strookt hier niet mee en is bovendien onlogisch in het licht van het maatwerkvoorschrift. Indien in het geluidmodel van Kragten ook rekening wordt gehouden met het koppelen in de avondperiode ontstaat een overschrijding van de grenswaarde van 70 dB(A) met circa 3 dB. Ook dit leidt de StAB tot de conclusie dat geen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat (beroepsgrond samengevat onder 2.3 onder c), zij het dat als gevolg hiervan sprake is van een beperktere overschrijving van het maximale geluidsniveau in de woning (overschrijding van afgerond 2 dB).
21. Over de modellering van de bron voor het piekgeluid van de vorkheftruck, alleen ter hoogte van de loods of ook op andere delen van het terrein, zoals het parkeerterrein (onderdeel van de beroepsgrond samengevat onder 2.1 onder b) merkt de StAB op dat gelet op de afstand van de rijlijn van de vorkheftruck van de loods naar het parkeerterrein, het rijden op het parkeerterrein niet van belang is voor de hoogte van de piekniveaus bij de woning van eisers.
Onderzoeksmethode (berekenen of meten)
22. Over de onderzoeksmethode geeft de StAB aan dat in de akoestische onderzoeken voor het bepalen van het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau volstaan kon worden met berekeningen in plaats van directe immissiegeluidsmetingen, gelet op het discontinue karakter van de bedrijfssituatie van het transportbedrijf en de aanwezigheid van stoorgeluid vanwege de op korte afstand gelegen provinciale weg. De Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999 biedt daartoe de mogelijkheid.
De StAB vermeldt verder dat voor de beoordeling van het maximale geluidsniveau, die in de rapporten HMB en Kragten ook is gebaseerd op berekeningen, een aanvullende geluidmeting in de omgeving van de inrichting ter controle van de uitkomsten van de rekenresultaten had kunnen bijdragen aan een verbetering van de nauwkeurigheid van het toegepaste model.
Conclusie op basis van het deskundigenverslag van de StAB (bestreden besluit 1 en 3)
23. Op basis van de hiervoor samengevatte conclusies van de StAB oordeelt de rechtbank dat de beroepsgronden van eisers die hiervoor zijn samengevat onder 2.2 onder e en g slagen en de beroepsgrond onder 2.1 onder b deels slaagt.
De beroepsgrond onder 2.3 onder c is in zoverre terecht ingebracht dat, gelet op de conclusie van de StAB, verweerder zich ten tijde van de bestreden besluiten niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De rechtbank zal hierna nog nader ingaan op de beroepsgrond onder 2.3 onder c, maar constateert op deze plaats dat nu deze beroepsgrond enkel ziet op de geluidswand, uit de betreffende conclusies van de StAB niet volgt dat deze beroepsgrond slaagt omdat deze conclusies niet gerelateerd zijn aan de geluidswand.
24. Het voorgaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat (ex tunc toetsend, dus op basis van de situatie ten tijde van de bestreden besluiten) het beroep tegen het bestreden besluit 1 en het beroep tegen het bestreden besluit 3 gegrond zijn, met dien verstande dat het beroep tegen het bestreden besluit 1 alleen gegrond is voor zover dit ziet op de bedrijfsloods. Het bestreden besluit 1 komt gedeeltelijk en het bestreden besluit 3 geheel voor vernietiging in aanmerking. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.