In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 27 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Eiser, die op 29 april 2018 door een schotwond gewond raakte, had een aanvraag ingediend voor een uitkering uit het schadefonds. De Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven, verweerder in deze zaak, had de aanvraag afgewezen op grond van het eigen aandeel van eiser in het geweldsmisdrijf. Verweerder stelde dat eiser zich in een situatie bevond waarin hij geweld moest verwachten, en dat hij zelf verantwoordelijk was voor de gevolgen van zijn handelen.
De rechtbank oordeelde echter dat de motivering van verweerder onvoldoende was. De rechtbank concludeerde dat verweerder niet deugdelijk had onderbouwd waarom de afwijzing van de aanvraag gerechtvaardigd was. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiser, met inachtneming van de uitspraak. De rechtbank benadrukte dat verweerder moet aantonen dat er een direct verband is tussen het eigen aandeel van eiser en het geweldsmisdrijf, en dat de afwijzing niet enkel op beleidsmatige gronden kan worden gebaseerd.
Daarnaast werd bepaald dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht moest vergoeden en dat verweerder in de proceskosten van eiser werd veroordeeld. De uitspraak werd gedaan zonder openbare zitting, als gevolg van de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.