ECLI:NL:RBLIM:2020:5681
Rechtbank Limburg
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van een vordering tot ontruiming van een woonwagenstandplaats na buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst
In deze zaak heeft de kantonrechter op 30 juli 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Woonpunt en de stichting Doorwerk B.V. De eisende partij, Woonpunt, vorderde ontruiming van een woonwagenstandplaats als gevolg van de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst op grond van artikel 7:231 lid 2 BW. De huurovereenkomst was tot stand gekomen op 1 november 2012 en was onderworpen aan de Algemene voorwaarden huurovereenkomst standplaats met woonwagen & berging. De burgemeester van Eijsden-Margraten had op 12 juni 2019 een last onder bestuursdwang opgelegd, wat leidde tot de sluiting van de woonwagen voor een periode van zes maanden. Woonpunt ontbond de huurovereenkomst op 19 maart 2020, waarna de bewindvoerder van de onderbewindgestelde, [naam onderbewindgestelde], in verweer kwam.
De kantonrechter oordeelde dat Woonpunt voldoende spoedeisend belang had bij de ontruiming, gezien de buitengerechtelijke ontbinding en het feit dat de bewindvoerder niet had betwist dat de huurovereenkomst rechtsgeldig was beëindigd. De rechter benadrukte dat de ontruiming een inmenging vormt in het recht op respect voor de woning, maar dat deze inmenging gerechtvaardigd was gezien de omstandigheden. De kantonrechter wees de vordering tot ontruiming toe, met een termijn van veertien dagen voor de ontruiming en een dwangsom van € 500,- per dag voor het geval de bewindvoerder niet tijdig aan de ontruimingsverplichting voldeed. Tevens werd de bewindvoerder veroordeeld in de proceskosten van Woonpunt.