5.1.Het dwangsombesluit staat in rechte vast en naar het oordeel van de rechtbank volgt daar duidelijk uit wat eisers uiterlijk 3 januari 2018 moesten doen, namelijk de door hen verwijderde asfaltverharding op [perceel 1] in de oude staat herstellen. Dat eisers zich niet kunnen verenigen met het oordeel van de appelrechter dat de keerlus (grotendeels) op [perceel 1] en dat (ook) de op dit perceel gelegen keerlus een openbare weg is, betekent niet dat de last onduidelijk was zodat zij daaraan geen uitvoering konden geven. De last strekt tot volledig herstel in de oude toestand van de asfaltverharding op [perceel 1] die daar feitelijk aanwezig was voordat zij door eisers gedeeltelijk werd verwijderd. In plaats van na de uitspraak van de Afdeling uitvoering te geven aan de last, hebben eisers hun standpunten over de openbaarheid van het perceel en de locatie van de keerlus opnieuw aan verweerder voorgelegd. Reeds bij brief van 29 november 2017 heeft verweerder eisers bericht dat de last onder dwangsom is gericht op het herstel van de verharding op het [perceel 1] . Dat standpunt heeft verweerder nadien consequent gehandhaafd en herhaald in een brief van 12 december 2017. Dat vervolgens pas na laatstgenoemde brief en dus een maand na de uitspraak van de Afdeling een aannemer is gezocht en dat toen een tijdig herstel moeilijk werd als gevolg van de kerstvakantie en slecht weer, dient voor rekening en risico van eisers te komen. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat het op de weg van eisers had gelegen om niet (opnieuw) de discussie aan te gaan over de openbaarheid van de op [perceel 1] gelegen keerlus, maar meteen na de uitspraak van de Afdeling een aannemer te zoeken. Daardoor hebben eisers niet de inspanning verricht die van hen verwacht mocht worden. Zoals eisers hebben bevestigd, was de door de Afdeling gestelde termijn op zich ruim genoeg om de last uit te voeren. De door eisers gestelde onmogelijkheid om tijdig aan de last te voldoen, is toerekenbaar door henzelf veroorzaakt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in het bestreden besluit, zoals nader toegelicht in het verweerschrift, voldoende gemotiveerd dat er, gelet op de relevante omstandigheden en belangen, geen redenen waren om het verzoek om verlenging van de begunstigingstermijn in te willigen. De door eisers daartegen naar voren gebrachte beroepsgronden slagen niet. Het beroep tegen bestreden besluit 1 is daarom ongegrond.
Het beroep met zaaknummer ROE 18/1552
6. Eisers hebben ter uitvoering van de last onder dwangsom van 28 juli 2015 op de laatste dag van de begunstigingstermijn, 3 januari 2018, een nieuwe asfaltverharding aangebracht op [perceel 1] .
7. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden zijn toezichthouders van verweerders gemeente aanwezig geweest en na afronding van de werkzaamheden heeft op 4 januari 2018 een controle plaatsgevonden, waarvan een controlerapport is opgemaakt. Op 12 januari 2018 is een nadere visuele inspectie uitgevoerd, waarvan eveneens een rapport is gemaakt. De bevindingen hielden in dat de laagdikte van het asfalt (circa 70 millimeter) onvoldoende is voor de functie zwaar verkeer, dat het aangebrachte asfaltmengsel niet als toplaag voldoet, dat de vlakheid van het mengsel niet voldoet en dat de verdichting niet voldoende is.
8. Gelet op de bevindingen bij de controles heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eisers niet (tijdig) aan de last onder dwangsom hebben voldaan. Verweerder heeft daarin aanleiding gezien om eisers op 7 februari 2018 een last onder bestuursdwang op te leggen. De last houdt in dat de asfaltverharding uiterlijk 15 maart 2018 compleet dient te zijn hersteld. Om te komen tot compleet herstel van de asfaltverharding op [perceel 1] dient de op 3 januari 2018 aangebrachte asfaltlaag te worden verwijderd en dient een nieuwe asfaltlaag te worden aangebracht die geschikt is voor het gebruik door zwaar verkeer. Eisers hebben tegen het besluit van 7 februari 2018 bezwaar gemaakt bij verweerder, die dat bezwaar bij bestreden besluit 2 ongegrond heeft verklaard.
9. Eisers hebben in beroep primair aangevoerd dat het asfalt op 3 januari 2018 goed is hersteld. Dit blijkt volgens eisers uit het proces-verbaal van bevindingen van gerechtsdeurwaarder Otten en de verklaringen van de aannemer, Theunissen Infra B.V. (hierna: Theunissen), die het werk heeft uitgevoerd. Theunissen heeft bevestigd dat de werkzaamheden zijn uitgevoerd terwijl toezichthouders van de gemeente aanwezig waren. De toezichthouders hebben volgens Theunissen aangegeven dat het asfalt voldeed. Reeds daarom is aan de last voldaan. Eisers betogen dat het asfalt in de oude staat is hersteld en dat verweerder ontoereikend heeft gemotiveerd waarom dit niet het geval is. De vergelijking tussen de diktes van het asfalt op [perceel 1] met dat van [perceel 2] die door Kiwa KOAC B.V. in opdracht van verweerder is uitgevoerd, achten eisers niet relevant omdat in de last geen technische eisen zijn opgenomen en omdat het asfalt op die percelen niet gelijktijdig is aangebracht en daardoor niet dezelfde dikte had. Eisers zijn van mening dat het asfalt is hersteld, dat de kwaliteit voldoet aan het beoogde gebruik en aan het gebruik zoals dat oorspronkelijk plaatsvond.