ECLI:NL:RBLIM:2020:4180

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 juni 2020
Publicatiedatum
11 juni 2020
Zaaknummer
03/702719-17
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling eigenaren van een growshop voor het aanbieden van stoffen en voorwerpen bestemd voor illegale hennepteelt

Op 11 juni 2020 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1965, en zijn medeverdachte, die samen een growshop exploiteerden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachte zich schuldig hebben gemaakt aan het aanbieden, verkopen en voorhanden hebben van stoffen en voorwerpen die bestemd waren voor de beroepsmatige en grootschalige hennepteelt, in strijd met artikel 11a van de Opiumwet. De zaak kwam aan het licht na een politieonderzoek op 26 juni 2017, waarbij in het bedrijfspand van de growshop grote hoeveelheden goederen werden aangetroffen die gebruikt kunnen worden voor hennepteelt, waaronder hennepzaden, groeimiddelen en kweekapparatuur. De rechtbank concludeerde dat de verdachte en zijn medeverdachte wisten dat deze goederen bestemd waren voor illegale hennepteelt, mede gezien de aard van hun bedrijfsvoering en het feit dat vrijwel de gehele omzet contant werd gerealiseerd, vaak met biljetten van € 500,-. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden op, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 120 uren. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in de strafprocedure, die met bijna twaalf maanden was overschreden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/702719-17
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 11 juni 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. S. Weening, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 mei 2020. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte samen met anderen of alleen stoffen en voorwerpen te koop heeft aangeboden, verkocht en voorhanden heeft gehad en gegevens voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat deze bestemd waren om beroepsmatig, bedrijfsmatig of op grote schaal hennep te telen.

3.De voorvragen

De raadsman heeft betoogd dat de tenlastelegging partieel nietig is voor wat betreft de zinsnede “onder meer” zoals die is terug te vinden in het deel van de tenlastelegging waarin de verdachte wordt verweten dat hij “gegevens voorhanden heeft gehad, te weten klappers, inhoudende onder meer folders, prijslijsten, catalogussen, bestellijsten betreffende (informatie met betrekking tot) hennepzaden en materialen voor de beroeps- of bedrijfsmatige hennepkweek”. De raadsman heeft daartoe verwezen naar de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 23 april 2003, NJ 2003/448.
Ingevolge het bepaalde in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) dient de dagvaarding een opgave te behelzen van het feit dat ten laste wordt gelegd, met vermelding van de omstandigheden waaronder het feit zou zijn begaan, zodat de verdachte weet waartegen hij zich moet verdedigen. Aan de verdachte wordt onder meer ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het strafbare feit zoals omschreven in artikel 11a Opiumwet ten aanzien van gegevens die hij voorhanden heeft gehad. Die gegevens zijn in de tenlastelegging verder uitgewerkt als zijnde klappers. De inhoud van de klappers is in de tenlastelegging vervolgens verder uitgewerkt als “onder meer” folders, prijslijsten, catalogussen en bestellijsten betreffende (informatie met betrekking tot) hennepzaden en materialen voor de beroeps- of bedrijfsmatige hennepkweek. De woorden “onder meer” dienen dus ter verdere omschrijving van de inhoud van de klappers en zijn, bezien in samenhang met het dossier, voldoende feitelijk omschreven, waarmee voor verdachte ook voldoende duidelijk is op welke gegevens het verwijt ziet. De tenlastelegging voldoet derhalve aan de in artikel 261 Sv gestelde eisen en de rechtbank zal het betoog van de raadsman ter zake passeren.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat uit de aard en het samenstel van de op 26 juni 2017 in de bedrijfsruimtes van [medeverdachte 1] aangetroffen goederen die in de tenlastelegging zijn vermeld blijkt dat deze goederen bestemd zijn voor de beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt. Er werden onder meer hennepzaden aangetroffen die blijkens de inbeslaggenomen administratie via de website [internetsite 1] van [medeverdachte 1] in grote hoeveelheden zijn verkocht aan zowel particulieren als bedrijven. Op deze site werd ook informatie gegeven over de professionele hennepteelt. Uit de inbeslaggenomen administratie blijkt verder dat een aanzienlijk deel van de omzet van [medeverdachte 1] werd gegenereerd met contant geld en dat door klanten veelvuldig werd betaald met biljetten van € 500,-, hetgeen in het ‘normale’ betalingsverkeer niet gebruikelijk is. Ook verkocht [medeverdachte 1] groeimiddelen in jerrycans van 5 liter of 10 liter die niet worden gekocht door de ‘kleine’ teler en dus bestemd moeten zijn voor de beroeps- en bedrijfsmatige hennepkweek.
Medeverdachte [medeverdachte 2] en de verdachte waren tot 29 september 2016 de bestuurders van [naam vof] . Na de omzetting in een B.V. op 29 september 2016 werden ze bestuurders van [bedrijf 2] welke B.V. enig aandeelhouder en bestuurder was van [medeverdachte 1] Uit diverse schriftelijke facturen blijkt dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 2] een rol hadden bij de inkoop en verkoop van goederen. De bankrekening van [bedrijf 2] werd voornamelijk gebruikt ten behoeve van [medeverdachte 1] voor de betaling van de salarissen van de medeverdachte en de verdachte. Ook gebruikten de medeverdachte en de verdachte de bankrekening voor opnames en stortingen. Gelet op voornoemde feitelijke gang van zaken moet het ervoor worden gehouden dat de verdachte en [medeverdachte 2] wisten dat de door hen geleverde goederen bestemd waren voor de illegale hennephandel en dat zij opzet hadden op het ten laste gelegde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
[medeverdachte 1] is een groothandel die ook levert aan particulieren. Nog voor de wetswijziging is door de verdachte navraag gedaan bij de politie wat na de wetswijziging wel en niet meer kon. Daar is geen duidelijk antwoord op gekomen. Lampen, filters en afzuigingen zouden problematisch kunnen zijn. De verdachte en de medeverdachte hebben daarop het assortiment in de zaak aangepast. Lampen, filters en afzuigingen worden sindsdien niet meer verkocht aan particulieren. De in de kelder aangetroffen assimilatielampen zijn nog van voor de wetswijziging. De verdachte en de medeverdachte waren zich er niet eens meer van bewust dat ze deze lampen nog hadden liggen. Zij hebben ook de tekst op de website [internetsite 1] aangepast. Op de site wordt uitdrukkelijk aangegeven dat slechts een beperkt aantal zaden per klant wordt verkocht. Grotere aantallen werden alleen verkocht aan wederverkopers. Bij de verkopen aan [bedrijf 1] is sprake van business to business verkoop. Uit de facturen is niet op te maken dat de goederen bestemd zijn voor de beroeps- of bedrijfsmatige of grootschalige hennepteelt.
De verdachte en de medeverdachte handelen in legale goederen. Van strafbaar handelen is enkel sprake als de goederen bestemd zijn voor de beroeps- of bedrijfsmatigeof grootschalige hennepteelt en bij de verkoper sprake is van een criminele intentie. In de jurisprudentie valt een lijn te ontdekken die erop wijst dat een veroordeling op grond van artikel 11a van de Opiumwet voor de hand kan liggen indien er veel koolstoffilters, afzuiginstallaties, transformatoren en assimilatielampen aanwezig zijn bij een onderneming. Deze goederen zijn nu juist niet aangetroffen bij [medeverdachte 1] Ten aanzien van de gezamenlijkheid van aangetroffen goederen kan weliswaar worden geconcludeerd dat deze bestemd zijn voor de hennepteelt, maar daarmee is niet gezegd dat ze bestemd zijn voor de beroeps- of bedrijfsmatige of grootschalige hennepteelt. Dat de inventaris een grote hoeveelheid goederen bevat maakt dit niet anders, nu essentiële goederen als koolstoffilters en afzuiginstallaties ontbraken. Uit het dossier kan ook niet worden afgeleid dat bij de verdachte sprake is van een criminele intentie.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Inleiding
Op 26 juni 2017 heeft de politie Limburg onder leiding van de officier van justitie een onderzoek ingesteld in het bedrijfspand van [medeverdachte 1] , gelegen aan de [adres 1] te Hoensbroek. Het onderzoek werd ingesteld naar aanleiding van meldingen van omwonenden, ontvangen TCI-informatie en bevindingen van de politie ter plaatse gedaan op 14, 16 en 19 juni 2017. [medeverdachte 1] is blijkens informatie van de Kamer van Koophandel op 29 september 2016 opgericht en drijft een onderneming met de activiteiten: - winkels in bloemen en planten, zaden en tuinbenodigheden; - groothandel in overige machines, apparaten en toebehoren voor industrie en handel; en - groothandel in emballage. Bestuurder en enig aandeelhouder van [medeverdachte 1] is [bedrijf 2] [2] [bedrijf 2] is eigendom van [3] en wordt bestuurd door de medeverdachte [medeverdachte 2] , en de verdachte. De holding is gevestigd op het adres van de medeverdachte. Beiden zijn zelfstandig bevoegd om op te treden namens de holding. [4] De door de verdachte en de medeverdachte gedreven onderneming – hierna [medeverdachte 1] – bestaat al sinds 1 januari 1998. De bedrijfsactiviteiten van [medeverdachte 1] vonden voor 29 september 2016 plaats binnen een vennootschap onder firma met de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 2] als vennoten. [5]
Het bedrijfspand van [medeverdachte 1] bestaat uit meerdere ruimten, te weten een winkelgedeelte toegankelijk vanaf de [adres 1] , een kelder, een kantoorgedeelte en twee achterliggende loodsen. De loodsen liggen daarbij geschakeld naast elkaar, waarbij de eerste loods toegankelijk is vanuit de winkel en de tweede loods vanuit de eerste loods. [6] De loodsen zijn aan de achterkant te benaderen via de [adres 2] .
De omstandigheden
Tijdens het onderzoek op 26 juni 2017 werden in het bedrijfspand op 26 juni 2017 onder meer aangetroffen:
- 55 zakken royal mix potgrond [7] , 51 50-literzakken potgrond [8] , 20 zakken light mix potgrond [9] en 5 zakken potgrond perlite [10] ;
- 52 zakken isolatiemateriaal [11] ;
- een grote hoeveelheid groei- en bloeimiddelen in klein- en grootverpakkingen (waaronder jerrycans, 5 en 10 liter) [12] ;
- 8 honeywell standkachels en 6 atomic c2000 kachels [13] ;
- 8 luchtbevochtigers airsonic professionel healthcare [14] ;
- 14 zakken inhoudende slangklemmen en 1 doos met 150 slangklemmen [15] :
- 5 watersproeiers [16] ;
- 1 HC 0810 aquaking hydrometer en 21 thermo-hygrometers [17] ;
- insectenbestrijdingsmiddelen [18] ;
- 11 dompelpompen en 39 vijverpompen [19] ;
- koppelingen [20] ;
- waterslangen [21] :
- buizen [22] ;
- 6 doosjes inhoud 25 zekeringen 35 ampère en grijze sorteerdoos met diverse passchroeven en zekeringen [23] :
- 4 dozen stroomkabel met stekker en 7 rollen stroomdraad wit [24] :
- installatiekabels [25] ;
- ventilatoren [26] ;
- 45 dozen agrawool en 646 zakken kokossubstraat [27] ;
- stekkentrays [28] ;
- 157 dozen paperpot pluggen 84 tray per doos [29] en 3 dozen steenwol blok 2700 stuks [30] ;
- 1800 zwarte plastic bloempotten in verschillende maten [31] ;
- vijverfolie [32] ;
- ( opvouwbare) watervaten [33] ;
- in twee koelkasten in totaal meer dan 60.000 gefeminiseerde en autoflower hennepzaden [34] ;
- 4 verschillende formaten zwarte strijkzakken [35] en een grote hoeveelheid vacuumzakken [36] ;
- gripzakjes in diverse maten [37] ;
- latex handschoenen [38] ;
- een grote hoeveelheid zogenaamde bigshoppers [39] .
In klappers boven het bureau achter de balie in het winkelgedeelte bevonden zich onder andere de folder ‘Always in Control’ met informatie over klimaatbeheersing, kunstlicht, ventilatie, luchtzuivering, voedingscomputers en plantenpotten, een folder van [bedrijf 3] met afbeeldingen en prijzen van kweektenten, slakkenhuizen, assimilatielampen, strijkzakken, gripzakken, sporttassen, digitale weegschaal, plantenpotten en steenwolkweekmedium (Agrawool) en de catalogus van [bedrijf 4] waar blijkens de inhoudsopgave kunnen worden betrokken goederen voor klimaatbeheersing (o.a buisventilatoren, slakhuisventilatoren, softboxen, koolstoffilters, ventilatoren, kachels, CO2 apparatuur, luchtbevochtigers), verlichting en elektra, irrigatie, groeimedia, voeding, EC en PH meetapparatuur, folie, bestrijdingsmiddelen, scharen/trimmachines, bouw- en verpakkingsmaterialen en tenten en toebehoren. [40] Op het bureau en in de la van het bureau werden ook klappers met prijslijsten en folders aangetroffen van bedrijven die goederen aanbieden op gebied van luchttechniek ( [bedrijf 5] ), lichttechniek ( [bedrijf 6] ), groeimiddelen, folies en kweeksystemen. [41] Op het bureau lagen een drietal bestellijsten. Op een van de lijsten stond met pen opgeschreven en ingevuld: “2x groeimiddelen, 1x tumble trimmer, 10x clipfan, 200 Ultimate verloop stukken in diverse maten, 1x Empire light 2000 (koolstoffilter) en 50x 25 liter potten”. [42]
Verbalisant [verbalisant 1] , om wiens ondersteuning was verzocht door het onderzoeksteam in verband met zijn ervaring met de aanpak van de illegale versnelde kweek van hennepplanten en het ruimen van hennepkwekerijen, heeft over de bij de verdachte aangetroffen goederen gerelateerd dat deze goederen gebruikt worden bij de illegale hennepteelt en dat hij goederen van de aangetroffen merken ( [merknaam 1] , [merknaam 2] , [merknaam 3] , [merknaam 4] , [merknaam 5] , [merknaam 6] en [merknaam 7] ) geregeld tegenkomt bij de illegale teelt van hennepplanten. [43]
Van verschillende goederen die niet zijn aangetroffen in het bedrijfspand zijn wel in- en verkoopfacturen van na 1 maart 2015 aangetroffen in de administratie van [medeverdachte 1] . Het betreft in- en verkoop van onder meer assimilatielampen [44] , koolstoffilters [45] , slakkenhuisafzuigers in geluidsarme boxen [46] , buisventilators [47] , elektrische knipmachines [48] , kweektenten [49] , wegwerpoveralls [50] en watergekoelde airco’s [51] .
Uit het onderzoek kwam naar voren dat de hennepzaden onder meer werden verkocht via de website [internetsite 1] . De verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 2] hebben dit ter zitting bevestigd. Naar de website is door het onderzoeksteam onderzoek gedaan. [52] Het adres van [medeverdachte 1] in Hoensbroek stond als bezoekadres op de site vermeld. Op de website was onder het kopje ‘Over Ons’ te lezen ‘Welkom bij [internetsite 1] , de online-shop gespecialiseerd in gefeminiseerde zaden in alle aantallen! Al onze zaden zijn vrouwelijk! Wij bieden U verschillende betaalmethodes, ook contante betaling bij levering.’ [53] Elders op de website werd klanten verder de mogelijkheid aangereikt om ook bij bestellingen per post contant te betalen (‘contant in envelop’). [54]
De website bevatte een volledige handleiding over de kweek van cannabis. [55] De beschrijving van de kweekruimte benoemt wat je nodig hebt voor de meest elementaire inrichting namelijk een lamp (met reflector en ballast), een schakelkast, een filter, een ventilator, potten, een thermometer, een hygrometer, reflecterende muren en een kachel, waarna elk element wordt uitgelegd. [56] Op de site werd ook het zogenoemde 12/12 systeem gepromoot. Op de site was te lezen dat met dit systeem 7 maal per jaar kan worden geoogst en men niet meer afhankelijk is van stekken. ‘De tijden dat je kwekerij leeg staat, omdat er geen stekken te krijgen zijn, zijn voorgoed voorbij’. Wietzaadjes hebben verder het voordeel dat ze legaal zijn, goedkoper dan stekken en makkelijk te transporteren (‘1000 zaadjes passen gewoon in je broekzak’). Op de site werd uitgelegd wanneer je moet starten met het voor laten groeien van de plantjes en hoe je dit moet aanpakken. Daarbij was onder meer te lezen ‘Verder heb je een plek nodig om je plantjes voor te groeien. Dat kan een kweektent zijn of een zelf ontworpen kweekkast. In een kweektent van 120x120x200 cm passen met gemak 300 plantjes als je potten van 9x9x10 gebruikt.’ [57] [internetsite 1] adverteerde blijkens aangetroffen facturen in de ten laste gelegde periode op [internetsite 2] en [internetsite 3] . [58] In het bedrijf zijn verder facturen aangetroffen van verkopen van grotere aantallen zaden door [medeverdachte 1] in de ten laste gelegde periode aan bedrijven en een particulier. [59]
Er heeft ook onderzoek plaatsgevonden naar de verkoopadministratie van [medeverdachte 1] . Daarbij bleek dat een aanzienlijk aantal van de verkopen per kas verliepen. De verkopen werden per dag bijgehouden op een dagomzetstaat. De ontvangen contanten zijn afgestort op de ING bankrekening van [medeverdachte 1] . Er is door het onderzoeksteam een overzicht gemaakt van alle in de ten laste gelegde periode in de administratie aangetroffen contante stortingen met betrekking tot de omzet. Daaruit bleek dat in 2015 vanaf 28 maart 2015 voor een totaal aan € 451.080,- contant is gestort, waaronder 45 biljetten van € 500,-. In 2016 is voor een totaal aan € 643.540,- contant gestort, waaronder 202 biljetten van € 500,-. In 2017 is tot en met 16 juni 2017 voor een totaal aan € 290.000,- contant gestort, waaronder tot 4 januari 2017 4 biljetten van € 500,-. Vanaf 4 januari 2017 is op 34 van de 36 stortingsbewijzen niet zichtbaar in welke coupures er is gestort. [60]
Uit de verkoopadministratie bleek verder dat in de ten laste gelegde periode de Duitse onderneming [bedrijf 1] de grootste afnemer is geweest van [medeverdachte 1] . [bedrijf 1] heeft in 2015 vanaf juni 2015 voor € 110.760,39, in 2016 voor € 163.022,13 en in 2017 tot mei 2017 voor € 36.045,34 aan goederen ingekocht bij [medeverdachte 1] . Het gaat om in totaal 56 facturen die nagenoeg allemaal contant zijn voldaan. Van twee facturen is onbekend gebleven op welke wijze deze zijn betaald. Het bedrijf heeft koopt blijkens de facturen met name technische apparatuur en middelen ingekocht bij [medeverdachte 1] . Verbalisant [verbalisant 2] relateert ten aanzien van de goederen op de facturen - waaronder assimilatielampen, zogenaamde slakkenhuizen, apparaten voor het verwijderen van onder andere bladeren en apparaten voor klimaatbeheersing - dat hem ambtshalve bekend is dat deze goederen gebruikt worden in hennepkwekerijen. [61]
De verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 2] komen op inkoopfacturen van [medeverdachte 1] en overige administratieve bescheiden beiden voor als contactpersoon. [62]
De bewijswaardering
De strafbaarstelling van artikel 11a van de Opiumwet
De verdachte, zijn medeverdachte [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] worden verdacht van het (gezamenlijk) overtreden van artikel 11a van de Opiumwet, zoals dit artikel sinds 1 maart 2015 luidt. Dat artikel stelt strafbaar hij die ‘stoffen of voorwerpen (...) voorhanden heeft (...), waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid, strafbaar gestelde feiten’. Artikel 11, derde lid, van de Opiumwet stelt strafbaar hij die ‘in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelt in strijd met een in artikel 3, onder B, gegeven verbod’. Het vijfde lid van dat artikel houdt in dat indien ‘een feit als bedoeld in het tweede of vierde lid, betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel’ een gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie wordt opgelegd. Onder grote hoeveelheid wordt verstaan ‘een hoeveelheid die meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel.’ Die algemene maatregel van bestuur is het Opiumwetbesluit. Op grond van artikel 1, tweede lid, Opiumwetbesluit betreft genoemde grote hoeveelheid, voor zover hier relevant, 500 gram hennep of 200 hennepplanten.
Tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel dat tot de invoering van art. 11a van de Opiumwet leidde is door de wetgever uitgebreid ingegaan op de reikwijdte van de strafrechtelijke aansprakelijkheid uit hoofde van artikel 11a van de Opiumwet.
In de Nota naar aanleiding van het Verslag is daarover onder meer het volgende aangegeven:

Voor een veroordeling ter zake van overtreding van het nieuwe artikel 11a zal het openbaar ministerie moeten bewijzen dat betrokkene wist dat of ernstige redenen had om te vermoeden dat de door hem verrichte handelingen bestemd waren voor het beroeps- of bedrijfsmatig telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken of vervoeren van lijst II middelen of van grote hoeveelheden van die middelen. (…) Van strafbare voorbereiding is sprake indien ten aanzien van de dader wetenschap of een ernstig vermoeden kan worden bewezen bij de verrichting van handelingen die strekken tot voorbereiding of vergemakkelijking van de genoemde illegale hennepteelt. Het gaat met andere woorden steeds om de criminele intentie van de dader en de daaruit voortvloeiende handeling. Deze twee bestanddelen van de strafbaarstelling moeten zijn vervuld, wil er sprake zijn van strafbare voorbereidingshandelingen. De werking van deze bestanddelen is vergelijkbaar met communicerende vaten. Indien de verrichte handeling onmiskenbaar bestemd is voor de hennepteelt zal de criminele intentie grotendeels kunnen worden afgeleid uit aard en bedoeling van die handeling, terwijl wanneer de handeling meer alledaags is, hogere eisen zullen gelden voor het bewijs van hetgeen de verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden over het uiteindelijk doel ten behoeve waarvan de handeling werd verricht. [63]
In de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie van 7 december 2012 met een schriftelijke reactie op de in eerste termijn bij de plenaire behandeling in de Tweede Kamer gestelde vragen schrijft de Minister over de reikwijdte van de strafrechtelijke aansprakelijkheid verder onder meer nog:

Het gaat in dit wetsvoorstel in het geheel niet om een omslag van legale producten in illegale producten. Het gaat erom dat voorwerpen (…) ter beschikking worden gesteld terwijl men ernstige redenen heeft om te vermoeden of weet dat met die voorwerpen of legale producten strafbare handelingen zullen worden begaan. Het gaat dus om het <> en niet om de voorwerpen die ter beschikking worden gesteld. De kern van de strafbare voorbereiding is de verstrekking onder bepaalde omstandigheden. De verstrekking onder die omstandigheden is strafbaar, maar de voorwerpen blijven doorgaans legaal. [64]
De strafbaarstelling van artikel 11a van de Opiumwet brengt mee dat strafbare voorbereiding ook kan worden bewezen zonder dat een hennepkwekerij is aangetroffen [65] . De voor een veroordeling op grond van artikel 11a van de Opiumwet vereiste bestemming van de stoffen en voorwerpen voor de beroeps- of bedrijfsmatige en grootschalige hennepteelt is niet beperkt tot louter die gezamenlijkheid van goederen waarmee deze strafbare feiten zonder meer kunnen worden gepleegd [66] .
De wetgever heeft tijdens de parlementaire behandeling ten aanzien van de vraag wanneer sprake is van beroepsmatige of bedrijfsmatige teelt van hennepplanten verwezen naar hetgeen over dit aspect is aangegeven in de Aanwijzing Opiumwet van het Openbaar Ministerie. In de Nota naar aanleiding van het Verslag staat aangegeven:

Bij beroeps- en bedrijfsmatige teelt wordt gekeken naar de wijze van telen, zoals blijkt uit de Aanwijzing Opiumwet van het OM (Staatscourant 2011, nr. 11 134 van 27 juni 2011), paragraaf 3.2.1 en bijlage 1. Paragraaf 3.2.1 vermeldt, voor zover hier van belang, dat voor de beoordeling van het al dan niet beroeps- of bedrijfsmatige karakter van teelt wordt gekeken naar de omstandigheden waaronder de teelt plaatsvindt. Bij het aantreffen van een hoeveelheid van vijf planten of minder wordt in het algemeen aangenomen dat er geen sprake is van beroeps- of bedrijfsmatig handelen. Het aantal planten is echter niet altijd de doorslaggevende factor voor het bepalen van het al dan niet beroeps- of bedrijfsmatige karakter van de teelt. Ook bij vijf planten of minder kan sprake zijn van beroeps- of bedrijfsmatige teelt. Dit geldt in situaties waarin aan twee of meer indicatoren voor professionele teelt, zoals opgenomen in bijlage I van de Aanwijzing is voldaan en indien er sprake is van teelt voor geldelijk gewin. [67]
In de Aanwijzing Opiumwet wordt aangegeven dat aan de hand van doel en mate van professionaliteit moet worden beoordeeld of sprake is van beroeps- of bedrijfsmatige teelt, waarbij bij een schaalgrootte van 5 planten of minder in beginsel aangenomen kan worden dat geen sprake is beroeps- of bedrijfsmatige teelt. Doel (geldelijk gewin) en mate van professionaliteit van de teelt van een hoeveelheid kan echter maken dat ook in een dergelijk geval sprake is van beroeps- of bedrijfsmatige teelt. Bijlage 1 van de Aanwijzing Opiumwet bevat een niet-limitatieve opsomming van indicatoren om de mate van professionaliteit van de hennepkweek te beoordelen.
Hebben de verdachte en de medeverdachted R.Driessen zich schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 11a van de Opiumwet?
In het bedrijfspand van [medeverdachte 1] zijn onder meer de volgende producten aangetroffen: verrijkte aarde en potgrond, steenwol en kokos, stekkenpluggen, groei- en bloeimiddelen, producten voor ziektebestrijding waaronder signaleringsvellen, kachels, luchtbevochtigers, hygrometers, waterpompen, waterslangen, ventilatoren en watervaten. De groei- en bloeimiddelen waren in grootverpakkingen (jerrycans) ruim voorhanden. Gebruik van deze stoffen en voorwerpen bij de teelt van hennep zijn indicatoren voor de beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt. Tot het bedrijfsassortiment behoorden verder stekkentrays, simpele zwarte plastic bloempotten in een aantal maten in grote hoeveelheden, vijverfolie, bevestigingsmaterialen voor slangen, stroom- en installatiekabels, zekeringen, gripzakken, strijkzakken, latex handschoenen en bigshoppers. Dit betreffen goederen waarmee beroeps- of bedrijfsmatige en grootschalige kwekerijen plegen te worden ingericht en de opbrengst van die kwekerijen wel wordt vervoerd. [medeverdachte 1] verkocht verder ook geselecteerde hennepzaden. Er is een groot aantal gefeminiseerde en autoflower hennepzaden aangetroffen bij het onderzoek op 26 juni 2017. Uit het dossier blijkt verder dat goederen die weliswaar niet bij [medeverdachte 1] in het bedrijfspand zijn aangetroffen, en die in de regel wel worden aangetroffen bij beroeps- of bedrijfsmatige en grootschalige hennepteelt, bij [medeverdachte 1] worden besteld. Van deze goederen zijn in de winkel folders, prijslijsten, catalogussen en bestellijsten aangetroffen. Koolstoffilters, assimilatielampen, kweektenten, cannacutters, alles kon en werd geleverd door [medeverdachte 1] . Ten aanzien van voormelde stoffen en voorwerpen is volstrekt niet aannemelijk dat deze worden gebruikt door kleinschalige, niet professionele thuistelers. Gezien de voorhanden en in de ten laste gelegde periode verhandelde stoffen en voorwerpen kan worden bewezen dat [medeverdachte 1] stoffen en voorwerpen die bestemd zijn voor beroeps- of beroepsmatige en grootschalige hennepteelt (hierna: illegale hennepteelt) te koop heeft aangeboden, verkocht en voorhanden heeft gehad.
Dat illegale hennepteelt ook daadwerkelijk de bestemming van de stoffen en voorwerpen was en dat de verdachte en de medeverdachte dit ook wisten kan worden afgeleid uit de totale bedrijfsvoering, zoals daarvan uit het dossier blijkt. Daarbij is van belang dat de onderneming van de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] een voormalige growshop betreft, waarvan het beperkte assortiment ook na de wetswijziging door verdachte en de medeverdachte is gehandhaafd, in combinatie met de verkoop van hennepzaden, die zich niet beperkte tot vijf stuks aan particulieren, en de mogelijkheid tot contante betaling bij [medeverdachte 1] .
Het assortiment van [medeverdachte 1] beperkt zich ook na 1 maart 2015 tot producten die kunnen worden gebruikt voor illegale hennepteelt. Overig assortiment ontbreekt. Ook de in- en verkoop van andere goederen beperkt zich tot producten die kunnen worden gebruikt voor illegale hennepteelt. Op de aan haar gelieerde website profileert [medeverdachte 1] zich verder als professionele verkoper van gefeminiseerde zaden in alle aantallen. Dat [medeverdachte 1] zich uitsluitend zou richten op de niet professionele teelt door thuistelers is gezien het assortiment en de content van de website volstrekt onaannemelijk. Het dossier bevat ook geen aanwijzingen dat een noemenswaardig deel van de verkopen van [medeverdachte 1] aan particulieren voor de hobbyteelt plaatsvond. Dat een aantal aangetroffen stoffen en voorwerpen afzonderlijk ook kunnen worden gebruikt voor kleinschalige hennepteelt of voor andere doeleinden, maakt dit niet anders. Voor zover [medeverdachte 1] heeft willen stellen dat zij een groothandel is en dat daarom geen sprake is van verboden verkopen, gaat dit uit van een onjuist begrip van de strafbaarstelling. Dat sprake is geweest van zogenaamde ‘business to business’ handel (althans verkoop aan wederverkopers), maakt niet dat artikel 11a van de Opiumwet geen toepassing zou kunnen vinden, omdat ook bij een dergelijke verkoop sprake kan zijn van de omstandigheid dat de verkoper weet of ernstige redenen heeft om te vermoeden dat de door hem verrichte handelingen bestemd zijn voor de grootschalige, beroeps- of bedrijfsmatig hennepteelt. Uit het onderzoek is verder gebleken dat klanten bij [medeverdachte 1] contant konden betalen. Op de website worden potentiële klanten hier op meerdere plekken op geattendeerd. In de ten laste gelegde periode is vrijwel de gehele omzet contant gerealiseerd, waarbij ook biljetten van € 500,- werden ingenomen. Met het bieden van de mogelijkheid tot contante betaling ook van grote bedragen wordt de illegale hennepteelt bewust gefaciliteerd. Het is een feit van algemene bekendheid dat het illegale circuit gepaard gaat met grote hoeveelheden contant geld in doorgaans grote coupures.
Bij verkoop van stoffen en voorwerpen die kunnen worden gebruikt voor de illegale hennepteelt onder voormelde omstandigheden is onmiskenbaar dat sprake is van verkoop van stoffen en voorwerpen bestemd voor de illegale hennepteelt en onaannemelijk dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 2] niet weten dat zij de bedrijfs- of beroepsmatige hennepteelt faciliteren. In ieder geval hebben zij door hun handelswijze bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat dit het geval was.
Gezien de op 26 juni 2017 bij [medeverdachte 1] aangetroffen stoffen en voorwerpen, de gedane bevindingen in het bedrijfspand en de administratie van [medeverdachte 1] is dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 2] zich in de ten laste gelegde periode met de activiteiten verricht in hun onderneming samen schuldig hebben gemaakt aan overtreding van artikel 11a van de Opiumwet.
De verdediging heeft nog aangevoerd dat ten aanzien van de goederen aangetroffen in de tweede loods geen bewezenverklaring kan volgen omdat deze loods het perceel [adres 2] betreft. Dit wordt niet gevolgd. Uit het dossier blijkt en dit is ook door de verdachte en de medeverdachte ter zitting bevestigd dat de loodsen met elkaar in verbinding staan en toegankelijk zijn vanuit de winkel. Beiden loodsen bevatten bedrijfsvoorraad en maken aldus onderdeel uit van het bedrijfspand aan de [adres 1] bestaande uit een winkelgedeelte, een kantoorgedeelte en twee loodsen en het daarbij behorende buitenterrein voor de opslag van bedrijfsvoorraad.
Ter terechtzitting heeft de raadsman verzocht de informant van het Team Criminele Inlichtingen als getuige te horen ter voorkoming dat het TCI proces-verbaal d.d. 23 juni 2017 door de rechtbank als bewijsmateriaal wordt gebruikt.
Per abuis heeft de rechtbank op dit verzoek niet ter terechtzitting beslist. Nu het TCI-proces-verbaal enkel als startinformatie voor het onderzoek in de strafzaak tegen de verdachte is gebruikt en niet mag worden gebruikt als bewijsmiddel in deze strafzaak, heeft de rechtbank het horen van voornoemde informant niet noodzakelijk geacht. Het verzoek van de raadsman moet daarom (alsnog) worden afgewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte in de periode van 1 maart 2015 tot en met 26 juni 2017 te Hoensbroek, in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een ander in een bedrijfspand, gelegen aan de [adres 1] stoffen en voorwerpen te koop heeft aangeboden, verkocht of voorhanden gehad, te weten
- potgrond
- isolatiemateriaal
- groei- en bloeimiddelen
- verwarmingen
- kachels
- luchtbevochtigers
- slangklemmen
- watersproeiers
- hygrometers
- insectenbestrijdingsmiddelen
- waterpompen
- koppelingen
- waterslangen
- buizen
- zekeringen
- stroomkabels
- installatiekabels
- ventilatoren
- kweekmediums
- stekkentrays
- pluggen
- bloempotten
- vijverfolie
- watervaten
- hennepzaadjes
- gripzakjes
- handschoenen
- big shoppers
en gegevens voorhanden heeft gehad, te weten klappers, inhoudende onder meer folders, prijslijsten, catalogussen, bestellijsten betreffende (informatie met betrekking tot) hennepzaden en materialen voor de beroeps- of bedrijfsmatige hennepkweek, waarvan hij en zijn mededader wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
medeplegen van stoffen en voorwerpen te koop aanbieden, verkopen en voorhanden hebben en gegevens voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De straf

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 240 uren en een gevangenisstraf van twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft (subsidiair), gelet op het verstrijken van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), verzocht aan de verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft samen met de medeverdachte [medeverdachte 2] ruim twee jaren stoffen en goederen verkocht waarvan zij wisten dat deze bestemd waren voor de grootschalige of beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt. Na de inwerkingtreding van artikel 11a van de Opiumwet op 1 maart 2015 heeft de verdachte, blijkens de ter terechtzitting overgelegde correspondentie, weliswaar contact gezocht met justitie met de vraag welke producten of combinaties van producten verboden zijn, maar uit het dossier blijkt naar het oordeel van de rechtbank geenszins dat de verdachte
daadwerkelijkiets heeft ondernomen om te voorkomen dat zijn stoffen en goederen terecht zouden komen bij personen of bedrijven die zich bezig houden met de beroeps-of bedrijfsmatige hennepteelt. Uit de totale bedrijfsvoering van het bedrijf van de verdachte blijkt juist het tegendeel en kennelijk moest die bedrijfsvoering ook na 1 maart 2015 koste wat kost worden voortgezet, waarbij het financiële gewin van de verdachte en de medeverdachte voorop is gesteld.
Hennep is schadelijk voor de volksgezondheid en is daarom door de wetgever op de Opiumwet behorende lijst II geplaatst. Het is een feit van algemene bekendheid dat hennepteelt en de handel in en het gebruik van verdovende middelen vaak gepaard gaan met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit, waardoor aan de samenleving schade wordt berokkend. De verdachte heeft als leverancier een wezenlijke rol gespeeld in de hennepteelt en daarmee ook indirect een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele milieu.
De rechtbank heeft acht geslagen op de justitiële documentatie van de verdachte d.d. 18 mei 2020 waaruit blijkt dat de verdachte in Nederland recentelijk niet is veroordeeld voor strafbare feiten (op grond van de Opiumwet). Uit de documentatie blijkt wel dat de verdachte recentelijk in België is veroordeeld in verband met drugsfeiten.
De rechtbank zal in de strafoplegging ten gunste van verdachte rekening houden met de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM en de uitleg die de Hoge Raad heeft gegeven over de wijze waarop met een dergelijke overschrijding moet worden omgegaan. Uitgangspunt hierbij is dat de behandeling van een strafzaak in eerste aanleg binnen twee jaren dient te zijn afgerond met een eindvonnis. Als aanvang van de termijn geldt het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
De doorzoeking van de bedrijfsruimtes van [medeverdachte 1] , de inbeslagname van aangetroffen goederen en de aanhouding van de verdachte hebben op 26 juni 2017 plaatsgehad. De redelijke termijn is dan ook op die dag gaan lopen. De zaak is pas op 28 mei 2020 ter terechtzitting aangebracht en dit vonnis wordt op 11 juni 2020 gewezen. De redelijke termijn is daarmee met bijna twaalf maanden overschreden.
De rechtbank is van oordeel dat bij een feit als het onderhavige, mede gelet op de langere periode waarin de verdachten na de wetswijziging hun bedrijfsvoering hebben voorgezet, in beginsel een gevangenisstraf de enige passende straf is. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank daarvan echter afzien en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden opleggen, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf van 120 uur opleggen. Met deze straf wil de rechtbank enerzijds de ernst van het feit tot uitdrukking brengen, terwijl zij anderzijds hoopt de verdachte met deze straf ervan te doordringen dat hij zijn activiteiten daadwerkelijk moet aanpassen en geen strafbare feiten meer moet plegen.

8.Het beslag

Bij de aanhouding van de verdachte is een geldbedrag van € 880,- onder hem in beslag genomen. [68] Hoewel op de kennisgeving van inbeslagneming is vermeld dat geen eigenaar bekend is, gaat de rechtbank ervan uit dat de verdachte moet worden aangemerkt als de eigenaar van dit geldbedrag. Hij had dit geld immers bij zich tijdens de fouillering en er zijn geen aanwijzingen dat er een andere rechthebbende zou zijn. Aangezien niet kan worden vastgesteld dat dit geldbedrag verband houdt met het bewezenverklaarde feit dient dit aan de verdachte te worden teruggegeven.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 47 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 11a van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 5. is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met een proeftijd van twee jaren;
  • bepaalt dat de voorwaardelijke gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van twee jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
  • veroordeelt de verdachte voor tot een taakstraf voor de duur van 120 uren;
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van twee maanden;
Beslag
- gelast de teruggave aan de verdachte van het onder hem in beslag genomen geldbedrag van € 880,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Wapenaar, voorzitter, mr. drs. E.C.M. Hurkens en mr. W. Loof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.F. Stuurman en mr. S.A.J. Wenders, griffiers, en uitgesproken ter openbare zitting van 11 juni 2020.
Mr. drs. E.C.M. Hurkens en mr. A.F. Stuurman zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2015 tot en met 26 juni 2017 te Hoensbroek, in elk geval in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen in een bedrijfspand, gelegen aan de [adres 1] , stoffen en/of voorwerpen te koop heeft aangeboden, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd of voorhanden gehad, te weten
- potgrond
- isolatiemateriaal
- groei- en bloeimiddelen
- verwarmingen
- kachels
- luchtbevochtigers
- slangklemmen
- watersproeiers
- hygrometers
- insectenbestrijdingsmiddelen
- waterpompen
- koppelingen
- waterslangen
- buizen
- zekeringen
- stroomkabels
- installatiekabels
- ventilatoren
- kweekmediums
- stekkentrays
- pluggen
- bloempotten
- vijverfolie
- watervaten
- hennepzaadjes
- gripzakjes
- handschoenen
- big shoppers
- assimilatielampen
en/of gegevens voorhanden heeft gehad, te weten klappers, inhoudende onder meer folders, prijslijsten, catalogussen, bestellijsten betreffende (informatie met betrekking tot) hennepzaden en materialen voor de beroeps- of bedrijfsmatige hennepkweek, waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt – tenzij anders vermeld – gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, team Ondermijning, proces-verbaalnummer : 20172096139 (BVH) LBRAA 17015 TOL 23 (Summit), gesloten op 10 oktober 218, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 1126.
2.Uittreksel uit de Kamer van Koophandel van 8 juni 2017, pagina’s 52 t/m 54.
3.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 28 mei 2020.
4.Uittreksel uit de Kamer van Koophandel van 8 juni 2017, pagina’s 55 en 56.
5.Proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 57 en 58.
6.Situatieschetsen gevoegd bij het proces-verbaal van inbeslagneming, pagina’s 230 t/m 233.
7.Beslaglijst pagina 234, pandcode 1004, foto pagina 572.
8.Beslaglijst pagina 234, pandcode 1018, foto pagina 571.
9.Beslaglijst pagina 235, pandcode 1034, foto pagina 571.
10.Beslaglijst pagina 235, pandcode 1035, foto pagina 571.
11.Beslaglijst pagina 234, pandcode 1005, foto’s pagina 572.
12.Beslaglijst pagina 234, pandcodes 1001, 1006, 1020, 1022, 1029; pagina 235, pandcodes 1030, 2004 t/m 2012; pagina 236, pandcodes 2013 t/m 2031, 2033, 2039; pagina 237, pandcodes 4018 t/m 4022; pagina 2384023 t/m 4031, 4033 t/m 4039, 4045 t/m 4047, 4049 t/m 4067; pagina 239, pandcodes 4068 t/m 4115; pagina 240, pandcodes 4116 t/m 4133, 4140; en pagina 241, pandcodes 4180, 4181, 4183 en 4184, foto’s pagina 544 t/m 553, 555 en 556.
13.Beslaglijst pagina 240, pandcodes 4134 en 4135, foto pagina 553.
14.Beslaglijst pagina 237, pandcode 4015, foto pagina 555.
15.Beslaglijst pagina 238, pandcodes 4044 en 4048, foto pagina 555.
16.Beslaglijst pagina 237, pandcode 4016, foto pagina 556..
17.Beslaglijst pagina 236, pandcode 2046 en beslaglijst pagina 240, pandcode 4148, foto pagina 558 bovenaan.
18.Beslaglijst pagina 236, pandcodes 2043 t/m 2045, beslaglijst pagina 240, pandcode 4147 en pagina 241, pandcodes 4169, 4182, 4197 en 4199 en foto pagina 558 onderaan.
19.Beslaglijst pagina 237, pandcode 2054, beslaglijst pagina 240, pandcodes: 4143, 4144, 4145, 4149 en foto pagina 559 onderaan.
20.Foto pagina 559, bovenaan.
21.Beslaglijst pagina 236, pandcode 2041, beslaglijst pagina 237, pandcode 2052 en foto’s pagina 559 bovenaan, 564 bovenaan en 583 bovenaan.
22.Foto pagina 559 bovenaan.
23.Beslaglijst pagina 240, pandcodes 4159, 4160 en 4161foto’s pagina 561 en 562.
24.Beslaglijst pagina 236, pandcode 2040 en foto’s pagina 563.
25.Beslaglijst pagina 234, pandcodes 1025 en 1028, foto pagina 564, onderaan.
26.Beslaglijst pagina 234, pandcode 1021, beslaglijst pagina 235, pandcode 2001 en beslaglijst pagina 237, pandcode 4017, foto’s pagina’s 565 en 566.
27.Beslaglijst pagina 235, pandcodes 1031 t/m en 1033, beslaglijst pagina 237, pandcodes 3001 en 3002 en foto pagina 573 en 574.
28.Beslaglijst pagina 234, pandcode 1017, foto pagina 568 en beslaglijst pagina 2351038 en 1039.
29.Beslaglijst pagina 234, pandcodes 1007 t/m1011, 1013 en 1014, foto’s pagina 569 en 570.
30.Beslaglijst pagina 235, pandcode 1039, foto pagina 569 bovenaan.
31.Beslaglijst pagina 234, pandcodes 1023, 1026 en 1027, foto’s pagina 567.
32.Beslaglijst pagina 235, pandcode 2002, foto’s pagina 581 en 582.
33.Beslaglijst pagina 236, pandcode 2036, foto pagina 582.
34.Beslaglijst pagina 235, pandcode 2003 en pagina 242, pandcode 5010, KVI goednummers 964374 en 964382, pagina’s 534 t/m 538.
35.Beslaglijst pagina 236, pandcode 2042.
36.Beslaglijst pagina 237, pandcode 2050.
37.Foto’s pagina 596 t/m 598.
38.Foto’s pagina 600.
39.Beslaglijst pagina 235, pandcode 1037 en foto pagina 601 met bijbehorend relaas van verbalisant [verbalisant 1] .
40.Beslaglijst pagina 237, pandcode 4001, beschreven in proces-verbaal van bevindingen nummer 51, pagina’s 296 t/m 325.
41.Beslaglijst pagina 237, pandcodes 4002 t/m 4009 en 4001, beschreven in proces-verbaal van bevindingen nummer 29, pagina’s 326 t/m 335.
42.Proces-verbaal van bevindingen nummer 29, op pagina 333 en 334.
43.Proces-verbaal van bevingen van 27 juni 2017 met bijlagen (foto’s), pagina’s (o.a.) 542 t/m 618.
44.Bijvoorbeeld op pagina 493, 494, 503, 506, 507, 517.
45.Bijvoorbeeld op pagina’s 475, 476, 480, 481, 484, 506, 522, 523, 524, 784, 786, 787, 788, 790, 791, 792, 820, 821, 822, 823.
46.Bijvoorbeeld op pagina’s 475, 476, 480, 482, 506, 519, 522, 523, 524, 786, 788, 789, 790, 791, 792, 793, 794, 820, 821, 822, 823.
47.Bijvoorbeeld op pagina’s 479, 759.
48.Bijvoorbeeld op pagina 505, 506.
49.Bijvoorbeeld op pagina 482.
50.Bijvoorbeeld op pagina 476.
51.Bijvoorbeeld op pagina 508.
52.Proces-verbaal van bevindingen nummer 16, pagina’s 619 t/m 622 met bijlagen pagina’s 623 t/m 659.
53.Pagina 641.
54.Pagina 629.
55.Pagina 653.
56.Pagina 648.
57.Pagina 637.
58.Facturen op pagina 342 en 343.
59.Proces-verbaal van bevindingen nummer 56 met bijlagen, pagina’s 423 t/m 437.
60.Proces-verbaal van bevindingen nummer 68 met bijlagen, pagina’s 674 t/m 830 op pagina 674 en 679.
61.Proces-verbaal van bevindingen nummer 68 met bijlagen, pagina’s 674 t/m 830 op pagina 675 en facturen: pagina’s 755 t/m 824.
62.Zie bijvoorbeeld pagina’s 341, 345-366, 413 en 493.
63.TK 2011-2012, 32 842, nr. 6, op pagina 2 en 3; ook aangehaald in ECLI:NL:PHR:2019:1143, r.o. 10.
64.TK 2012-2013, 32 842, nr. 13, op pagina 6.
65.TK 2012-2013, 32 842, nr. 13, op pagina 6; zie ook ECLI:NL:PHR:2019:1143, r.o. 12.
66.TK 2011-2012, 32 842, nr. 3, op pagina 7 en 8; ECLI:NL:HR:2019:1991, r.o. 2.4.
67.TK 2011-2012, 32 842, nr. 6, op pagina 9.
68.Kennisgeving van inbeslagneming, pagina 263.