Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord tevens voorwaardelijke eis in reconventie met producties 1 tot
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties 1 tot en met 4
- het verzoek akte indiening producties van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] met productie 5
- het formulier B8 inzending stukken van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] met productie 6
- de akte overlegging producties van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] met producties 8 tot en met 11
- de brief van de rechtbank van 17 juli 2019 waarbij datum comparitie is bepaald
- het proces-verbaal van comparitie van 25 oktober 2019
- de conclusie van repliek in conventie tevens wijziging van eis met producties 7 tot en met
2.De feiten
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
in conventie en in reconventie
[naam onderneming]. Volgens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] blijkt uit de door hem overgelegde jaarrekening 2016 (productie 6) dat de aanschaf van een camera van € 8.000,00 niet aan de orde is geweest. Ook de scooter maakt volgens hem deel uit van het ondernemingsvermogen. Volgens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] dient te waarde van de onderneming op nihil te worden bepaald. Zijn werk is zeer persoonsgebonden en hij kan zijn klantenbestand niet verkopen.
activa(bezittingen) en
passiva(schulden) valt in de huwelijksgemeenschap. De activa kunnen worden verdeeld. Een schuld is geen goed en kan als zodanig niet worden verdeeld (zie rov. 4.13.). In het kader van de verdeling van een ontbonden huwelijksgemeenschap zijn in beginsel beide partijen ieder voor de helft draagplichtig met betrekking tot de schulden, ook als deze verband houden met de exploitatie van een onderneming in de vorm van een eenmanszaak. Voor de omvang van de schulden zijn in beginsel relevant de schulden die op de peildatum van de ontbinding van de huwelijksgemeenschap bestaan. Een schuld behoeft in beginsel niet te worden gewaardeerd. Uitgegaan dient te worden van de nominale verplichting. Ter zake de waarde van de in de verdeling te betrekken
activageldt in beginsel als uitgangspunt het tijdstip van de feitelijke verdeling (waarderingspeildatum), tenzij partijen een ander tijdstip met elkaar zijn overeengekomen of de redelijkheid en billijkheid zich tegen dat tijdstip verzetten. Het exploitatieresultaat van de door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] voortgezette onderneming komt ná ontbinding van de huwelijksgemeenschap op 17 november 2016 voor zijn rekening en risico.
activaen de
passivavan de eenmanszaak zijn. De jaarrekening van 2016 is door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] als productie 6 (conclusie van antwoord) in het geding gebracht. Uit die jaarrekening leidt de rechtbank af dat er per
31 december 2016de volgende activa en passiva waren:
peildatum voor de waarderingvan deze activa. In het kader van “de waardering van de onderneming”, waarvoor geen ruimte is omdat de eenmanszaak geen goed is, dienen partijen zich hierover uit te laten. De rechtbank geeft partijen in overweging om aansluiting te zoeken bij hetgeen in de jaarrekening is vermeld (dat wil zeggen 31 december 2016). De rechtbank zal partijen, gelet op het toetsingskader, de gelegenheid geven zich er over uit te laten of (iii) van 31 december 2016 als peildatum uitgegaan kan worden. Zo niet, dan dienen partijen stukken in het geding te brengen waaruit blijkt wat de waarde van de activa en de hoogte van de schulden op 17 november 2016 is.
de activavan de onderneming aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] kunnen worden toebedeeld en dat hij de schulden (
de passiva) van de onderneming voor zijn rekening zal nemen.
€ 4.749,00 moet vergoeden. De rechtbank zal partijen tot slot de gelegenheid geven zich er over uit te laten of (iv) zij de uitkomst van deze rekensom, uitgaande van 31 december 2016 als peildatum voor de activa en het saldo van de passiva, onderschrijven.
5.De beslissing
22 juli 2020uit te laten over de onderdelen vermeld in rov. 4.18. toe en met 4.21.,
22 juli 2020:
- over te leggen betalingsbewijzen waaruit blijkt dat hij de in rov. 4.32 genoemde premies van december 2016 tot en met april 2018 heeft voldaan;
- zich gemotiveerd en met stukken onderbouwd uit te laten over hetgeen in rov. 4.35. staat,