Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 20 maart 2018
[de man] ,
[de vrouw] ,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
- de restschuld van de hypothecaire geldlening bij de Rabobank van € 28.440,02
- de schuld onder rekeningnummer [volgt nummer] bij de Rabobank van € 2.327,14
- de schuld bij kredietmaatschappij [volgt naam] van € 20.951,98
- primair de vorderingen van de man af te wijzen
- subsidiair voor zover het hof komt tot het oordeel dat de drie schulden wel voor een deel voor rekening van de vrouw komen de verdeling van de boedel vast te stellen zoals door de vrouw omschreven althans op een wijze die door het hof in goede justitie zal vermenen te behoren.
Absolute competentie
1 januari 2002 bepaalde artikel 126 lid 12 dat de rechtbank de bevoegde rechter was ter zake van een verdeling. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt niet dat de wetgever deze absolute bevoegdheid heeft willen wijzigen. In de memorie van toelichting op de Aanpassingswet wordt vermeld, dat na de bestuurlijke overbrenging van de kantongerechten in de rechtbank het takenpakket van de kantonrechter gehandhaafd blijft (Parl. Gesch. Burg. Procesrecht, p. 258). Op grond van artikel 42 Wet op de rechterlijke organisatie (RO.) nemen de rechtbanken in eerste aanleg kennis van alle burgerlijke zaken, behoudens bij de wet bepaalde uitzonderingen. Waar het de absolute bevoegdheid van de kantonrechter betreft, geeft artikel 93 Rv een aantal uitzonderingen op de hoofdregel van artikel 42 RO. Deze uitzonderingen omvatten geen verdelingszaken. Onder vorderingen als bedoeld in artikel 93 Rv letter a worden geldvorderingen verstaan (MvT, Kamerstukken II 1999-2000, 26 855, nr. 3, p. 192). Onder de vordering als bedoeld in letter b van artikel 93 Rv moet ook een geldvordering worden verstaan. Ook aan de andere in artikel 93 Rv omschreven uitzonderingen kan de kantonrechter in verdelingszaken geen bevoegdheid ontlenen. Ten aanzien van de onderhavige vorderingen ter zake verdeling is dan ook de rechtbank bevoegd. De kantonrechter was naar het oordeel van het hof niet bevoegd de zaak te behandelen en hierover te oordelen.