ECLI:NL:RBLIM:2020:2728
Rechtbank Limburg
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen dwangbevel en aanmaning in belastingzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 7 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, wonend te [woonplaats], en de invorderingsambtenaar van de gemeente Maastricht. De eiser had bezwaar gemaakt tegen de aan hem in rekening gebrachte vervolgingskosten in verband met een dwangbevel dat op 2 april 2019 was betekend. Het bestreden besluit van 28 november 2019 verklaarde het bezwaar van de eiser ongegrond. De eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij werd bijgestaan door mr. J. van Gemert, een rechtsbijstandverlener uit Nijmegen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de door verweerder overgelegde stukken onvoldoende zijn om de verzending van de aanmaning aannemelijk te maken. De rechtbank overweegt dat, hoewel de aanmaning mogelijk behoort tot een aantal poststukken die op 1 maart 2019 zijn aangeboden voor verzending, er geen bewijs is dat deze aanmaning daadwerkelijk is verzonden. De rechtbank wijst op de noodzaak van een deugdelijke verzendadministratie, vooral omdat de aanmaning niet aangetekend is verzonden.
De rechtbank concludeert dat er geen geldige aanmaning is verzonden, waardoor het dwangbevel niet rechtsgeldig is. Het beroep van de eiser wordt gegrond verklaard, het bestreden besluit wordt vernietigd en het dwangbevel wordt herroepen. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van de eiser, vastgesteld op € 525,00. Deze uitspraak is gedaan in het kader van de Algemene wet bestuursrecht en de Invorderingswet 1990.