Op 5 maart 2020 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een bodemzaak betreffende een beroep van eisers tegen de niet-ontvankelijk verklaring van hun bezwaar tegen ontheffingen verleend op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) voor de oprichting van een windturbinepark in de omgeving van hun woning. Eisers, die op ongeveer 1900 meter van het geplande windturbinepark wonen, stelden dat de ontheffingen een negatieve ruimtelijke uitstraling op hun woon- en leefomgeving zouden hebben, met name voor de bescherming van de blauwe kiekendief, een zeldzame vogelsoort. De rechtbank oordeelde echter dat het gebruik van de verleende ontheffingen geen zodanige invloed op de woon- en leefomgeving van eisers heeft dat zij als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt. De rechtbank baseerde haar oordeel op de afstand tot het windturbinepark en de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die stelt dat een subjectief gevoel van betrokkenheid niet voldoende is voor het aannemen van belanghebbendheid. De rechtbank verklaarde het beroep van eisers ongegrond en wees op het feit dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.